0 camers1e22






Terug naar index

Ons Camers và Rhetorike


1

Een woordje van onze voorzitter

“Het kan verkeren zei Bredero” !

Hoe dikwijls hebben wij dit “verkeren” al moeten ondervinden in ons dagdagelijks doen en laten. In de ontelbare dingen die op ons afkomen en ons beroeps-en privéleven beïnvloeden en als een pletwals over ons heen rollen.

Bij ons ééndaags congres te Gent waren we nog enthousiast en “Hoopvol” Goed weer, veel deelnemers en het coronavirus hadden wij voor een groot deel overwonnen door de vaccinaties en onze burgerlijke gehoorzaamheid en het strikt opvolgen van de geldende regels. De toekomst lachte ons toe.

Maar nauwelijks één maand later kwam er een tsunami virussen op ons af welke een vierde en vijfde torenhoge golf deed ontstaan met veel bijkomende schade voor onze culturele activiteiten.

Wij gingen door het Griekse alfabet in sneltreinvaart ......Alpha ,Beta , Delta ,geen fonetische Xi ,om de Chinezen niet voor het hoofd te stoten maar Omikron .

De virologen doken in hun statistische gegevens en tekenden curve na curve uit, steeds maar hoger. Het leek wel of wij aan het kijken waren naar de “Tour de France” die net de Alpen had verlaten en de Pyreneeën in dook.

Andermaal moest onze samenleving eraan geloven. Nederland ging op slot, Vlaanderen volgde met iets zachtere maatregelen. De diverse lobbygroepen slepen hun messen.

De besluitvorming van het overlegcomité in Vlaanderen was niet vies om anomalieën in hun regels in te bouwen. Zo mochten wij optreden voor 200 toeschouwers, maar mochten binnen niet repeteren, enkel de frisse buitenlucht was toegestaan als repetitieruimte. Deze regel was voor theater, zangkoren en fanfares of harmonieën. Absurditeit dus ten top. 2

Cultuur werd weer als één der eerste sectoren lam gelegd en geslachtofferd. Weer moesten theaterproducties geannuleerd worden of doorgeschoven naar een later tijdstip.

Vergaderingen van de Raad van bestuur van het rederijkersverbond moesten terug via het digitale platvorm verlopen.

En toen onze Nederlandse vrienden bij de wisseling van oud naar nieuw onze economie een hart onder de riem kwamen steken, zagen de Nederlandse winkeliers en - horeca dit met lede ogen en opgekropte woede aan.

In Vlaanderen kunnen wij sinds eind Januari via een heuse coronabarometer de hoge en lage druk van het virus meten.

Maar laten wij ons pessimisme even achterwege laten en vooruit blikken naar de toekomst.

Samen met het ontluiken van de planten en bloemen, de knoppen aan de bomen die barensrijp zijn, het tot leven komen van onze tuinen, de temperaturen die weer wat milder worden en het virus minder kans op bokkensprongen maken geven.

De voorbereidingen van het veelbelovende tweedaags congres te Aalst komen op kruissnelheid. Zelfs de voorbereidingen voor het congres in 2023 te Haarlem wordt reeds in de startblokken gezet.

Op 15 oktober hebben wij dan de academische zitting in het Brusselse stadhuis ter gelegenheid van 150 jaar de rederijkerskamer Noordstar & De Lelie .

Op 19 november volgt dan de toewijzing van een rederijkerskamertitel aan de Tiense vereniging Trac Theater .

Dit zijn de vitaminen die we nodig hebben in deze aartsmoeilijke tijden en die zeer belangrijk zijn voor onze geestelijke voeding zoals boterhammen dit zijn voor ons lichamelijk welzijn.

Laat 2022 weer een jaar zijn waarop cultuur met een grote “C” mag geschreven worden.

Johan De Rijck, verbondsvoorzitter

3

HERINSTELLING VAN REDERIJKERSKAMERS

Menige rederijker, aangesloten bij het verbond, zal zich herinneren dat in 2017 de rederijkerscultuur in Vlaanderen erkend werd als immaterieel cultureel erfgoed. En dit nadat de raad van bestuur hier twee jaar aan gewerkt had. Nochtans waren de vragen die moesten beantwoord worden vrij simpel : Wie? Wat? Waar? En Hoe?

Maar zoals het steeds gaat met het logge overheidsapparaat is de administratie belangrijker dan het doel zelf. Het zou spijtig zijn mochten instellingen die sinds 1440 reeds bestaan en drie landen omvatten hiervoor niet in aanmerking komen.

In Nederland heeft de hoofdman van Moyses Bosch reeds enkele pogingen ondernomen om hetzelfde te realiseren als in Vlaanderen. Momenteel heeft de heer Pieter Biesboer van de kamer Trou moet Blycken zich verbonden om hier zijn spreekwoordelijke schouders onder te zetten. Het is belangrijk dat het in Nederland ook op de lijst van te koesteren erfgoed zou komen ,gezien wij de titel voeren van “Internationaal rederijkersverbond Vlaanderen-Nederland” . Anders zit je met een vereniging met twee verschillende stromingen .

Tweejaarlijks moeten wij onze activiteiten van borging( conservering ) kenbaar maken op een cultureel platvorm. Borging of conservering van ons erfgoed is héél belangrij. Momenteel zouden er van de ooit 2240 bestaande kamers in Frankrijk, Vlaanderen en Nederland nog 76 actief zijn.

Dus moeten wij werken om onze basis te verbreden voor de toekomst om de tand des tijds te kunnen trotseren. Een belangrijke stap hiervoor is het zoeken, contacteren en informeren van verenigingen in Nederland en Vlaanderen die graag in het rederijkersverhaal zouden stappen. De verenigingen die wij zoeken moeten een serieuze werking en structuur hebben.

Mooi zou het ook zijn mochten wij ook de blinde vlek die “Zeeland “ heet, terug kunnen inkleuren met de her-instelling van enkele kamers .

Maar uiteraard mogen deze ook uit gans Vlaanderen of Nederland komen.

En daar rekenen wij op jullie allen, die dit artikel lezen, om uit te kijken naar verenigingen die het een eer zouden vinden om in de adelstand van het rederijkersgebeuren te worden verheven.

Jullie kunnen steeds met ons secretariaat of met mij contact opnemen om gegevens van verenigingen en contactpersonen door te geven.

Dank voor jullie medewerking! Lang leve de rederijkerscultuur !

