Terug naar index
Ons Camers và Rhetorike
Contactadres en verantwoordelijke uitgever: Verbond van de Kamers van Rhetorica vzw.
-
Emiel Francois
Louis Callebautstraat 50
B 9320 Nieuwerkerken,
e-mailadres : emiel.francois@skynet.be
website : www.rederijkers.org
24 ste jaargang nr 1 jan-feb-mrt 2011
In dit nummer...
Woordje van de voorzitter
Beste vrienden Rederijkers,
Opnieuw is het Verbond in rouw.
Ons gewaardeerd bestuurslid Freddy Van Besien is niet meer.
Op 28 januari 2011 is hij thuis rustig overleden na een langdurige
ziekte.
Dank zij zijn positieve ingesteldheid hebben wij van hem nog alle
teksten ontvangen die hij voor de publicatie in het tijdschrift
voorbereidde .
Wij zullen dan ook al deze artikelen verder publiceren.
Vanuit Vreugdendal Breda ontvingen wij de Maandzang van
Bauke van Halem .
Vanuit Nieuw –Zeeland reactie op onze vraag hun Kamer voor te
stellen.
Ook Jan Rooms heeft ons nog voldoende teksten geleverd zodat
wij deze zeer interessante reeks verder kunnen publiceren.
Wij lichten een tipje van de sluier over het Congres 2011.
In de komende weken zal een eerste elektronische nieuwsbrief
verzonden worden.
Tot slot een warme oproep aan die Kamers of Steunleden die hun
lidmaatschapsbijdrage nog moeten voldoen .
Met vriendelijke rederijkersgroet,
Emiel François
Voorzitter
In memoriam
Freddy Van Besien
Als hoofdman van de Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van
Retorica “De Fonteine” werd Freddy enkele jaren geleden lid van
de Raad van Bestuur van het Verbond.
Gedurende deze ganse periode heeft hij in de mate van zijn
mogelijkheden bijgedragen tot de uitbouw van het Verbond en de
Rederijkerij in het bijzonder.
Ik kende hem reeds geruime tijd : als acteur en regisseur bij
verschillende amateurtoneelgezelschappen in de Gentse regio,en
als secretaris van de Koninklijke Commissie van Toezicht op het
Landjuweel .
Toen ik voorzitter werd van het Verbond en , in navolging van
onze onlangs overleden erevoorzitter Leon Vandevelde, opnieuw
contact wou leggen met De Fonteine ervaarde ik hem als een zeer
beminnelijk man .
Ik herinner mij nog ,of het gisteren was ,onze eerste afspraak in
het café van het St. Pietersstation , op wandelafstand van zijn
woning.
Daar werd overlegd op welke wijze wij tot samenwerking konden
komen om zo te trachten de rederijkerij in Vlaanderen aan te
moedigen en de problematiek van verenigingen die de titulatuur
van Rederijkerskamers wensten op te nemen bespreekbaar te
maken. Er werd op zijn voorstel een commissie samengesteld
bestaande uit 3 leden van De Fonteine en 2 leden van het
Verbond.
Ten einde deze samenwerking te bestendigen kreeg ik het akkoord
van onze raadsleden om steeds de hoofdman van De Fonteine als
effectief lid van de Raad van Bestuur van het Verbond op te
nemen. En zo geschiedde
Dit leidde o.a. tot de aanstelling tot Kamer van De Waag uit
Liedekerke tijdens het tweede Aalsters Congres in 2007.
Steeds stipt aanwezig op de raadsvergaderingen , ging hij graag op
mijn vraag in om ook een vergadering te beleggen in het nieuwe
pand van De Fonteine in de Abrahamstraat.
Vooral aan de vergadering in de tuin op een warme zaterdag-
voormiddag bewaren wij zeer aangename herinneringen .
Ondanks het feit dat het de laatste twee jaar met zijn gezondheid
minder goed ging was hij zoveel mogelijk aanwezig op de
activiteiten van het Verbond. Laatst nog op het congres in
Hasselt.
Toen ik enkele maanden geleden het bericht kreeg dat hij de
vergaderingen niet meer kon bijwonen en hij zelf voor een
vervanger zorgde heb ik lang getwijfeld om hem een bezoek te
brengen .Ik was verheugd toen ik een mailtje kreeg met het
bericht dat ik op bezoek kon komen.
Toen ontmoette ik een man die, ondanks zijn niet aflatende ziekte,
een sterke wil had om te realiseren wat hij nog aankon .
Ik ben ervan overtuigd dat wij met Freddy een man verliezen die
in de annalen van de Rederijkerij een speciale plaats zal innemen .
Wij zullen hem dan ook binnen het Verbond op passende wijze
hulde brengen..
E.F.
Vlaamse toneelwedstrijden op het eind van de
achttiende
en het begin van de negentiende eeuw (15)
Freddy Van Besien
De periode van het Verenigd Koninkrijk (1815-1830) was een
vruchtbare periode voor de Vlaamse taal en cultuur. De
rederijkerskamers lieten zich hierbij niet onbetuigd en
organiseerden tal van wedstrijden. In deze aflevering besteden we
aandacht aan een wedstrijd te Gent in 1817, waarover heel wat
informatie bestaat.
1817: wedstrijd te Gent, georganiseerd door De Fonteine
Op 31 januari 1817 keurde het bestuur van
De Fonteine het
reglement voor een toneelwedstrijd goed. Het werd in 150
exemplaren gedrukt en ook gepubliceerd in de
Gazette van Gend
van 20 februari 1817.
