0 Ons Camers 1e 2014






Terug naar index

Ons Camers và Rhetorike


Verantwoordelijke uitgever : Verbond van de Kamers van Rhetorica v.z.w.
Veeweydestraat 22-24
B 1070 Anderlecht
website : www.rederijkers.org
27 ste jaargang nr 1 januari februari maart 2014
Redactie: Bauke van Halem
’t Haantje 2
4854 MV Bavel
Kopij naar bvh@vanhalem.nl
In dit nummer ...

Woordje van de redacteur

Beste rederijkers ,

Met ingang van dit nummer mag ik de pen overnemen van Emiel François die dit tijdschrift vele jaren heeft vormgegeven en mede heeft gevuld. Hem zij hulde voor al het werk en de inspanningen om iedere keer opnieuw dit tijdschrift uit te brengen.

Ik ben me er zeer van bewust dat nu een noorderling dit blad gaat opstellen. Dit bewustzijn komt mede voort uit de wetenschap dat de rederijkerij in eerste instantie een zaak was vanuit het Vlaamse land, ja zelfs oorspronkelijk een Noord-Franse herkomst had.

Pas in de loop van de vijftiende eeuw ontstonden er ook in het noordelijke deel van de Nederlanden rederijkerskamers.

Dit gegeven dwingt me -als Noorderlander- tot een zekere bescheidenheid.

Verderop in dit tijdschrift wil ik U graag iets meer over mijzelf vertellen.

Eerst is aan de orde om de wens uit te spreken dat wij andermaal een mooi rederijkersjaar ingaan.

We verheugen ons op het komende congres in Liedekerke, dat ik op grond van het programma en de voorkennis die ik als lid van het Verbond nu eenmaal heb, nu al een succes durf te noemen.

Met genegen rederijkersgroeten,

Bauke van Halem

Op naar het congres in Liedekerke

Op 14 en 15 juni 2014 vindt het 31e internationale rederijkerscongres plaats en dit jaar wordt het gehouden in Liedekerke.

Daarom hier wat algemene informatie over het congres onder verwijzing naar de nieuwsbrieven die zijn verschenen danwel nog komen.
Waar te overnachten ?

Hotels congres :

Aalst:
Hotel Keizershof Korte Nieuwstraat 15
www.keizershof.be
Hotel Ibis, Villalaan www.ibis.com
Ninove:
Hotel De Crone Geraardsbergsestraat 49
www.hoteldecroone.be
Hekelgem : Hotel Partridge Brusselbaan 18 Affligem
www.hostellerie-affligem.be
Denderwindeke : B&B De Pepelinck, Steenhout 18
Meerbeke : B&B De Roesbeekhoeve, Roesbeke 79
www.depepelinck.be
Locaties tijdens het congres ?
De Warande, Opperstraat 31, Liedekerke
Feestzaal ‘t Guldenhof, Fabriekstraat 42, Liedekerke

Een nieuwe redacteur

In de lijn van actievelingen voor het Verbond en de rederijkerij ben ik eigenlijk niet meer dan een ‘broekie’.
Sinds 2008 ben ik gevraagd om bezig te zijn met de heroprichting van de Kamer Vreugdendal in Breda. Omdat ik al jaren actief als dichter bezig ben, kreeg ik daar al snel de functie van Factor.
In 2012 kozen we ervoor om voortaan als ‘Het Turfschip van Adriaen van Bergen’ door het leven te gaan met de toevoeging : ‘gegrondvest op de aloude Kamer Vreugdendal’.
Het was een grote eer om als jonge nog niet formeel geïnstalleerde Kamer een congres te mogen organiseren en door vacatures in het bestuur van het Verbond mocht ik in 2012 ook toetreden tot het Verbondsbestuur.

Mijn wortels liggen gedeeltelijk in Vlaanderen, waar een verre voorvader omstreeks 1308 zich vestigde in Gent. Ik spreek van Simon de Mirabello van Halen, die als Longobard vanuit Noord Italië in Gent terecht kwam en Ruwaard van Vlaanderen werd. Hij verwierf de Hof ten Walle, het latere Prinsenhof en geboorteplek van Keizer Karel V.