Johan De Rijck

4

I N H O U D S O P G A V E

1. Een woordje van onze voorzitter
2. Her-instelling van Rederijkerskamers
3. Inhoudsopgave
Waar dit nummer over gaat
5. Kamernieuws
- van KTV De Noordstar/De Lelie
- van De Suygelinghen van Polus
- van De Waag, Liedekerke
- van Rederijkers Zeeland
- van Rederijkerskamer Sint-Pieter Vreugd en Deugd
- van De Catharinisten
14. In de Schijnwerpers
Rederijkerskamer I.O.V.I.V.A.T. , Garnwerd
15. Verzentaal
17. Het 38e Internationaal Rederijkerscongres te Aalst
22. Van Dirk Coigneau

WAAR DIT NUMMER OVER GAAT...

Natuurlijk gaat het over het aanstaande congres in Aalst en is er een boeiende bijdrage van Dirk Coigneau. En in het Noord-Groningse Garnwerd wordt bijzondere interactieve toneelvoorstelling georganiseerd op een juweel van een locatie.

Uw redacteur wil er nog eens met klem op wijzen dat kopij in Word moet worden aangeleverd, want een pdf-file kan hij niet verwerken, hooguit er een plaatje van maken. Aanleveren in het lettertype Garamond zou ook een hoop werk schelen.

Voor het overige: veel leesplezier!

5

KAMERNIEUWS


6

Koninklijke Rederijkerskamer “ Onder Ons- De Suyghelingen van Polus”

GELUKKIG WEZEN

Geluk,
het houdt van mensen,
die ongedwongen delen willen,
op je levenspad kom je het wel eens tegen,
je proeft en ondergaat het even,
het voelt als honger stillen,
paait je gemoed en pept je zinnen.

Geluk,

je ziet het in lachende ogen,
het wordt in de mond geboren,
met lieve woorden.

Geluk,

het valt uit de lucht als regen,
een natte kus, met z’n tweeën,
samen een traan vegen,
zeg maar ... strelen
en gelukkig wezen.

Wat gestoei in het groen,
kijk ... een vlijtige vlinder,
flirtend met het hart van een bloem,
je voelt de magie van kleine dingen,
en wat die met een mens kunnen doen.

Geluk,

het sluipt in je ziel naar binnen
en ontwaakt spontaan,
bij het beminnen,
gelukkig maar !

Hendrik De Sutter

7

Rederijkerskamer De Waag, Liedekerke

DE LAATSTE KANS

“Een rollercoaster aan hilarische confrontaties en komische verwikkelingen”

We maken kennis met het koppel Rudi en Mia. Gelukkig? Niet echt. Als ‘laatste kans’ om hun huwelijk te redden, nemen ze contact op met een relatietherapeut. Wanneer een oude schoolkameraad van Rudi, een zelfuitgeroepen acteur, aanbelt, wordt hij verkeerd aangenomen voor relatietherapeut. Als dan ook Rudi’s minnares en de échte relatietherapeut op het toneel verschijnen, gaan de poppen pas echt aan het dansen. Een wervelende deurenkomedie! De Waag programmeerde de productie reeds in april 2020, maar moest deze te midden van het repetitieproces stopzetten omwille van de coronacrisis. Twee jaar na datum is het eindelijk zover, een ‘latere laatste kans’ zeg maar ...

Auteur: Jeroen Maes Regie: Erwin Van Herreweghe
Donderdag 21 april 2022
Vrijdag 22 april 2022
Zaterdag 23 april 2022
Zondag 24 april 2022
GC Warande - Opperstraat 31, 1770 Liedekerke - 20.00 uur/ 15.00 uur (zondag)
Ticketprijs: € 10
Reservatie Verplicht
  • Mail: dewaag@hotmail.com (doorlopend vanaf februari 2022, gelieve bij reservatie eveneens vermelding te maken van uw naam, telefoonnummer, mailadres en of u reeds beschikt over tickets),
  • Telefonisch: 0480/68 01 83 (vanaf maandag 4 april 2022, geen reservaties op speeldagen, zondagen en het Paasweekend)
  • Online: Koop tickets en reserveer uw zitplaats online via www.liedekerke.be/vrije-tijd/uitin1770-seizoensprogrammatie-21-22