De wedstrijd bestond in het spelen van een treur- of toneelspel van
drie tot vijf bedrijven, gevolgd door een zang- of blijspel van één
tot drie bedrijven, alles naar keuze. Er werden geldprijzen en
eremedailles uitgeloofd: voor het treur- of toneelspel bestond de
eerste prijs uit 300 francs, de tweede uit 150 en de derde uit 100
francs; voor het blij- of zangspel bedroegen de prijzen 150 en 75
francs.
De Fonteine stelde een orkest ter beschikking en de nodige
decors. Voor kostuums dienden de deelnemende verenigingen zelf
te zorgen. Ze moesten een inleg van 15 francs betalen.
Tijdens de vergadering van 28 februari 1817 werden de juryleden
aangeduid: Pieter Lejeune (voorzitter van
De Fonteine), Lambilot
(leraar koninklijk college), Van Bemmel (idem), Jean Hanssens
(politiecommissaris), Louis Hertschap (bestuurslid), Jacques van
Santen (acteur), Charles van de Vivere (voorzitter toneelafdeling),
F. Anselme de Coninck (bestuurslid) en Pierre Erffelynck
(acteur).
De loting had plaats in de schouwburg van de organiserende
kamer, de “Parnassusberg” op 16 maart 1817. Elf verenigingen
boden zich aan:
- Oudenaarde (Jonst zoekt Konst)
- Oudenaarde (Yver en Eendracht)
- Geraardsbergen (Voor Eer en Kunst, ook Motionisten genoemd))
- Lokeren (Tooneelminnaren)
- Kortrijk (Vredeminnaars)
- Kortrijk (Kruisbroeders)
- Dendermonde (Kunstlievende)
- Deinze (Geen kunst zonder nyd)
- Aalst (Amor Vincit)
- Brussel (Parnassusberg)
- Evergem (Yverig tot de Kunst)
Uiteindelijk namen tien verenigingen aan de wedstrijd deel: de
Vredeminnaars van Kortrijk trokken zich terug. Het verloop van
de wedstrijd was als volgt (cf. Van Besien ):
- donderdag 5 juni 1817: Oudenaarde (Jonst zoekt Konst):
“Siegfried van Hohenwart” (toneelspel in vijf bedrijven in proza
van Maarten Westerman) en “De belachelijke zelfmoord”
(komedie in drie bedrijven uit het Frans vertaald); we kennen ook
de namen van de acteurs: Jean-Baptiste Debacker, Rosa
Braunfaut, Charles van Dorpe, Charles Wackens, Frans van
Ghele, Petrus en Jean-Baptiste Maroy (cf. briefwisseling; archief
De Fonteine).
- zondag 22 juni 1817: Brussel (Parnassusberg): “De deserteur”
(treurspel in vijf bedrijven in verzen, uit het Frans vertaald van
Mercier) en “Het geheim” (opera in één bedrijf, vertaald uit het
Frans met muziek van Solié). Er is ook een brief (d.d. 16 juni
1817) bewaard van de Brusselse kamer waarin deze enkele
praktische zaken meedeelt: het gezelschap bestaat uit zeven
personen die samen in één rijtuig reizen. Ze vertrekken uit Brussel
op zondag 22 juni om 3 à 4 uur 's morgens in de hoop van tussen
12 en 13 uur 's middags te Gent aan te komen. Het spijt hen dat ze
niet kunnen logeren in de “Parnassusberg”, waar de actrices zich
hadden kunnen kleden voor de vertoning in hun slaapvertrek. Ze
hebben echter zelf voor logies gezorgd in de herberg "Den Hert'
op de Korenmarkt.
- zondag 29 juni 1817: Oudenaarde (Yver en Eendragt):
“Montano en Stephania” (treurspel in drie bedrijven, vertaald uit
het Frans) en “De man van omstandigheid” (opera in één bedrijf,
vertaald uit het Frans met muziek van Plantade); de acteurs waren
Johan Verwee, Caroline vanden Abeeele, Emanuel Bloeme,
Petrus van Schoor, Jean-Baptiste Claus, Louis van Wetter en
Franciscus Hanus.
- zondag 6 juli 1817: Geraardsbergen (Voor Eer en Kunst):
“Zarucma” (treurspel in vijf bedrijven in verzen, vertaald uit het
Frans van Edmond Cordier de Saint Firmin) en “Wie weet
waarvoor het goed is” (blijspel in één bedrijf in proza van August
von Kotzebue); de acteurs waren Ph. en Josephus van de Maele,
Jan Lussie, Rosalie Jacob, Jac. vander Kelen en Adriaen Soudan.
- zondag 13 juli 1817: Kortrijk (De Kruisbroeders):
“Hariadan Barbarossa” (treurspel in drie bedrijven door B.A. Fallee uit het
Frans vertaald) en “De ouderliefde” (opera in één bedrijf van
Brender à Brandis met muziek van Gaveaux). Claranna Hofman
speelde mee.
- zondag 20 juli 1817: Lokeren (Tooneelminnaren):
“Sigismundus, prins van Polen, of het leven is een droom”
(treurspel in vijf bedrijven en in verzen van N.W. op den Hooff)
en “Jocrisse in zijnen nieuwen dienst” (blijspel in één bedrijf en in
proza, vertaald uit het Frans).
