Terugblik op het 35e Internationale Rederijkerscongres in Ronse op 23 en 24 juni 2018

Erik de Smet

EEN IMPRESSIE VAN TROUWE CONRESGANGERS.
Op zaterdag 23 juni 2018 stapten mijn echtgenote Mia en ikzelf blij gezind de auto in en begaven ons van Aalst naar Ronse. Een prachtig oord in de Vlaamse Ardennen met een zeer grote schare enthousiaste ghesellen van de Rederijkerskamer “De Wijngaard”, tevens bekend als theater VTV. Zij zouden de komende twee congresdagen onze gastheren -en dames zijn voor het 35ste internationaal Rederijkerscongres. Onze vrienden van Ronse, als “faciliteitengemeente” geprangd tegen de Belgische taalgrens gaven hun congres de sprekende titel “Rederijkerij (taal)grensoverschrijdend”. Het begrip taalgrens, maar vooral de term “faciliteitengemeente” deden menig Nederlandse broeder de wenkbrauwen fronsen, want zeg nu zelf, hoe verkoop je de ingewikkelde staatsstructuur van het Belgenland aan iemand van buiten de landsgrenzen. Een staat, amper een voorschoot groot, met meer (federale en gemeenschaps)ministers dan frituren ... . Gelukkig zorgen de “Rode Duivels” af en toe voor momenten die de Belgische nationale trots op doen zwellen. We zullen echter nooit ofte nimmer het zo gekende “oranjegevoel” kunnen benaderen.
Onze vrienden van Ronse verwelkomden ons met open armen in hun gezellige thuisbasis “Volksbond”. Ze beschikken zo over een geheel eigen accommodatie en een zeer ruime en knusse toneelzaal. Dat zou onze vaste stek worden voor het hele weekend. Het congres opende dit maal met de algemene statutaire vergadering, alwaar de Raad van Bestuur, met aan het hoofd Voorzitter Johan De Rijck, ons de nodige tekst en uitleg gaf over het voorbije werkingsjaar en de vooruitzichten voor wat komen moet. Ondanks het officiële karakter van dit vergadermoment, doet het deugd om alle collega’s terug te zien. Een onzichtbare maar hechte broederband.

Op het voorziene tijdstip opende voorzitter Geert Desmytere, na het optreden van het volkse ’t Lamaar, het congres met een hartelijke verwelkoming. Hij werd daarvoor bijgestaan door drie jonge ghesellen die op een zeer gesmaakte en leuke manier als presentators dienst deden. Meteen was de toon gezet, dit congres zou er een worden met een frisse aanpak en gedragen door heel wat jonge mensen, of zoals ze het zelf benoemden, helemaal niet saai!

De namiddag werd opgevuld met twee boeiende wandelingen, enerzijds een eigenzinnige kijk op de stad Ronse met een geleide wandeling die onze aandacht vestigde op het rijke verleden van deze textielstad. Dit verleden ligt mee aan de basis van de bijzondere architectuur die hier te vinden is. Heel wat inslag van ”art nouveau” en “art deco” zit verscholen in deze charmante stad. Alles werd ons door een passionele gids belicht. Een streekbiertje op deze zonovergoten namiddag zorgde voor een welkome afkoeling, terwijl de reeds eerder genoemde “Rode Duivels” menig Belgenhart van trots liet zwellen (vanaf hier geen woord meer over voetbal, ik beloof het!). Een ander deel van de congresgangers werden naar “Moulin du Mouflu” gevoerd, al waar zij klaargemaakt werden voor een taalgrenswandeling en uiteraard ook met een streekbiertje ter afkoeling.