8

Rederijkers Zeeland

Prealabel:
Duidelijk zal zijn dat we met deze koptekst het algemene verhaal over de rederijks in Zeeland willen vertellen zonder dat het persé gekoppeld is aan bestaande rederijkerskamers.
De rederijkerskamers in het huidige Nederland treden maar op beperkte schaal buiten hun eigen werkingsgebied en op basis van hun zichtbaarheid buiten die kring, zou -gerangschikt naar provincie- Nederland slechts bestaan uit de provincies Groningen, Noord Holland, Utrecht en Noord Brabant.
Dit is beslist een vertekend beeld, zeker vanuit historisch perspectief, maar ook afgaande op de actualiteit.
Zo valt er over de Rederijkers in Zeeland veel te vertellen. De komende tijd zal in het kader van de rubriek Kamernieuws daarom het nodige vertelt gaan worden. De berichten worden overgenomen van de website rederijkerszeeland.wordpress.com
1440 Gent
Tijdens de blijde inkomst van Philips van Bourgondië in Brugge op 11 december 1440 waren er langs de straten van de route tal van togen (tableaux vivants) opgesteld. Over een ervan is het volgende geschreven: “Item daer naer theynden sheer zeghers strate so was den boom van yesse. Te wetene een persoon liggende te bedde, ende huyt hem spruytende eenen groten boom vp elcken tack sittende een cleen kindekin in witte ghecleet ende met een crone vp thooft, ende Maria inden middel, soe elck dat wel verstaet, ende daer voren stont. Dits dye roede van yesse.”
Nicolaas Cornelis Lambrechtsen van Ritthem citeert het bovenstaande in zijn geschiedenis van de Middelburgse rederijkerskamer uit de Excellente Chronijcke van Vlaenderen vanwege de voorstelling van de Boom van Jesse. Bladzijden lang probeert hij in verband hiermee de lezer te overtuigen dat de Middelburgse rederijkers zeer waarschijnlijk de feestelijkheden in Brugge hebben bijgewoond. Feiten levert hij echter niet en die blijken evenmin uit de beschrijving in de Excellente Chronijcke. ________________________________
Bron 01: Lambrechtsen van Ritthem, N.C., ‘Beknopte Geschiedenis van de Middelburgsche Rethorijkkamer Het Bloemken Jesse’. In: Verhandelingen van de Maatschapij der Nederlandsche Letterkunde te Leyden, derde deel, eerste stuk, Leiden 1819, p. 133. Bron 02: Dits die Excellente Chronijcke van Vlaenderen. Beghinnende van Liederick Buck den eersten forestier tot den laetsten, die door haar Vrome feyten, namaels Grauen van Vlaenderen gemaect Worden [...]. Willem Vorsterman, Antwerpen 1531, folio Cvij recto (107r). 9
1515 Middelburg
De Middelburgse kamer was betrokken bij de inhuldiging van de 15-jarige Prins Karel van Oostenrijk (Karel V), daer groote geneuchte bedreven werd van Batement-spelen en langs de route van Karel stonden tableaux vivants (stellagies) opgesteld met bijbelse voorstellingen.
Bron: Lambrechtsen van Ritthem, N.C., ‘Beknopte Geschiedenis van de Middelburgsche Rethorijkkamer Het Bloemken Jesse’. In: Verhandelingen van de Maatschapij der Nederlandsche Letterkunde te Leyden, derde deel, eerste stuk, Leiden 1819, pp. 145-146.
2021 Middelburg
Het Zeeuws Archief heeft een begin gemaakt met de voorbereiding voor het conserveren en digitaliseren van de archieven van negen Zeeuwse families. Het gaat om de families de Huybert, Schorer, Mathias Pous – Tak van Poortvliet, van Doorn, Spoors en Sprenger, A.A. Brown, Mauritz en familie Clijver. Klik hier voor meer informatie.
2021 Gent en Middelburg
Het project 'Onderzoek Rederijkers Zeeland' trekt langzamerhand steeds meer de aandacht.
Bij de zuiderburen geldt dat voor het Verbond van de kamers van Rhetorica Vlaanderen-Nederland. Op haar website kan men lezen wat de doelstellingen zijn.
Sinds kort publiceert het verbond in zijn kwartaalblad Ons Camers và Rhetorike (met instemming) onze blogs.
Op zaterdag 9 oktober 2021 was er een Internationaal Rederijkerscongres in Gent.
Hieronder volgt het verslag van een van de programmaonderdelen.
"Professor Dirk Coigneau, kenner van oud-Nederlands en rederijkerstaal bij uitstek, gaf een korte inleiding op de komende voordracht over de rederijkerscultuur in het Vlaams-Nederlandse overgangsgebied.
Professor Dr A. van Dixhoorn gaf hierna zijn lezing over de Rederijkerscultuur in de Noordelijke Schelderegio. Het werd een uitgebreid overzicht van de opkomst, verspreiding, uitingsvormen en maatschappelijke positie van de rederijkers. De nadruk lag op de rederijkerskamers in Zeeland. Sinds jaren houdt het Roosevelt College in Middelburg zich bezig met studie op dit gebied. Het gaat daarbij om beschavingsonderzoek en literair historisch onderzoek.
De eerste Kamers kwamen in de eerste helft van de 15e eeuw voort uit gezelschappen of broederschappen in de huiselijke of kerkelijke sfeer. Zo dateert De Fonteine in Gent uit 1448. De kernbegrippen waren deugd, konst, geest en eerbaarheid. De zeven “fraie konsten en wetenschappen” maakten deel uit van een bredere kenniscultuur.
Er was een streven naar perfectie van het menselijk kunnen. Geloof en moraliteit namen een belangrijke plaats in. Maar de “edele konsten der Rhetorica” vinden we steeds als kerngegeven terug. Het gaat om dichtwerken, zinnespelen, later ook wel kluchten als intermezzo. Dit alles als kunstuiting, maar toch ook ten dienste van volk en stad. Er waren ook relaties of zelfs overlappingen met gilden.
De “konstencultuur” kende in de loop der tijden een aantal omwentelingen. Omstreeks 1450 van geestelijke naar rederijkerscultuur, 1550 van centraal naar meer marginaal,
1750 geleidelijke verdwijning.
In het kader van de verlichting ontstonden meer filosofische en wetenschappelijke gezelschappen.
Al deze aspecten werden belicht uit de invalshoek van verschillende Kamers in het Scheldegebied. Dat waren in Vlaanderen Gent, Brugge, Antwerpen en in Zeeland Hulst, Kapelle, Middelburg en Veere. Een voorbeeld hieruit was de betrokkenheid van vrouwen die vooral bij de Violieren in Antwerpen tot uiting kwam. Het werd geprofileerd in het mirakelspel Mariken van Nimwegen, met een kern en eerste druk in Antwerpen. Waarachtig werden soms vrouwen toegelaten in het Sint-Lucas Gilde. Ook de strijd tussen land en water hield op ander gebied de stad bezig. De Kamer van Veere was lange tijd actief en vernieuwend. De “const van de geest” en zintuigelijke waarneming maakten opgang. Blijkbaar ook de libertijnse inslag die op last van stadhouder Willem III in 1676 leidde tot sluiting van de kamer. Overigens volgde na enige tijd eerherstel.
Een eeuw later zou de tijdgeest voor Veere en bijna alle andere rederijkerskamers alsnog toeslaan."
2021 Middelburg


Ook de contacten met het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen zijn groeiende. Onlangs maakte het bekend met een nieuw logo te gaan werken. Net als bij het oude zijn de zeven muzen en Minerva erin verwerkt.

Geplaatst door Jan van Loo op 17 december 2021.

11

Rederijkerskamer Sint-Pieter Vreugd en Deugd

speelt...
Shakers

Amusementstheaterstuk van John Godber in een regie van Marc Houtekier
Waar

Koetshuis
Abdijpark
Geraardsbergen
Wanneer

Vrijdag 18 maart 2022 om 20:30 u.
Zaterdag 19 maart 2022 om 20:00 u.
Zondag 20 maart 2022 om 16:00 u.
Maandag 21 maart 2022 om 20:30 u.


Kaarten
Volwassenen € 12
Kinderen tot 12 jaar € 6
Inclusief welkomstdrankje
Wegens beperkt aantal zitplaatsen is reservatie verplicht en mogelijk via
Samenvatting
Shakers is de naam van een bar waar vier diensters werken. Een trendy bar waar de meisjes hard moeten werken, constant met de glimlach en liefst nog sexy ook. De onderwerpen waarover ze praten variëren van zwanger zijn, de pil, de indrukken over de klanten en natuurlijk hopen roddels. Het is een aaneenschakeling van anekdotes, sketches, verhalen over de vier zelf, maar ook over hun klanten.

De Rode Knop


Psychologische thriller van Benny Braem in een regie van Yves De Lathauwer
Waar

Arjaantheater
Zonnebloemstraat 5-7
Geraardsbergen

Wanneer

Donderdag 16 juni 2022 om 20:30 u.
Vrijdag 17 juni 2022 om 20:30 u.
Zaterdag 18 juni 2022 om 20:00 u.
Zondag 19 juni 2022 om 15:00 u.