- zondag 27 juli 1817: Aalst (Amor Vincit): “Cora of de
Peruanen” (treurspel in drie bedrijven en in verzen van J. Nomsz)
en “Het melkmeisje van Bercy” (opera-vaudeville in één bedrijf,
door J. Kup vertaald uit het Frans van Séwrin et Chazet); de
acteurs waren Guillaume Hiers (in een vrouwenrol), J. Bruyland,
F. de Bolle, Baptiste de Roeter, Jean Capiau en Jean-Baptiste
Cauwenbergh.
- zondag 3 augustus 1817: Dendermonde (Kunstliefde):
“Siegfried van Hohenwart” (ridderdrama in vijf bedrijven en in
proza van Maarten Westerman) en “De verstrooiden” (komedie in
één bedrijf en in proza van August von Kotzebue).
- zondag 10 augustus 1817: Deinze (Geen kunst zonder nyd): “De
graaf van Sternfeld” (treurspel van Jan Gerard Doornik) en “De
kuiper” (zangspel van J. Neyts, naar Philictor en Audinot).
- zondag 17 augustus 1817: Evergem (Yverig tot de Kunst):
“Siegfried van Hohenwart” (treurspel in vijf bedrijven van
Maarten Westerman en “De wisselaar, of de knecht advocaat”,
(komedie in één bedrijf, vertaald uit het Frans).
Dankzij de bewaard gebleven afrekeningen van deze
voorstellingen, hebben we gegevens over bezoekersaantallen: de
afrekeningen vermelden namelijk telkens het aantal verkochte
kaarten. Aangezien het hier over buitengewone voorstellingen
gaat, waarvoor ook de leden van
De Fonteine een toegangskaart
moesten kopen, kunnen we stellen dat - afgezien van enkele
genodigden - deze cijfers betrouwbaar zijn.
Oudenaarde: 205 , Brussel: 223 , Oudenaarde: 178
Geraardsbergen: 168, Kortrijk: 495, Lokeren: 246 ,Aalst: 188
Dendermonde: 217, Deinze: 270, Evergem: 174
Uit deze aantallen blijkt duidelijk dat
De Kruisbroeders uit
Kortrijk op de meeste belangstelling konden rekenen: er werden
bijna vijfhonderd kaarten verkocht. De opbrengst van deze
voorstelling ging echter niet naar
De Fonteine, maar werd door
De Kruisbroeders opgeëist: op een buitengewone vergadering van 8
juli 1817 ging
De Fonteine op die eis in.
Het belang dat aan de voorstelling van
De Kruisbroeders werd
gehecht, blijkt ook uit het feit dat de
Journal de Gand er op 16 juli
1817 een bespreking aan wijdde. Slechts uitzonderlijk publiceerde
deze krant recensies van opvoeringen en dan nog uitsluitend over
de operavoorstellingen in de grote schouwburg. De bespreking is
zeer lovend: de auteur is ervan overtuigd dat
De Kruisbroeders de
wedstrijd zullen winnen. Hij heeft wel enkele bezwaren. Om te
beginnen vindt hij de keuze van een melodrama als “Hariadan
Barbarossa” niet zo gelukkig. Hij ziet ook de opera (“La jambe de
bois”) liever in het Frans dan in een Nederlandse vertaling. Tot
slot vindt hij dat het niet kan dat de acteurs tijdens hun optreden
de eremedailles dragen die ze bij vorige wedstrijden hebben
gewonnen. Toch heeft hij veel lof voor de acteurs en vooral voor
Claranna Hofman in de rol van Laurentine:
' Mais
la belle Lorentine a droit aux hommages que l'on doit au talent modeste,
aux grâces et à la beauté'.
De slotvoorstelling, gegeven door
De Fonteine op zaterdag 24
augustus 1817, bestond uit “Othello of de Moor van Venetien”,
treurspel in vijf bedrijven en in verzen uit het Frans van Ducis
vertaald door P.J. Uylenbroek, gevolgd door “Bruid en bruidegom
in eene persoon”, blijspel in twee bedrijven uit het Duits vertaald
van Kotzebue.
De plechtige prijsuitreiking had de volgende dag, zondag 25
augustus, plaats in het Gentse stadhuis. Voor het treur- of
toneelspel ging de eerste prijs naar
De Kruisbroeders (Kortrijk),
de tweede prijs naar
Voor Eer en Kunst (Geraardsbergen) en de
derde naar
De Kunstlievende uit Dendermonde. Voor het zang- of
blijspel ging de eerste prijs eveneens naar
De Kruisbroeders
(Kortrijk); de tweede naar Dendermonde. In elke kamer werd ook
een medaille uitgereikt aan de beste acteur.