Respect voor Vlaanderen zit dus in mijn bloed.

Maar dichterbij het heden ben ik Noorderling en woonachtig geweest in Groningen, waar heel veel Nederlandse rederijkerskamers zijn ontstaan. Juist daar ben ik de liefde voor de taal gaan ervaren.
En om het verhaal nog iets breder te trekken : ik ben in Haarlem geboren en voel dus ook verwantschap met onze ‘Trou-broeders’.

Met dit al hoop ik duidelijk te maken dat ik me een echte Verbondsman voel en vanuit die houding wil ik U als redacteur de komende tijd gaarne dienen.

Jaarzangen: een fenomeen

In meerdere Kamers kent men het verschijnsel ‘Jaarzang’. Een aloud rederijkersgeschrift waarin men de jaarlijkse gebeurtenissen in een Kamer in dichtvorm vastlegt.

Beroemd in dit verband is de Haarlemse Jaarzang, die ook ieder jaar wordt aangevuld met een ‘Catharijnenzang’, waarin de heilige Catharina centraal staat.

In Breda is, daardoor geïnspireerd, de Maandzang ontstaan die jaar- lijks wordt gebundeld in een Jaarzang.

Graag wil de redactie kennis nemen van soortgelijke maandelijkse danwel jaarlijkse geschriften bij de verschillende Kamers in het zuiden en noorden van ons taalgebied.

Hierna kunt U de ‘zang’ lezen die eind 2013 in Breda klonk :

Maandzang December 2013

Aan ‘t eind gekomen van dit jaar
Bedenk ik hier een nieuw gebaar
Om U, mijn rederijkers, te bezingen
Al voel ik mij als de beginnelingen

Die aan ’t begin van een traditie staan.
Toch weet ik mij gesteund door die mij reeds zijn voorgegaan
Om eens per jaar een zeer bijzonder vers te schrijven
Te eren met dit offer van mijn taal en bij de jaarzang in te lijven.

Nog zeg ik niet waarop ik doel
In Haarlem deze zomer kreeg ik het gevoel
Dat wat zij daar aan Catharina bieden
Wellicht ook voor U, rederijkerslieden

In klare taal te vatten valt
‘k besef dat mijn geheim al bijna door deez’ ruimte schalt
Maar nu wil ik die naam u hier nog niet onthullen
Al was het maar om met de taal de tijd te vullen

Die ‘k nodig heb om tot mijn climax hier te komen
In zek ’re zin loop ik al tijden stil te dromen
Van een meer dan maandzang-lang gedicht
Dat als een apotheose van een jaar iets plaatst in ’t centrum van het
licht

Dat ons toch immer weer omarmt
En d’ ene om de geest en d’ andere door de tekst verwarmd
Laat mij een ogenblik mijn woorden hier wat nader duiden
Al eerder bereikten mij geluiden

Als zouden toch enkel christelijke wetten
Een stempel op ons echt voor-elk-toegank’lijk-zijn hier zetten.
Nu zijn wij kinderen van het Avondland
En is ons zijn toch zeker uit een christelijke trant

Maar ook als dat aspect U minder zegt
Ontkom ik enkel al uit wat historie ons ontvlecht
Niet aan een religieuze duiding
U hooggeachte atheïsten hier, maakt maand’lijks toch een buiging

Naar dat door vinder Nettie-Echt*
Gevraagd moment dat zij aan het eind van haar zegje zegt:
Dus christelijk in ’t nu of niet
Weet dat historie toch vooral gebiedt

Om hier een ernstig lof te dichten
Voor haar die nooit voor weelde wilde zwichten
En met haar houding ons een houvast gaf
Om aan onz’ keuze vast te houden ondanks dreiging zelfs met straf

Die nooit ons menselijk zijn verdragen kan
-zie Victor, onvolprezen Xanten-man
En Vrouwe Catharina in deez’ zaal
Wier toch gebroken rad ons doet verhaal

Van hoe een mens gedragen is
Ook als je leven tussen Pinksteren en ’t toch beleefde Kerstmis
Ook een andere zijde wil belichten
-al zou je hier Utopia willen stichten-

Dus, rederijkers, hier bijeen
Schrijf ik mijn dicht hier voor Heleen’
Moeder van Keizer Constantijn
Die elke maand vormt het refrein

Waarlangs ons teermaal wordt gezet
Tot stilte voor de één en voor de ander stil gebed
Omdat hoe plat ons reden ook mag zijn
We graag een punt nog willen zetten op een lijn

Van eeuwig onderweg en altijd hier te zijn!