Kaarten

Volwassenen € 12
Kinderen tot 12 jaar € 6
Verkrijgbaar via

Samenvatting
Een groep arriveert op een onbewoond eiland. Allen zijn ze ingegaan op de uitnodiging om daar het avontuur van hun leven te beleven. Wat dit precies inhoudt weet niemand. Maar dit vormt voor hen juist de uitdaging. Stilaan leren ze elkaar kennen en ontdekken ze wat die unieke uitdaging inhoudt. Wat begon als een onbezorgde vakantie, verandert al snel in een mysterieus raadsel.


Koninklijke Aloude Rederijkerskamer De Catharinisten

Vooruitzichtstraat 1 a 9300 Aalst Aalst, 12 februari 2022 Geachte heer voorzitter,deken,hoofdman,
De festiviteiten rond het 600 jarig bestaan (geplaagd en uitgesteld door corona) van onze rederijkerskamer behelst niet alleen het organiseren van een rederijkerscongres en andere activiteiten hieraan verbonden, maar ook een tentoonstelling, georganiseerd door de stad Aalst in samenwerking met onze Kamer, in het stedelijk museum ‘t Gasthuys.
Deze tentoonstelling zal doorgaan van half april 2022 tot half juni 2022 en dus ook toegankelijk zijn tijdens het congres.
De tentoonstelling op zich zal uit 2 delen be staan en opgesteld worden in 2 zalen van het museum.
De eerste zaal zal het ontstaan en de geschiedenis weergeven van de rederijkerij in het algemeen, in Vlaanderen en Nederland.
De andere zaal zal de geschiedenis van onze Kamer door de eeuwen heen weergeven.
De conservator van het museum is derhalve op zoek naar waardevolle stukken (documenten, rekwisieten, attributen).
In overleg met Johan De Rijck, voorzitter van het Verbond, sturen wij u deze mail met vraag om samenwerking. Hoe gaan we te werk?
Bezorg ons zo vlug mogelijk (graag voor 25 februari) foto’s van het mogelijks uit te lenen stuk(ken), zo kunnen we ons een beeld vormen.
Foto’s kan u mailen naar vicky.dewolf@hotmail.com.

De conservator zal een keuze maken.
Hij zal met u contact nemen voor de nodige afspraken omtrent vervoer en aanlevering.
Het museum is verantwoordelijk, heeft de nodige kennis en is verzekerd voor de door u uitgeleende stukken.
De rederijkerij is erkend als immaterieel erfgoed in Vlaanderen. In Nederland is het aanvraag dossier te rzake van het verbond nog in voorbereiding/behandeling. Daarom kan ook deze tentoonstelling opgegeven worden als borging en element om met het dossier te beantwoorden aan de nodige kwaliteitseisen voor het verkrijgen van een blijvende erkenning.
Wij hopen dus op uw steun en samenwerking om deze tentoonstelling de nodige uitstraling te verlenen.

Amor Vincit

Guido De Cock
Deken van de Kamer 0032 477 514925 decockguido@telenet.be
Johan De Rijck Voorzitter van het Verbond
Erik De Smet Euverdeken van de Kamer bestuurslid verbond
Vicky De Wolf Bestuurslid van de Kamer Coördinator werkgroep ‘Tentoonstelling’
0032 485 792491 - vicky.dewolf@hotmail.com


Aloude Rederijkerskamer de Catharinisten
Vooruitzichtraat 1a 9300 Aalst
www.catharinisten.be , info@catharinisten.be


14

I N D E S C H I J N W E R P E R S REDERIJKERSKAMER I.O.V.I.V.A.T. GARNWERD

Rederijkerskamer Iovivat uit Garnwerd speelt een “Whodunnit” met het publiek. The murder of Roger Ackroyd van Agathe Christie

Iovivat werd op 9 maart 1899 opgericht en is een hoogkwalitatieve toneelvereniging.

Het stuk dat gespeeld wordt, telt 20 personages van 18-70 jaar en... het wordt een interactieve voorstelling:

  1. Bij aanvang van de voorstelling, wordt een deel van het einde van het verhaal getoond: de verdachten zijn door de politie-inspecteur uitgenodigd. Poirot doet verslag van zijn moordonderzoek. Alle genodigden zijn verdacht en hebben een duidelijk motief. Vóór de inspecteur zijn definitieve oordeel velt, eindigt de scène. Het publiek heeft dus enige informatie voorgeschoteld gekregen en met deze voorkennis gaan ze in vijf kleinere groepen uiteen en volgen een afgebakende wandelroute. In een (eerste) wandeling over het terrein krijgen ze vijf verschillende scènes op vijf verschillende locaties te zien. (De publiek rouleert, elke scène wordt dus vijf maal gespeeld.) Ieder neemt een eigen klapstoeltje mee tijdens de wandeling, zodat ze kunnen gaan zitten bij de diverse spellocaties op het terrein. De lengte van de afzonderlijke scènes bedraagt ongeveer 10 minuten. Dus de eerste wandeling duurt een ruime 60 minuten.
  2. Na deze eerste ronde komt het publiek bij elkaar en is er een pauze in de sfeer van een ‘English Fair’. De personages uit de keuken zijn ook aanwezig en het spel gaat door. Voor het publiek is er de mogelijkheid om met hun in dialoog te gaan en informatie in te winnen over ‘whodunnit’.
  3. Na de pauze volgt een tweede vergelijkbare ronde door de tuin langs de speellocaties en ontspint zich het vervolg van het moordverhaal.
  4. Het publiek heeft bij aanvang een kaartje gekregen waar zij hun naam hebben geschreven. Ze kunnen daar nu de naam invullen van degene die volgens hun de moord heeft gepleegd. De kaartjes worden verzameld.
  5. Vervolgens wordt de laatste scène, die bij aanvang reeds was ingezet, uitgespeeld en wordt de voorstelling afgerond.
De locatie is uitermate bijzonder:
’t Waarhuis in Aduarderzijl
Regie: Hiepie Hoogeveen
Contact: Nynke Veenstra, info@iovivat.info
www.iovivat.info
Het stuk wordt 8 keer opgevoerd:
op 17/18/19/24/25/26 juni 2022

15


V

E

R

Z

E

N

T

A

A

L

MAANDZANG TER ERE VAN ANNA BIJNS

Winter was het, ijzig, kaal,
Winter was het, ijzig, kaal,
eenzaam bij cv en schermen,
zoenen moest je digitaal
en daarbuiten liepen zwermen,
megafoon en spandoek dragend,
tegen ratio te protesteren,
versoepelingen vragend.