Bij Jonst zoek Konst
(Oudenaarde) ging de prijs voor de beste acteur naar Charles
Wackens voor zijn vertolking van Gaffro in “Siegfried van
Hohenwart”; bij
De Parnassusberg (Brussel) ging hij naar Slosse
junior voor zijn vertolking van Durimel in “De deserteur”; bij
Yver en Eendragt (Oudenaarde) ging de prijs naar Johan Verwee
in de rol van Montano in “Montano en Stephanie”; bij
Eer en Kunst (Geraardsbergen) naar J. van Maele voor de rol van Siamek
in “Zarucma”; bij
De Tooneelminnaren (Lokeren) naar J. Poppe
voor de rol van de prins in “Sigismundis, prins van Polen”; bij
Amor Vincit (Aalst) naar J. Bruyland voor zijn rol van Athaliba in
“Cora”; bij
De Kunstlievende (Dendermonde) naar Jean Beekman
voor zijn vertolking van Siegfried in “Siegfried van Hohenwart”;
bij
Geen kunst zonder nyd (Deinze) naar Ch. Lammens voor de rol
van Melcour in de “Graaf van Sternfeld”; bij
Yverig tot de Kunst
(Evergem) naar Joseph Slock voor de rol van Gaffro in “Siegfried
van Hohenwart”. De prijs voor de beste acteur van De
Kruisbroeders (Kortrijk) werd op verzoek van deze kamer niet
bekend gemaakt.
De prijs voor de beste actrice onder alle deelnemende
verenigingen ging naar Claranna Hofman van Kortrijk voor haar
rol van Laurentine in “Hariadan Barbarossa”. De prijs voor de
beste zangeres ging naar Caroline vanden Abeele van
Yver en Eendragt uit Oudenaarde, die de rol van Sophie speelde in “De
man van omstandigheid”. Volgens Saby (1844, p. 15) “wierden
haer aenstonds van wege de Gentsche
Fonteinisten voorstellen
gedaen om ze naer gemelde stad te lokken.” Willem Hiers (Aalst)
kreeg de prijs voor de acteur die het best een vrouwenrol (Cora)
vertolkte. De prijs voor de verstkomende ging naar
De Parnassusberg (Brussel). Ten slotte werd nog een
aanmoedigingsmedaille geschonken aan elk van de drie kinderen
die de rol van het kind van Siegfried en Yrmengard hadden
vertolkt in “Siegfried van Hohenwart”, namelijk Charles van
Dorpe (Oudenaarde), F. Wytsman (Dendermonde) en Eugène
Myvaert (Evergem).
Na de prijsuitreiking was er nog een voorstelling door
De Fonteine van “De deserteur”, opera in drie bedrijven met muziek
van Dalayrac en van “Alexis ou l'erreur d'un bon père”, opera in
één bedrijf, muziek van Dalayrac. Daarna was er een bal.
Ook de
Journal de Gand van 27 augustus 1817 brengt verslag uit
over de prijsuitreiking. De auteur van het artikel vindt de uitslag
terecht. Hij vermeldt ook nog dat Lambilot een toespraak hield
waarin deze kritiek gaf op de manier waarop in bepaalde
voorstellingen het komische al te dik in de verf werd gezet. De
auteur drukt zich lovend uit over de door
De Fonteine gebrachte
voorstelling en meer in het bijzonder over de acteerprestaties van
Charles van de Vivere, 'qui réunit à une excellente tenue, de la
chaleur, du naturel et une grande souplesse de talent'.
bronnen:
Saby, J.E.,
Iets over de zangspelkundige genootschappen, op het
einde der 18de en het begin der 19de eeuw, te Audenaerde,
Oudenaarde, De Vos, 1844
Van Besien, F., “De Koninklijke Maatschappij van Rhetorica: De
Fonteine tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-
1830)”,
Jaarboek de Fonteine ??
(wordt vervolgd)
Geschiedenis van de rederijkerij
(Deel 56 )
Adriaen_van_Conincxloo, Anthonis Coppens, François de Costere, Zacharias Heyns |
Jan_van_den_Kiele, Fransois Leerze, Lourisz. Jansz., Egbert Meynertsz. |
Jan_Michiels |
Jacobus_de_Moor |
Jan_van_Mussem |
Dierick_de_Smet |
Jean_van_den_Vivere |
Fransoys_van_Ballaer |
Jan_van_Hout |
Jacob_Duym |
Abraham_de_Koningh |
Robert_Lawet |
Carel_van_Mander |
Nog meer rederijkers
Adriaen van Conincxloo is in 1562 factor van de Brusselse
rederijkerskamer“DeCorenbloem'.
Enkele jaren voordien, rond 1548, is dit
Anthonis Coppens. Tot
1571 is
François de Costere factor van een niet nadergenoemde
Mechelse rederijkerskamer.
Zacharias Heyns, zoon van Peter
Heyns, is een naar Noord-Nederland uitgeweken Antwerps
rederijker. Hij vestigt zich als drukker in Amsterdam, waar hij ook
lid van 'het Witte Lavendel' wordt. Hij schrijft onder meer in 1625
een “
Bruilofts-tafelspel”. Hij geeft een vertaling uit van Du
Bartas en “
Emblemata” dat in het Frans en het Nederlands
verschijnt.
Jan van den Kiele, geboren ca. 1556 en gestorven in 1621, is lid
van de Antwerpse rederijkerskamer 'de Olijftack'.
Fransois Leerze, met als zinspreuk “Dwoort gheeft confoort”, is factor, in
elk geval lid van het 'Terwen Bloeysel' van Aarschot. Hij neemt
deel aan de rederijkerswedstrijden te Antwerpen in 1556 en te
Brussel in 1562. Zijn naam komt ook in de loterijbundeltjes van
1574 voor.
Lourisz. Jansz. is factor van de Haarlemse
rederijkerskamer 'de Wijngaerdtrancken'. Voor deze kamer
schrijft hij een aantal zinnespelen.