* Bijnaam van één van de leden van het Turfschip

Waartoe...?

Het begin van een vraag die menigeen nog zal herkennen, hetzij vanuit een ver verleden, hetzij vanuit een actief belijdend.

Hier wordt het toegespitst op de vraag: “Waartoe zijn wij er als Verbond van Kamers van Rhetorica?” Wat willen wij verbinden en vooral waartoe?

Los van de geformaliseerde antwoorden zoals die in oprichtingsakten en statuten zijn beschreven, is het niet verkeerd om die vraag steeds opnieuw te stellen. Al was het maar om een actueel beeld van de stand van zaken in Rederijkersland te krijgen.

Elke Kamer heeft zijn eigen dynamiek en historie: sommigen zijn eeuwen oud en leven bij het in standhouden van een traditie, al dan niet in een hedendaagse vormgeving; andere Kamers moeten alle zeilen bijzetten om in leven te blijven en weer anderen hebben een vorm gevonden, die jong en oud aanspreekt. Welke van deze Kamers heeft er behoefte aan om ook in een breder -ja zelfs internationaal- verband zichtbaar te zijn en zich als deel van een groter geheel te manifesteren?

Een Kamer met een klein aantal leden, maar een serieus historisch besef zal zich graag gesteund weten door een groter verband: wellicht heeft het Verbond toegang tot kennis die lokaal al in de vergetelheid is geraakt; wellicht kan ook een kleine Kamer met stevige ondersteuning van het Verbond een congres organiseren om zich daarmee lokaal en regionaal beter op de kaart te zetten.

Een grote Kamer zal zich mogelijk juist internationaler willen manifesteren om anderen te kunnen laten delen in haar kennis over traditie, erfgoed en het actualiseren van de rederijkerij als een immer levende en levendige groepering van taalgeïnteresseerden.

U bent hiermee uitgedaagd om Uw opvattingen hierover eens met de redactie van “Ons Camers” te delen.

Penningen

Een Verbond kan niet bestaan zonder lidmaatschapsgelden.

Daartoe wordt U opgeroepen om Uw bijdrage ten spoedigste over te maken op rekening
BIC : GEBABEBB. IBAN :BE41 2930 3224 8010
met vermelding lidmaatschap 2014.

Kamers betalen € 30 en ontvangen het tijdschrift, hebben medezeggenschap in het Verbond en kunnen deelnemen aan werkgroepen en studiedagen.

Toetredende leden betalen € 25 (of meer...), ontvangen het tijdschrift en ondersteunen de rederijkerij.

De Kamers die al betaald hebben worden natuurlijk van harte bedankt !


Rederijkersjuweel 2014

Aangezien de voorkeur van alle ingeschreven kamers naar de B-formule van het Rederijkersjuweel ging (met eigen regisseur) zal het congres starten op:
zaterdag 14 juni 2014 om 10.30 uur
het Rederijkersjuweel begint om 20.00 uur

Er hebben zich 5 kamers ingeschreven voor het Rederijkersjuweel met opgelegd werk
“Per auto” van Freddy Van Besien
(in volgorde van inschrijving):
  • Koninklijke Rederijkerskamer
    Jan Van Beers - Utrecht
  • Aloude Overste ende Souvereine Prinselijcke
    Camere van der Rhetorycke
    Jhesus met der Balsemblomme - Gent
  • Rederijkerskamer Barbara - Aalst
  • Moyses Bosch - ’s Hertogenbosch
  • Trou moet Blycken - Haarlem


Mirakels !