Hoe je het ook wendt of keert,
welke kant je ook op gaat,
wie niet van het leven leert,
weet niet waar zij morgen staat.

De zomer kwam, men ging op reis,
en in de rederijkerskamer
zwaaide de Deken als vanouds
vrolijk met de houten hamer.
Eindelijk als club bijeen,
ten lange leste kwam het goed.
Het leek weer even als voorheen.
Het was als balsem voor het gemoed.

Hoe je het ook wendt of keert,
welke kant je ook op gaat,
wie niet van het leven leert,
weet niet waar hij morgen staat.

Na een tijd van welbehagen
kwam het leed met woeste vlagen.
Mensen kregen al migraine
van het idee van quarantaine
en de zaal waar wij nu zijn
werd een onbereikbaar oord,
Geen ode, limerick, refrein,
niets meer werd van ons gehoord.

Hoe je het ook wendt of keert,
welke kant je ook op gaat,
wie niet van het leven leert,
weet niet waar je morgen staat.

16
Wij zijn echter in de geest
Wij zijn echter in de geest
toch wel bij elkaar geweest
en hebben aan elkaar gedacht
maar vooral toch ook gewacht
op het echte samenzijn,
want dát is zoals het hoort.
En het ligt dus in de lijn
dat het rederijkerswoord
niet meer in de kiem gesmoord
maar voluit en ongestoord
in het Begijnhof wordt gehoord.

Hoe je het ook wendt of keert,
welke kant je ook op gaat,
wie niet van het leven leert,
weet niet waar wie morgen staat.

Laat het nu ons streven zijn,
in de geest van dit refrein,
om het hoogste woord te voeren,
met klank en kletspraat te jongleren,
geen van ons de mond te snoeren,
elkander uiterst te waarderen.
Laten wij de pot verteren,
stevig blijven ouwehoeren,
in deze zaal of in een dranklokaal,
waar dan ook, steeds amicaal.
Want laat ik jullie dit vertelle
in lief en leed zijn wij gezellen.
Ieder spreekt zijn eigen taal,
wij allen hebben ons verhaal,
en nimmer zal het ons vervelen
dat met anderen te delen.

Hoe je het ook wendt of keert,
Hoe je het ook wendt of keert,
waarheen de Kamer ook zal gaan,
dat het Turfschip blijft bestaan,
zelfs geen nar die het tegendeel beweert.

Factor Herman, februari 2022

Het 38e Internationale Rederijkerscongres in Aalst


18


19


Belangrijke links:

1. https://vimeopro.com/videoroyal/decatharinistenrederijkersweekend
2. https://issuu.com/catharinisten/docs/katrienennieuws_jubileum_digitaal_2021_def

Behulpzame QR-codes: zie op de afbeelding hierboven.
20


21
22

VAN DIRK COIGNEAU

Retoricale kleengedichtjes (12)

Ons vreucht was weerd tien duysent pondt,
Noyt spel van meerder weerden:
Wij laghen tsamen mondt aen mondt,
Soo naer als tghers der eerden [zo dicht bijeen als het gras bij de aarde].
Ick sach dat soete struycskin
En zij bekeek mijn veelkin [‘vedeltje’].
Doen clam [klom] ick op haer buyckskin
En zij ontfinck mijn steelkin.
Wij speelden d’ oude speelkin
Ghelijck ons vader plach.
Mij docht dat ick in roode rooskins lach.

Deze vierde strofe van lied 25 uit de Diversche Liedekens van ‘priester’ Matthijs de Castelein (ca. 1487-1550) moge duidelijk maken hoe ongedwongen rederijkers in de vijftiende, zestiende eeuw met seksscènes om konden gaan.

Een voorbeeld uit de vijftiende eeuw is het refrein van Anthonis de Roovere (ca. 1430-1482) waarin het samenspel van een ‘joncwijveken’ met een ‘rutere’ in termen van ‘wijntappen’ beschreven wordt.

De jongen moet haar ‘maetken’ of ‘cruycxken’ met wijn uit zijn vaatje vullen. Tot vier keer toe spreekt zij de stokregel ‘Gheen maetken vol voort overloopt’ uit.

We vinden dus ook hier het wel vaker in dit soort teksten voorkomende motief van de ‘vrouwelijke onverzadigbaarheid’.

Het gebeuren wordt er in het refrein van strofe naar strofe door voortgestuwd in een dynamiek die in de andere verzen onder meer op een consequent gebruik van het binnenrijm drijft.

Dit rijm zorgt immers niet alleen voor een leuk muziekje maar ook voor een suggestief bij de verbeelde activiteit passend ritme. Hier volgen enkele verzen uit de derde strofe:

Hij lutste [schudde], hij clutste noch wat aent bommeken [‘bom’: spon, hier voor ‘pik, penis’],
Sij crevelde [kronkelde ], hij stevelde [rechtte zich], sij speelden mommeken [hun spelletje].
Hij greepse, doen peepse [piepte ze], recht als een gans,
Int donckere den jonckere wijsde zij [leidde ze de ‘jonker’ naar] tblommeken.
Hij dancktese, doen janctese rechts als een stommeken [maakte ze geluid zonder woorden].
Hij swichte [stopte even], sij lichte tvat stappans [maakte het vat meteen lichter]:
Hij duchte [schrok terug], sij suchte en sprack: ‘Och Hans [Janneman],
Al leket [druppelt het], versteket doch nederwaert,
Ghij sullet ghevullet noch vinden bijcans
Mijn cruycxken, mijn buycxken den wijn niet en spaert’.