Egbert Meynertsz., die als
zinspreuk “Heer buycht mijn hert” voert, vinden we terug als
factor van de Amsterdamse kamer 'de Eglantier'. In 1568 wordt hij
om wille van zijn hervormingsgezindheid ter dood veroordeeld.
Op het einde van de 16de eeuw vinden we
Jan Michiels te Brussel terug. Hij brengt de bundel “
Geestelicke en
stichtige Refereijnen ende andere stucken in dichten, Vuyt
verscheyden boecken ende schriften” samen.
Jacobus de Moor, van wie vermoed wordt dat hij een rederijker
is geweest, geeft op zijn beurt een zestiende-eeuwse
gedichtenverzameling uit. Op de eerste beschreven bladzijde van
het handschrift noemt hij zichzelf “possessor huius libri” en hij
dateert er zijn collectie op 1598. De bundel bevat een dertigtal
refreinen, liederen en rondelen, waarvan de meeste godsdienstig
geïnspireerd zijn en een hervormde geloofsovertuiging verraden.
Een aantal gegevens in de teksten wijzen erop dat de hele
verzameling, wellicht door De Moor zelf, te Antwerpen aangelegd
is.
Jan van Mussem, oorspronkelijk uit West-Vlaanderen afkomstig,
publiceert in 1553 zijn “Rhetorica”. Achteraan in het werk
bevindt zich een “Vocabularius van sommige vreemde wtlantsche
termen oft woorden”. Over het algemeen is hij nog meer
rederijker dan een echte, vernieuwende taalzuiveraar.
Dierick de Smet, met als kenspreuk “Vierich werct de smet”, is
vermoedelijk prins of factor van 'de Roos' van Dendermonde
geweest. Wellicht is het tafelspel “Al Hoy” van zijn hand.
Ryssaert van Spiere is werkzaam in Oudenaarde. In 1616
verschijnen nog van hem “Drie Nieu Spelen van Sinnen”.
Jan Verbeeck is tot 1542 factor van een niet met naam genoemde
Mechelse rederijkerskamer.
Verder is er nog
Jean van den Vivere, factor van 'de Kersouwe'
van Pamel nabij Oudenaarde. Hij schrijft in 1530 te Rozebeke,
over een dood kind dat weer levend wordt
“
eene schoone ballade van 28 gesteertte clausulen”. dat in de plaatselijke kerk wordt
opgehangen.
Joris Wybo, alias Sylvanus, is voor de komst van de
hertog van Alva, prediker te Antwerpen. Hierna wijkt hij uit naar
Emden en Londen. In 1582 laat hij te Antwerpen nog een bundel
“
Gheestelicke Liedekens” drukken.
Fransoys van Ballaer, is een Brussels stadsdichter, met als
zinspreuk “Deus noster refugium” en “Niet mijnen wille”. In 1559
en 1574-1575 is hij factor van de Brusselse rederijkerskamer 'het
Mariencransken'. Hij schrijft onder meer het
“
Tafelspel van Twee Sotten”. Hij is een van de Brusselse rederijkers die na de
opvoering van “
Esbatement van de Berrevuetse Bruers” door een
andere Brusselse rederijkerskamer 'de Corenbloem', op 09 april en
21 september 1559, en van het bovenvermelde tafelspel, op 29
september van het hetzelfde jaar door de overheid aan de tand
gevoeld werd wegens het “scandaleuse” karakter van deze spelen.
Jan van Hout, Leids stadsdichter, wordt in 1542 geboren. Zijn
dichtwerk is bijna volledig verloren gegaan. Hij is een bewust
renaissancist en zijn tijdgenoten roemen hem omdat hij de nieuwe
versmaat, op klassieke grondslag, als een van de eerste toepast.
We bezitten van hem enkele gedichten: sonnetten, oden,
bewerkingen van Petrarca, Ronsard en Horatius. Op intelligente
wijze zet hij welbewust de theorieën van de Pléiade om in de
praktijk.
In 1578 nodigt Van Hout zijn retorica-collega's uit de Vrije
Nederlanden, door middel van een “chaerte” uit om deel te nemen
aan een wedstrijd in Leiden. De meest prominente deelnemers aan
deze wedstrijd zijn: Willem van Haecht en Jeronimus van der
Voort. Ook in 1596 is hij de drijvende kracht achter een Leidse
rederijkerswedstrijd. Dit grootscheeps spektakel heeft tot doel, zo
veel mogelijk ruchtbaarheid te geven aan een liefdadig-
heidswedstrijd voor het Katharina-gasthuis. Van Hout is hierbij
persoonlijk verantwoordelijk voor de publiciteit op rijm. Hierbij
schrijft hij zelf ook een “Loterijspel”. De gedichten voor de loterij
en het rederijkersfeest zijn deels in handschrift en deels in druk
overgeleverd. Van Hout overlijdt in 1609 te Leiden.