Uw redacteur heeft het plan opgevat om in een serie verhalen de opkomst, ondergang en gedurige wederopstanding van de aloude Kamer Vreugdendal te beschrijven. Uit deze kamer is de huidige kamer “Het Turfschip van Adriaen van Bergen” ontstaan.

Het hele verhaal is een paar keer als luister-,kijk- en participeerspel uitgevoerd, maar wordt hier in de komende tijd met een enkele aanpassing neergezet als een vervolgverhaal.

De lokroep
Boeren burgers buitenlui! leent mij het oor!
U krijgt het eerlijk terug, maar wel pas later hoor.
Eerst en vooral wil ik verhalen,
Hoe wat begon met Vroechendale
(Kamer van re-de-rij-ke-rij
Ik zeg ‘t er meteen maar bij)
Thans floreert als Vreugdendal.
Wat zegt U daar? Dat wist U al?
Nou ja, zo niet: Wat is ’t geval?
Het voorspel
Bréda is een legendarische nederzetting ergens in het noorden van België. Ooit was dit de sterkste vesting van de wereld, zoals elke Spanjaard u kan vertellen. Hier is alles begonnen.
Tussen Keulen en Parijs loopt de weg naar Rome...., jawel, maar waar begint die weg? Inderdaad, in datzelfde Breda, de navel van de Lage Landen: Arthesië, Kamerijk, Brabant, Vlaanderen, de Zeven Provinciën.
Bij Vaderlandsche Geschiedenis hoorde je van de Unies van U- en Atrecht, maar waar dat laatste ergens lag... ontdekte je pas jaren later als je op weg naar het zuiden een plasstop maakte in Arras. Je kon daar gewoon ruiken dat je nog niet echt in Frankrijk was, maar verzeild in de nevelen der geschiedenis, het schemergebied der Ch’tis, jenever- en bierdrinkers net als wij. Zo, dit is dus Atrecht. Onder de vrolijke klanken van de beiaard ontdek je op het begijnhof een groep rederijkers, die al in de 13e eeuw Robin Hood op de planken zette. Hier zijn we in de bilnaad van De Nederlandse Leeuw, alias Leo Belgica of Belgicus, zo gewild bij liefhebbers van oude kaarten, waarop een lompe leeuw met zijn gat breeduit op Frankrijk drukt, Normandië en passant met zijn staart meenemend.

Welnu, de navel van die Leeuw is dus Breda, ook met een carillon , ook met een begijnhof, ook met een grootse rederijkerstraditie: Vroechendale of Kamer Vreugdendal!
Groots! Als niemand minder dan Emiel de Waal, groot kenner der rederijkerij, zoiets roept bij zijn bezoek aan Breda in 2008, dan is dat niet mis te verstaan.
Groots! Als een jaar eerder de toenmalige vaandrig van de Pellicanisten te Haarlem, de flamboyante Dr. Jan Spoelbier zijn roemer heft en spontaan deze huldedronk uitbrengt:

Nu nood ik allen rap ’t glas te heffen
Op deze Kamer brengen wij een toast
Een heildronk tevens op ons samentreffen
Derhalve, kort en bondig: ...mòge!
Dan weten we meteen waar Jan gestudeerd heeft en hoe hoog hij de sotternij van Breda heeft zitten.
Hoe oppervlakkig klinkt dan een burgemeester, die zegt: “Goh...hebben wij in Breda iets met rederijkerij?”

Breda = Rederijkerij, burgemeester! Mijn getuige is Constantijn Huygens’
Aen de Bredaese Camer van Vreugdendale:
Ist mogelijck Breda dat ick U niet en ken
U, oorsaeck dat ick leef, U oorsaeck dat ik ben?
Cloeck geestig Vreuchden-dal...
U, moeder van de const, u voedster van de pen?
Als iemand in 2009 na een eeuwigheid weer mag aanschuiven bij de vergadering van Hoofden van kamers uit België en Nederland in de salon van De Ghesellen vanden Palmryze te Mechelen, kent men Breda ook daar niet meer zo goed. Wel staat Breda weer op de lijst van deelnemers aan de Vergadering van Hoofden. Maar nee, niet als alle anderen onder vermelding “rederijkerskamer “ of: “Koninklijke rederijkerskamer.”, maar als Vereniging Jacob van Lennep, met een echo van....-nep! Nep!*
“Ave Helena, Hoedster van het Ware Kruishout,sta ons bij!”