Nadat iedereen terug in de “Volksbond” aanmeerde, kon het programma verder gezet worden. Vooreerst met enkele fragmenten uit het stuk “Hoerenleed” ons gebracht door actrices Martine Faut en Karesse Van Weyenberg van de Koninklijke Rederijkerskamer “Sint-Pieter Vreugd en Deugd Geraardsbergen” . Auteur Jan Christiaens Senior werd geregisseerd door Marc Hautekier die vooraf de fragmenten situeerde. “Trou moet blycken Haarlem” bracht hierna een ingekorte versie van het vroeg 16de eeuwse Vlaamse esbattement “De Luistervinck” in regie van Vastert van Ardenne. Beide opvoeringen werden erg gesmaakt wat vertaald werd in een warm applaus. Na de cultuur was het stilaan tijd om de innerlijke mens te versterken. De hele bende verplaatste zich naar de salons Remington waar wij tijdens het aperitief opnieuw de groep ’t Lamaar konden horen. Ditmaal mocht iedereen meezingen, al dan niet op de toon en in de maat ... Het aangekondigde “Ronsisch gerecht” dat werd opgediend, bleek zowaar een stoofpotje van varkenswangetjes te zijn. Iets waar onze Nederlandse vrienden blijkbaar nog niet zo vaak van hoorden, maar het alleszins wel erg konden smaken. Aan de collega’s van de beide Kamers die voor ons optraden werd een herinnering geschonken en Rederijkerskamer De Lelie uit Brussel ontving de Bulle als eerbetoon voor de organisatie van het congres van 2017. We ronden een eerste congres dag af met een lekkere pint en zochten toen rustiger oorden op om de volgende dag met fris uitgeslapen hoofd te kunnen aanvatten.

We werden opnieuw ontvangen in de “Volksbond” en de tweede congres dag werd weerom geopend door het olijke jonge drietal. Zij kondigden de Ronsense Schepen van Cultuur , Joris Vandenhoucke aan, in Nederland Wethouder genoemd als ik mij niet vergis. Nee, ook dit was helemaal niet saai. De Schepen begon zowaar met ons een quiz ,waarin hij op een geestige manier en met ware trots enkele dingen en inwoners belichtte van zijn stad. De onderhoudende en aangename toon van daags ervoor werd aanstonds verder gezet. De voorziene causerie met als titel “De homo ludens in Hamlet en Pygmalion” liet eigenlijk eerder vermoeden dat de congresgangers op een oer serieuze manier onderwezen zouden worden. Integendeel! De heer Moris De Witte onderhield ons op een even interessante als ludieke manier over dit toch niet alledaags en eenvoudige onderwerp. Een heuse krachttoer, mede onderstreept door z’n secondant, die op een uiterst discrete maar originele manier de spreker speels en geestig aanvulde.

Lena Majri, een flink getalenteerde jongedame, bracht hierna “De Wetten” een monoloog naar Connie Palmen. Uiterst knap gespeeld, qua inhoud iets voor liefhebbers van het genre. Ook dit kunststukje hoort thuis op een Rederijkerscongres en toont meteen aan dat de huidige Rederijkers geen select clubje oubollige navelkijkers zijn, in tegendeel. Ze willen een hedendaagse verzameling zijn waar zowel klassieke als moderne (theater)invloeden in thuis horen. Het toont evenzeer aan dat jonge (theater)mensen ook hun plaats hebben op het jaarlijkse Rederijkerscongres! Dit was er alleszins een mooie reclamespot voor!

Na een zeer gesmaakt aperitief en lekkere lunch in het prachtige domein Sint-Hubert, togen wij opnieuw naar de “Volksbond” voor de uitsmijter. Deze bestond vooreerst uit de erotische monoloog “Mijn Tooverfluit” van Anton Coogen, gespeeld door de “oudere” acteur Johan Debisschop, maar in een regie van de jonge Laura Deriemaeker. Opnieuw een toonbeeld van de wisselwerking tussen jong en oud.

Met het slotwoord en de afsluitende drink eindigde onze tweedaagse in Ronse. We houden er een warm goed gevoel aan over. De puike organisatie hield zich strikt aan de timing, wat zeker positief werd ervaren. Naar inhoud was dit een leerrijk, aangenaam en hoogstaand congres, zeer geslaagd en met de nodige zorg in al zijn facetten. Het belangrijkste is echter wel dat werd aangetoond dat Rederijkerij en zijn Rederijkers geen saaie boel of wereldvreemde groepering is, maar anno 2018 springlevend kan zijn, als je er maar de goede “drive” in kunt stoppen. De werking en programmatie van de inrichtende Kamer toont aan dat met de juiste keuzes ook jonge mensen hun gading vinden en aangetrokken worden door boeiende projecten. In een tijd waar jongeren eerder shoppen dan zich vast binden, is een uitdagend aanbod een sleutel naar de toekomst. Een welgemeend bravo aan alle vrienden uit Ronse!

Een trouwe congresganger,
Erik De Smet,
Deken Koninklijke Aloude Rederijkerskamer “De Catharinisten” uit Aalst.