Jacob Duym is een oorspronkelijk Leuvens rederijker, geboren
aldaar in 1547. Zijn onorthodoxe geloofsinstelling staat vast. Hij
neemt actief deel aan de strijd tegen de Spaanse overheersing, en
dient in het leger van de Prins van Oranje. Invalide geworden,
vestigt hij zich in 1588 te Leiden, waar hij zich aan de letterkunde
wijdt. Van 1588 tot 1608 is hij keizer van de Vlaamse
rederijkerskamer 'd' Oraigne Lelie' te Leiden. Hij schrijft een
aantal moralisaties en historische toneelspelen. Het spel
“
Belegeringhe der Stadt Antwerpen [...] in den jaere 1584” is van
zijn hand. Hierin beschrijft hij de teloorgang van Antwerpen aan
het einde van de 16de eeuw, uitsluitend in termen van een
ineenstortend handelsimperium. Het werk wordt gedrukt te Leiden
in 1606. Het stuk opent met de maagd Antwerpia op een zetel,
geflankeerd door Rijckdom en Neeringhe, die God dankt voor zijn
goedertierenheid. Langs brede rivieren stroomde de handel naar
de stad toe, de bevolking bleef toenemen, en vooral buitenlanders
kwamen van heinde en verre toegelopen. Maar dan kwam de
vijand, en meteen moesten Rijckdom en Neeringhe afscheid
nemen. Bij hun woorden worden de volgende regieaanwijzingen
gegeven: “Antwerpia staet op ende weent”, “Sy omhelzen elck
ander”, “Sy soenen elckanderen”. Het stuk eindigt met een lange
weeklacht van de auteur. Alle schoonheid en rijkdom zijn
verdwenen uit Antwerpen. Vele bewonderaars zijn gevlucht naar
Holland, vijanden hebben hun plaats ingenomen. En in plaats van
zich te baden in weelde, gaat de stad onder een Spaans juk van
geweld gebukt.
Verder schrijft hij een spel over het beleg van
Leiden en de verrassing van Breda. In zijn toneelwerken blijkt
Duym Seneca te volgen. Hij zal ook dramatisch werk van hem
vertalen. Toch laat Duym nog steeds “sinnekens” optreden. Hij
dicht in verzen die een overgang vormen van de rederijkerij naar
de nieuwe kunst. In of rond 1624 overlijdt Duym, wellicht te
Leiden.
Abraham de Koningh wordt in 1586 of 1588 geboren te Belle in
Vlaanderen. Als uitgewekene wordt hij lid van de Brabantse
kamer 'het Wit Lavendel' te Amsterdam. In 1615 schrijft hij een
spel van “
Jephta” en in 1616 een “
Spel van Sinne” voor de loterij
van het oudemannenhuis. De Koningh overlijdt in 1619.
Belangrijker is de hervormingsgezinde Roeselaarse rederijker
Robert Lawet, kastelein of herbergier en gasthofhouder. Omtrent
het midden van de tweede helft van de 16de eeuw treedt hij voor
de eerste keer als “componist” van de Roeselaarse 'Zeegbaer
Herten' op, en voert als zinspreuk “Al quaelcke ghevoedt”. In zijn
functie van herbergier verzorgt hij ook de maaltijden tijdens de
bijeenkomsten van zijn rederijkerskamer. De Roeselaarse
rederijkerskamer schijnt in de 16de eeuw tot de plundering van de
stad door de Malcontenten in 1578, zeer actief te zijn geweest.
Begin juli 1564 nemen ze bijvoorbeeld deel aan het rederijkers-
feest te Oudenaarde en behalen er een eerste prijs voor het refrein
“int amoureuze” en “op de knie”. Niet onmogelijk zijn deze
stukken werk van Robert Lawet geweest.
Hij is vermoedelijk niet voor einde 1578 - begin 1579, dus voor de
plundering van de stad en vóór zijn uitwijking naar Brugge vóór
1582, tot het protestantisme overgegaan.
Verschillende van zijn spelen zijn bewaard gebleven. Zeven
spelen van zijn hand zijn overgeleverd in een verzamelhandschrift
dat in de koninklijke bibliotheek te Brussel bewaard wordt, onder
de titel “
zeven gheestelicke spelen van zinnen”. Dit grotendeels
schriftuurlijk toneelwerk schrijft hij tussen 1571 en 1583, en
wordt wellicht in deze zelfde periode opgevoerd te Brugge. Deze
werken kunnen tot de “historiaelspelen” gerekend worden. Het
handschrift bevat ook nog een tafelspel van
“
Meest Elcken en dOnruste conscientie”. Voor de 'Zeegbaer Herten' schrijft hij
onder meer het
“
Gheestelick Meispel van 'tReyne Maecxsele ghezeytdeZiele”.
Het is een allegoriserend passie- en verrijzenis-
spel in de oude symboliek van de volksliederen van het kruis als
de Mei. Het is als het ware een rechtstreekse voortzetting van het
mysteriespel omgezet in een allegorie.
Verder schrijft hij nog onder meer
“
Een gheestelick spel van zinnen van Jhesus ten twaelf jaren”, een parabelspel
“
Van het Taruwe graen ende tCorche”, en
“
Eeen schoone schriftuerlick spel van zinnen Gods helighe kercke twarachtich ghemeente Gheleeken bij het taruwegraen”.
Hiernaast schrijft hij nog
“
Twee schoone schriftuerlicke ende figuerlicke gheestelicke rethoryckelickespelen van zinnen vanden verlooren zoone”.
Eigenlijk betreft het hier één lang spel in twee delen. Deze beide
parabels kunnen daarenboven ook als “Tooch” in een spel worden
ingelast.
Twee andere toogspelen van zijn hand zijn:
“
Een gheestelick spel van zinnen rethoryckelich ghestelt up den Vader Onse [...]” en
“
Een gheestelick spel vanden helighen sacramente”.