23
In het lied gaat het om een vrijage met een nieuwe ‘vriendinne’, in het refrein om een toevallig en waarschijnlijk eenmalig treffen. Aangezien er geen sprake is van gedupeerde echtgenoten zullen we in beide gevallen ‘gewoon’ met seks tussen ongehuwden te maken hebben. Volgens de traditionele zondenleer zoals die via didactische traktaten en biechtboekjes werd verspreid, kon het hier vertoonde gedrag dan ook als ‘fornicatio simplex’, ‘gewone onkuisheid’, worden beschouwd. Een vorm van de hoofdzonde ‘luxuria’ was het dus, maar daar lijken de auteurs van dit soort speelse en komisch bedoelde teksten zich geen zorgen over te maken. Anderen deden dat duidelijk wel, zoals de Leuvense theoloog Godschalc Rosemondt die in zijn populaire Boecxken vander Biechten (1517) het lustig, zichzelf opgeilend zingen van ‘vleeschelike onsuver liedekens’ en het met grote ‘genoechte’ aanhoren van zulke liedjes en refreinen op zichzelf al als onkuis bestempelde. Maar ook een ‘moderne’ pedagoog als Erasmus deed zijn duit in het zakje en zoals het een humanist betaamde, ging hij daarbij ‘ad fontes’. Zo wond hij zich in de inleiding tot zijn Institutio Christiani matrimonii (1525) nogal op over meisjes (!) die obscene liedjes leerden waarin verderfelijke onderwerpen zoals het slapen met een minnaar, een man bedrogen door zijn vrouw of een dochter die haar ouders te slim af is met een vrijer werden voorgesteld alsof het goede handelingen waren. Door middel van metaforen en allegorieën werd daarbij zo’n obscene taal gebruikt dat de Schande zelf niet schandelijker zou kunnen spreken. Die kwalijke gewoonte, vond hij dan ook, zou beter bij de wortel worden aangepakt door de auteurs en uitgevers van deze teksten bij wet met zweepslagen te laten bestraffen. Met vele anderen dachten De Roovere en De Castelein daar kennelijk anders over. Zo ook Eduard de Dene, al ligt de zaak in zijn Testament Rhetoricael iets complexer.

Toen De Dene, zelfverklaard auteur van verschillende, ons niet overgeleverde ‘spelen vanden zeven doodzonden’, op een bepaald moment besloot om ook de tweede helft van zijn Testament Rhetoricael op de leest der zeven hoofdzonden te schoeien, was het duidelijk niet zijn bedoeling een consistent catechetisch werk af te leveren. De ‘zeven’ blijken hem vooral een kader te verstrekken waarbinnen per zonde verschillende, moreel negatief, neutraal of positief te kwalificeren categorieën van mensen konden worden onderscheiden aan wie hij als erflater iets na kon laten. In de afdeling die aan de onkuisheid is gewijd, zijn de legatarissen onderscheiden op basis van condities en relaties die de aard van hun omgang met seksualiteit bepalen. Het gaat er achtereenvolgens vooral om gehuwden (zowel mannen als vrouwen), oude vrouwen en weduwen, jonge (gehuwde of ongehuwde) mannen, jonge gehuwde vrouwen, overspelplegers (‘overspeilders’), koppelaarsters, hoeren (‘lichte vroukens’), mannelijke ‘amoureuze minnaars’, verliefde paartjes die het meifeest vieren (‘amoureuze meyelingen’), onrustige ‘nachtlopers’ en door syfilis gekwelde mannen (‘cortsen [= koorts] broeders’). De omvangrijkste legaten zijn te vinden bij de jonge gehuwde vrouwen, de ‘amoureuze minnaars’ en de ‘meyelingen’: aan hen kon hij samen dertien liederen, elf refreinen, een rondeel en twee balladen kwijt.

Meiliedjes vormden natuurlijk het erfdeel van de jongelui die in de zoete ‘maand van mei’ graag met hun lief de ontluikende natuur in trokken. Merkwaardig is wel de

24
schoolmeesterachtige toon waarop De Dene hier in een inleidend gedichtje zijn legatarissen aanspreekt. Jullie, ‘amoureuze meyelingen’, zo luidt het, houden ervan in mei ‘int groene’ tot ieders mishagen vuile liedjes te gaan zingen (‘vul dorperheden’) alsof er in de wereld niets anders dan ‘boosheyt’ bestaat. Als alternatief biedt hij hen geestelijke liedjes aan, maar ook wereldlijke die geschikt zijn om er zich, met een ‘rein’ gemoed ‘te veldewaerts’ trekkend, op een eerbare wijze mee te vermaken. Hier lijkt De Dene wel aardig aan Erasmus’ kritiek tegemoet te komen. En ja, in de eerste drie van de vijf liedjes gaat het inderdaad ‘geestelijk’ of ‘reynhertich’ toe, maar in de twee andere klinkt toch weer het oude, vertrouwde geluid. Zo spoort het vierde lied kwieke jongemannen (‘ruterkens coene’) aan om met hun ‘boelken’ ver buiten de gebaande paden te gaan wandelen en er samen in een ‘prieelken’ de nacht door te brengen. Daar moeten ze dan hun zoete ‘moncxken’ ‘amoureuze zeden’ tonen en hun tijd ‘als een vrau Venus joncxken besteden’. En, vervolgt de dichter, ‘laetse niet met vreden [met rust]’, ‘houd up alst u verveilt, van boven tot beneden, loct, troetelt ende speilt’. Ook in het vijfde lied is het een mannelijke vrijer die te horen krijgt dat hij zijn ‘princesse’ niet teleur mag stellen: ‘eist datse u comt becueren met haer blomken amoureux fier’, ‘bluscht fraeyelicke dan der minnen vier’.

Een zelfde vrolijke vrijmoedigheid is te vinden in de acht liedjes die De Dene aan de jonge gehuwde vrouwtjes legateert. Drie ervan hebben als onderwerp een andere vorm van ‘onkuisheid’ dan de ‘simplex fornicatio’ en wel het ‘adulterium’ ofte overspel. Telkens gaat het om ‘wijfkens’ die niet ‘al te naukens sluten’. Hun gedrag wordt niet veroordeeld maar veeleer met plezier als speels amusement bekeken. De bedrogen echtgenoten daarentegen maken zich met hun zinloze geklaag tot een voorwerp van spot. Zo bijvoorbeeld de man van wie de vrouw vindt dat ‘een ander’ het beter kan:

Al doen ick int wercken mijn debvoir,
Zou zeght ten dooght al niet een leure [geen lor];
Al rommel ick zomtijds in haer comptoir,
Ten claerter niet, wat dat ick scheure [schuur].

Zoals men ziet, kon ook De Dene met de door Erasmus gewraakte obscene metaforen overweg. We zouden er, vooral uit een aantal refreinen, nog verschillende voorbeelden van kunnen geven, maar we moeten verder.

Naast ‘zotte’ refreinen over seks, vrijmoedige liedjes en andere erotisch gekleurde teksten staan er in de afdeling die in het Testament Rhetoricael aan de onkuisheid gewijd is natuurlijk ook gedichten die expliciet over deze zonde moraliseren. Zo bijvoorbeeld een refrein dat op 24 augustus 1561 en dus pas tijdens het schrijven aan het Testament werd afgewerkt. Het is een ‘waarschuwing’ gericht aan wie ‘zonder huwen in daghelicsche oncuuscheyt leven’. De kerkelijke visie op seksualiteit – alles buiten het huwelijk is zonde – wordt er ietwat hybridisch aan de figuren van Venus, de bedrieglijk-vriendelijke godin der vleselijke liefde, en haar zoon Cupido, de ‘libidineuse’ schutter, opgehangen en met klassiek-mythologische voorbeelden

25
geïllustreerd.