Andere spelen van zijn hand zijn verloren gegaan, waaronder twee
spelen getiteld “
Spel van de vrome vrauwe Judich ende van Holifernes” en acht spelen over Paulus.
Robert Lawet sterft vóór 1596.
Carel van Mander wordt in 1548 te Meulebeke, in het
hertogdom Brabant, geboren. Hij zal vooral bekend worden als
schilder. Hij is aanvankelijk een leerling van Lucas de Heere,
maar zal ook een betekenis verwerven als dichter en
prozaschrijver en vertaler van Homerus, en van onder meer
Vergilius' “
Bucolica” en “
Georgica”, die uitgegeven worden in
1597.
Op zijn reis doorheen Italië in 1575, leert hij Vasari's werk over
het leven van de beroemdste Italiaanse schilders kennen. Hij
besluit dit werk te vertalen en aan te vullen met oorspronkelijke
bijdragen over de Nederlandse, Duitse en de laatste Italiaanse
schilders. Het boek verschijnt in 1604 te Haarlem onder de titel
“
Schilder-boeck”. Het boek is de eerste proeve van
kunstgeschiedenis in de Nederlanden, systematisch en tot op zeker
hoogte zelfs kritisch uitgewerkt. Na zijn reis naar Italië,
ontwikkelt hij zich van rederijker tot renaissance-kunstenaar, en
zal hij zich voornamelijk aan de schilderkunst wijden.
In 1583 vlucht hij als doopsgezinde van Brugge naar Haarlem,
waar hij om zich heen een kring van kunstenaars en
letterkundigen, die de nieuwe kunst ijverig beoefenen, schaart.
Onder zijn bezielende leiding sticht hij eveneens een kleine
schilderacademie. Gedurende zijn Hollandse periode ontwikkelt
hij zich, ondanks het feit dat zijn schilderen zijn hoofdbezigheid
blijft, tot een merkwaardig prozaschrijver.
In 1603 verhuist hij van Haarlem naar Heemskerke en in 1604 van
Heemskerke naar Amsterdam, waar hij op 02 september 1606
overlijdt.Na zijn dood bezorgt de Haarlemse rederijkerskamer 'de
Witte Angieren' de eerste Nederlandse bloemlezing, onder de titel
“
Den Nederduytschen Helicon”. Eveneens postuum verschijnt in
1626 zijn belangrijkste dichtbundel: “
De Gulden Harpe”.
Carel van Mander is de auteur en ensceneerder van een groot
aantal toneelstukken, die jammer genoeg niet bewaard zijn. Naar
verluidt heeft hij verschillende zinnenspelen en bijbelspelen
geschreven voor de rederijkers van Meulebeke, zijn geboortedorp,
alsook tafelspelen, refreinen en “liedekens”. Volgens de Tieltse
stadsrekeningen over 1563, wordt er in dat jaar aldaar Van
Manders “
't Spel van Nabuchodonozor” vertoond “up Sent-
Jansdach Mitszomers”. Bemerk wel dat Van Mander op dat
ogenblik amper zestien jaar oud is!
Van Mander schildert ook sierlijke schermen en vervaardigt
meermaals het benodigde toneelmechaniek te Meulebeke. In de
opvoering van zijn spel “
Noah” plaatst hij bijvoorbeeld pompen
en buizen om een zondvloed met natuurlijk water te verbeelden.
Het toestel blijkt echter gebrekkig geconstrueerd te zijn en de
toeschouwers moeten voor het opbruisende water vluchten.
(Wordt vervolgd)
Jan Rooms
Maandzang januari 2011.
Och, kon ik toch dit nieuwe jaar
Als Factor goed beginnen
Maar voor vandaag is het bezwaar
Dat ik me op zakenreis slechts mag bezinnen
Dat is de reden dat niet ik
Deez’ zang U voor mag dragen
Hoewel ik nog op ’t eten mik
Als files mij niet al te zeer belagen
Dus luister rederijkerslieden
Wat dit moment U heeft te bieden
Het gaat eerst en vooral om een belangrijk zuiderbuur
Die bij ons komt namens het internationaal bestuur
Hij zal ons het nodige gaan leren
Over hoe een congres te faciliteren
Dat jaarlijks steeds een andere stad
Met rederijkers vult; het gaat dus over hoe en wat
Wellicht straks Vreugdendal te bieden heeft
En hoe Breda zo’n feest beleeft
En welke combinaties er te maken zijn
Maar voor vandaag dus eerst de grote lijn!
En uit ’s Hertogenstad een zeer gewichtig man
Te gast van Moyses Bosch, een heer die spreken kan
Over een juiste installatie van ons’ kamer
Want echt formeel heeft hij de hamer
Die een hoofdkamerhooft hanteert
-zo heeft historisch onderzoek ons dus geleerd
Die houden wij te vriend wil ik hier zeggen
En hoe dan verder zal hij ons uit gaan leggen
Genoeg te doen en veel te spreken
Ik zal nu zwijgen, want al dat preken
Wil ik aan dominee’s maar over laten
Wellicht dat later U mij bij wilt praten
Bauke
Congres 2011
Brussel
20- 21 & 22 mei
“Onder voorbehoud van voldoende subsidiëring voor het
3-daags congresprogramma “
Voor het eerst in de geschiedenis van de Congressen houden wij
een driedaags evenement .
Het omvat een dag met de wetenschappers omtrent een Brusselse
rederijker : Willem Vanderborght
en dit op vrijdag 21 mei
Op zaterdag 22 mei verwachten wij de congresgangers in
Zinnema te Anderlecht .
Er worden 3 thema wandelingen voorzien die eindigen op het
Ste.Katelijneplein.
Daar heeft de wedstrijd om het Rederijkersjuweel plaats.
Op zondag 23 mei worden de congresgangers onthaald in het
A.M.V.B. (Archief en Museum voor het Vlaams Leven te Brussel)
En om 11 u heeft in de K.V.S. (Koninklijke Vlaamse Schouwburg)
de academische zitting plaats
In de namiddag gaat de jaarlijkse algemene vergadering door en
is er een namiddagactiviteit voor de overige congresgangers.
De Rederijkers
Wij, van De Rederijkers, opgericht door Ger van den Bemd in
1993, wonen in Auckland in het noorden van Nieuw-Zeeland.
Wij hebben 15 leden, afkomstig uit België, Nederland en Zuid-
Afrika.
Onze leidster is Afina de Jong.
Sommigen van ons zijn geëmigreerd na de 2de wereldoorlog,
anderen zijn later aangekomen.Op onze vergaderingen lezen we
elkaar gedichten of verhalen voor om onze geliefde moedertaal te
onderhouden en sommigen schrijven ook zelf proza of gedichten.
Ik ben wel benieuwd om te weten of wij de enige vereniging zijn
buiten België en Nederland, die zoveel van onze taal houden. Vele
duizenden mensen zijn na de 2de wereldoorlog geëmigreerd naar
Canada, Noord- en Zuid-Amerika, Australië, Nieuw-Zeeland en
andere landen. Er moeten toch ook wel andere groepen in de
wereld zijn die van onze taal houden?
Nieuw-Zeeland ligt ten Zuid Oosten van Australia. Er wonen hier
zo ongeveer 4 miljoen mensen. De spreektaal is Engels. Het is een
onafhankelijk land verbonden aan het Britse Gemenebest.
Auckland is de grootste stad van Nieuw-Zeeland en heeft
ongeveer 1 miljoen inwoners. Auckland heeft een actief cultureel
leven. Wellington is de hoofdstad.
Nieuw-Zeeland is uit de zee gerezen, volgens de Maori
overlevering. Zover we weten woonde hier niemand vóór het jaar
1000, alleen vogels en reptielen. Na dat jaar zijn Maori verkenners
hier in hun grote kano's aangekomen en hebben zich over het hele
land verspreid, en leefden op een nomadische manier. Er zijn
enkele pogingen geweest door ontdekkingsreizigers, van
Nederland, o.a. Abel Tasman, om zich hier te vestigen, maar ze
werden door Maori krijgsmannen verdreven. Ook mislukten de
pogingen van Portugezen, Spanjaarden en Chinezen om zich hier
te vestigen. Later, aan het begin van de 19de eeuw, hadden de
Engelsen onder Kapitein James Cook meer sukses.
En zo begon een nieuwe beschaving, een Verdrag van Waitangi
werd gesloten tussen de Koningin van Groot Brittanje en de Maori
bevolking, dat tot heden nog steeds druk besproken wordt.
Veel Engelsen arriveerden, en met hun kennis van meer
wereldwijze politiek hadden zij gauw de overhand.
Rondom 1950, toen wij arriveerden, was de meerderheid van de
bevolking vanuit Groot Brittanje afkomstig en en de meeste Maori
mensen bleven op de achtergrond wonen..
De bevolking is steeds aan het veranderen en nu is het Maori volk
veel meer op de voorgrond en hun taal is nu ook, buiten het
Engels, een officiële taal . Veel mensen zijn overgekomen van
andere Stille Zuidzee eilanden op zoek naar een beter leven.
Nu is er hier een mengelmoes van mensen van alle delen van de
wereld. Wij leven in redelijke harmonie met elkaar en ieder wordt
aangemoedigd niet enkel om zich aan te passen aan de
Nieuwzeelandse leefwijze maar ook om hun eigen cultuur te
onderhouden en te delen. Daarom zijn wij ook geestdriftig om
uitdrukking te geven aan de taal, poëzie en proza van de Lage
Landen.
Wij zien uit naar een goed jaar waarin we iets moois met elkaar
kunnen uitwisselen.
Paul Storm.
Lidmaatschapsbijdrage 2011
De Raad van Bestuur besliste de lidmaatschapsbijdrage 2010
niet te verhogen.
Dit moet iedereen de mogelijkheid geven om tegen een
minieme bijdrage lid te blijven van het Verbond.
Hiervoor ontvangt elke Kamer of elk toetredend lid per
kwartaal het tijdschrift van het Verbond.
- Kamers : € 25
Zij ontvangen het tijdschrift
Zij hebben medezeggenschap in het Verbond
Zij kunnen deelnemen aan werkgroepen en studiedagen.
Wie zich geroepen voelt mag steeds een hoger bedrag
overmaken. Dit zal dan speciale vermelding genieten in het
tijdschrift.
- Toetredende leden : € 15
Zij ontvangen het tijdschrift en steunen hierdoor de
rederijkerij .
De Vlaamse Kamers en toetredende leden kunnen hun
bijdrage voldoen op onze bankrekening 293-0322480-10.
De Nederlandse Kamers en toetredende leden via de Europese overschrijving
Kenmerken bankrekening :
BIC : GEBABEBB . IBAN : BE41 2930 3224 8010