Na het schenden van de ‘maegdelicke reynicheyt’ door ‘menich jongh man dochter wyf’ en het overspel, dat zich aan ‘gheen wettelicke ordonnantie’ houdt, volgen nog als vormen van ‘ghecorrumpeerde minne’: incest, bestialiteit en prostitutie. Homoseksualiteit lijkt, ondanks zijn belezenheid in de klassieken, geheel buiten De Denes blikveld te vallen. Of heeft hij ze als ‘crimen nefandum’ doodgezwegen? Misschien was zijn Brugge op dat vlak toch niet met Venetië te vergelijken. Volgens het algemene oordeel toen was die Italiaanse stad, samen met Florence, immers een plek waar men er, wat de voorkeuren van jongens en mannen betreft, niet naast kon kijken. ‘Minne vleeschelick zonder bandt, en can noch eere noch zaelicheyt wercken: die zoo sterft, zijn loon es den helschen brandt’ schreef De Dene elders in zijn Testament. In een inleidend gedichtje onder de titel ‘Huwelicke staet’ eert de dichter de huwelijksband dan ook als de enige relatievorm die seks en de coitus in alle eer en deugd een plaats kan geven: ‘een bedde zonder smette’ is het ‘alsment mach doen met God ende met eeren’ en voor De Dene is dat ‘doen’ er niet alleen om ‘tmenscelicke gheslachte’ te ‘vermeeren’. Daartegenover staan dan weer gedichten die veeleer een negatief beeld van het huwelijk ophangen, zoals het volgende:

Een maeght up hueren huwedach meest simpel ghebleken,
Gracelick [lieftallig] in tspreken,
Paeyselick, zochtzinnich, oetmoedich, ghedwee:
Maer alsser den dam wordt in ghesteken,
Wordt ze als een uprijsende, beroerde zee.
Met weewijtegher wee wordt de man dan bedaut.
Tschijnt dat een man maer een lammeken trout
Zoo zij ghaen steppende ter eerster messe.
Alst al bruud huut es, men meermaels schout [ziet]
Dat zou wordt zijn meestresse, voogdesse,
Welsprekende clercgesse:
Dus onder de man zaen [al vlug] verandert esse.

Eerst iets over de vorm. De twee strofen, met ongeveer dezelfde inhoud, zouden als twee aparte gedichtjes beschouwd kunnen worden als het laatste vers van het eerste dan geen weesvers zou zijn, waar dit nu met zijn c-rijm (‘bedaut’) het tweede aan zich bindt. Het tweede en het voorlaatste vers zijn allebei korter. Formeel vormen de twee delen op die manier ook elkaars spiegelbeeld.

Het gaat dus twee keer ongeveer over hetzelfde. Alleen wordt het ingrijpende effect van het huwelijk op het karakter van een meisje in de eerste strofe als een algemeen geldend fenomeen voorgesteld, in de tweede als iets dat ‘meermaels’ wordt gezien. Verder wordt in de eerste strofe de omslag van een allereenvoudigst, lief en rustig kind naar iemand die woest (als een wilde zee) tekeergaat direct aan de huwelijksvoltrekking gekoppeld, terwijl de

26
metamorfose van een ‘lammeken’ tot een dominante, betweterige tante zich in de tweede strofe pas na de wittebroodsweken manifesteert. In beide strofen gebruikte De Dene, telkens in de korte regel, het werkwoord ‘spreken’: de eerste keer binnen de zachte fase nog net voor het huwelijk, de tweede keer binnen de harde fase van de getrouwde vrouw die zich ontpopt als een ‘welsprekende clercgesse’, een geleerde, welsprekende vrouw, een ‘rederijkster’ misschien? Door de herhaling van het woord in de twee ‘gespiegelde’ regels heeft de dichter wellicht aan willen geven dat het karakter of humeur van deze vrouw(en) zich vooral verbaal doet gelden. Alleen in de eerste strofe wordt het effect van de omslag op de man beschreven, met die voor De Dene zo typische creatie van het adjectief ‘weewijtig’. Vreemd misschien voor ons, maar samen met het substantief ‘wee’ klinkt het, langzaam proevend uitgesproken, toch mooi, zacht en ietwat melancholisch. ‘Een pijnlijk met zelfverwijt gepaard gaande droefheid’: zo zou men de combinatie kunnen omschrijven. Dat is dus het gevoel dat de man (als dauw) overvalt. Enige uitleg verdient nog het vierde vers: ‘alsser den dam wordt in ghesteken’. Het beeld is aan de timmermansstiel ontleend. Een ‘dam’, zo leert het Woordenboek der Nederlandsche Taal, is, meer bepaald ‘bij houtverbindingen’, ‘een vierkant of langwerpig uitsteeksel, dat in eene overeenkomstige holte past’. Nu spreekt men ook wel van een ‘pen- en gatverbinding’. ‘De dam insteken’ is hier dus een beeld voor de huwelijkssluiting of echtverbintenis. Als seksuele metafoor, wat het ook wel zal zijn, is het niet bepaald een vriendelijk beeld. Verkleinwoorden als ‘bommeken’, ‘veelkin’ en ‘steelkin’ bij De Roovere en De Castelein zijn op dat vlak toch sensitiever.

De Dene heeft het gedicht een plaats gegeven bij teksten waarin hij de subcategorie van de vroegtijdig gehuwden behandelt. Het is daar kennelijk bedoeld voor jongelui die te vlug willen trouwen. Te vrezen valt dat de dichter er zijn eigenlijke doel, het ontraden om al te vroeg te trouwen, mee voorbij heeft geschoten. Welke jongen zou er na lectuur van de tekst überhaupt nog aan een huwelijk willen beginnen? Het gedicht drijft natuurlijk op een ‘rijke’ en brede stroom van misogyne literatuur. Toch staat het misschien ook niet helemaal los van De Denes leven. We zagen al eerder (in Retoricale ‘kleengedichtjes’ 10) dat hij hoopte dat zijn dochters van hun moeder niet zouden leren ‘kijven’. Er zijn nog andere elementen, binnen en buiten het Testament, die aangeven dat zijn vrouw het leven dat hij wilde leiden niet altijd voor lief heeft willen of kunnen nemen. Zijn Rhetoricael Testament bevat als afsluiting van het deel over de onkuisheid echter ook een lang gedicht met de titel Amoureux testament: een testament binnen het Testament dus, en wel van een man die sterft aan de gevolgen van zijn trouwe, maar onbeantwoorde liefde. In een acrostichon in de laatste strofe van dit testament nu heeft De Dene zijn naam aan die van zijn vrouw, ‘Maeikin Decorte’, gekoppeld. Lief toch?

Materiële behoeften en fysieke beperkingen: het huwelijk is niet altijd rozengeur en maneschijn. Twee kwatrijntjes die in het Testament elk een bladzijde vol moesten maken, laten daar op hun manier iets van zien. Ik geef ze hier zonder veel commentaar. Het eerste gaat als volgt:

27
Zo wie een schoon wijf heeft willen trouwen
En niet can onderhouwen naer hueren heesch [eis, behoefte],
Dicwils heeft men dit mueghen schouwen [kunnen zien]:
Noodt stelt ter vente [te koop] huer eeghin vleesch.
Je kan dan wel een mooie vrouw trouwen, maar juist dan is het oppassen. Als je als kostwinner te kort schiet, bestaat het gevaar dat ze haar eigen erotisch-esthetische kapitaal te nutte maakt. Het tweede luidt:
An tlijf gheheven, den buuck ghewreven
Int lenden zweet:
Zulcdaenich hanthieren zietmen faelgieren
Eer datment weet.
Men zou het kunnen vertalen als: ‘Lijf aan lijf, de buik gewreven in het zweet (men versta ook: het zaad) der lendenen: eerder dan men denkt, blijken zulke activiteiten het te laten afweten’.

Onkuisheid tast niet alleen de eer en de zaligheid aan maar bederft ook het lichaam. In zijn eerste presentatie van deze zonde preciseerde De Dene nog dat zij het leven verkort, krachteloos maakt, slecht doet zien en het verouderingsproces doet versnellen. Een direct verband is er natuurlijk met venerische ziekten, waarvan syfilis, in de zestiende eeuw onder meer ‘Napelse koorts’ genoemd, de ‘populairste’ was. De Dene heeft er een heel refrein aan gewijd. Het is zijn legaat voor de ‘cortsen broeders’ die in hun jeugd graag ‘venus lieverlinghen’, de vrouwtjes van plezier, bezochten. ‘Voor een cleen vruecht volgder’ echter ‘veel verdriets naer’, met name druipende neuzen, tranende en slecht ziende ogen en een kromme rug. Op het refrein volgt in het Testament nog dit gedichtje:

Mijn daeghen en quelde mij felder
Cortse,
Flauhertich [ik, flauw zijnde] was zou mijns
Berie Eghe.
Comtse noch eens, mijn elder
Vortse
En thienmael tmijwaerts rebelder
Wortse.
Zou zat mij up tlijf als een zwijns
Bezie Eghe.

Weer is De Dene hier creatief geweest met het West-Vlaamse suffix ‘-ege’ voor de vorming van vrouwelijke substantieven. Hij heeft het achtervoegsel zelfs los van het woord en met een hoofdletter geschreven. Een ‘berieëghe’ noemt hij de koorts, een ‘berijdster’ (van ‘berie(d)en’). Men stelde zich deze ‘ziekte’ inderdaad voor als iets – ik citeer weer het Woordenboek der

28
Nederlandsche Taal – ‘dat zich met snelheid door het lichaam voortbeweegt of het lichaam “berijdt”’. Ze zat hem ook op het lijf als een ‘zwijns bezieëghe’, als een vrouw die een zwijn (na de slacht) met heet water begiet (van ‘bezieden’). De koorts heeft in de spreker dus lelijk huisgehouden. Bij een tweede, nog vijandiger aanval vreest hij dat zij zijn penis helemaal waardeloos zal maken of doen verkwijnen. Eigenlijk staat er ‘doen verrotten’, maar ik wou de lezer het ‘beeld’ besparen. Ook nog op een andere plaats in zijn Testament – in een autobiografische context sprekend over het verblijf in de gevangenis als een vorm van seksuele abstinentie – heeft De Dene het woord ‘elder’, eigenlijk ‘uier’, voor ‘zijn’ penis – ook hier geen diminutief, natuurlijk – gebruikt. In beide gevallen moeten de gelijkenissen wat vorm en ‘productie’ betreft dan maar doen vergeten dat het hier een attribuut van een vrouwelijk dier betreft.

Nu het hier toch over een ziekte gaat, zal De Dene hebben gedacht, gooi ik er maar het volgende rondeel achteraan. Wij volgen hem daarin, omdat het gedichtje ondanks zijn kortheid toch een mooi voorbeeld is van de opsommingslust van De Dene, een vitalistische lust die hij met een van zijn lievelingsauteurs, met name François Rabelais, gemeen had. Ter afsluiting dus dit rondeel:
Pocken, masels, leimpten [verlamming], cancker, tvlederchijn,
Cortsen, hooftzweere, tandzweere mede,
Cyatica, artycke, bleeckvaerwich [bleek van kleur] int aenschijn,
Pocken, masels, leimpten, cancker, tvlederchijn,
Clapooren [zweren], tethers [eczeem] en meer brandich venijn:
Hier of es de moeder meest ghulsichede.
Pocken, masels, leimpten, cancker, tvlederchijn,
Cortsen, hooftzweere, tandzweere mede.

‘Gulzigheid’? Heeft De Dene zich hier van zonde of van afdeling in zijn Testament vergist? Nu ja, sommige moralisten zagen de onkuisheid ook als een vorm of dochterzonde van de gulzigheid. En zo reikt dit rondeel een estafettestokje aan voor de volgende aflevering.

Dirk Coigneau

C O L O F O N

O n s C a m e r s v à R h e t o r i k e is het officiële orgaan van het Verbond van de Kamers van Rhetorica Vlaanderen-Nederland vzw. Het Verbond is opgericht in Brussel in 1987.

Het tijdschrift verschijnt eenmaal per drie maanden in een oplage van circa 100 exemplaren.

Adres Bankgegevens van het Verbond
’t Haantje 2, 4854 MV Bavel BIC GEBABEBB
Nederland IBAN BE41 2930 3224 8010

Lidmaatschap van het Verbond
Kamers van 6 leden of meer € 50,00 per jaar
Kamers met 5 leden of minder en toetredende leden € 30,00
Alle leden ontvangen het tijdschrift

Website Druk
www.rederijkers.org     KLA4 Steunpunt Welzijn vzw