En dat deed zij. Haar bijstand bewerkt keer op keer mirakels! Ex machina sprong daar uit haar schoot de Sot Adriaan de vergadering in. Sedert die dag denkt men bij Breda weer aan sotternij, aan rederijkers, aan Jacobs Kamer Vreugdendal. Niks geen nep! Voluit rederijkerskamer, ja, wacht maar.... Koninklijke Rederijkerskamer!
Tussen Keulen en Parijs, tussen A- en Utrecht, van Swevelchem onder Reetveergem tot ver boven Groningen is Breda weer gekend als de navel van Leo.

* De rederijkerskamer was kort onderdeel van de Vereniging Jacob van Lennep, maar werd al snel een zelfstandige eigen vereniging.

Na die legendarische vergadering der Hoofden stapt de
burgemeester van Mechelen op onze man van Jacob van Lennep af, maar allez, hoes’t mee Uu.. Aadje, zwaaiend met een kopie uit zijn stadsarchief waaruit blijkt dat Breda al rederijkers naar Mechelen afvaardigde in 1483! Waaronder de legendarische Adriaan.

Wat nu weer? Och, lieve mensen, ge kijkt of ge snot ziet branden; gij kent Adriaan niet?
Welke rederijkers kent U eigenlijk wel?
Bredero natuurlijk, van De Spaanse Brabander, al istie hooguit één keer in Breda geweest.
Hooft , Leids student, later lid van de Eglentier. Vondel, die in het Guinness Book of Record staat als de dichter van het kortste gedicht ooit:
U
Nu
Vondel, wiens ouders uit Antwerpen waren gevlucht. Die in een kousenwinkel in de Warmoesstraat voetwarmers verkocht, maar zelf al een eeuwigheid ligt te rillen onder een grafsteen met de dieptreurige mededeling:

Hier leit Vondel zonder rouw,
Hy is gestorven van de kouw
Maar wie kent hier nog schoenlapper Adriaensz, die om zijn scandaleuze liederkens in 1568 werd terechtgesteld? Of de schilder Adriaan Brouwer, die zich zo origineel over het Kasteelplein bewoog dat hij werd opgepakt op verdenking van spionage. Dan heb je nog de corpsballerige types à la Jacob van Lennep. Leden van statige clubs als De Witte of Litteraire te ‘s-Gravenhage.

(wordt vervolgd...)

Interessante informatie van De Roode Roos uit Hasselt...

Deze merkwaardige papieren foliocodex, begonnen in 1611 door Renier Co(e)mans, gebonden in een stevige leren band, telt 316 bladzijden en bevat veertien toneelstukken uit het 16e en 17e eeuwse repertoire van de Hasseltse rederijkerskamer De Roode Roos. Het gaat om zeven historiaelspelen (dramatiseringen van verhalende stof, ontleend aan de klassieke oudheid of de Bijbel), die door De Roode Roos opgevoerd zijn tussen 1588 en 1670, meestal ter gelegenheid van Hasselt Kermis. Naast de zeven historiaelspelen bevat het register nog zeven andere spelen: drie gewone zinnespelen, één proloog en drie spelen van de Brabantse rederijker Jan Baptist Houwaert. Het Register Coemans is daarmee één van de rijkste verzamelhandschriften met dramatische literatuur uit de rederijkerstijd en biedt na de verzameling van de Haarlemse kamer Trou Moet Blycken de grootste collectie Bijbelse rederijkersspelen.

Dit verzamelhandschrift geeft een volledig beeld van het repertorium van een rederijkerskamer in een langere periode (1588 - 1670), wat bijzonder zeldzaam is. Bovendien is de Hasseltse bundel de belangrijkste bron voor het volkstalig Bijbels toneel in de Zuidelijke Nederlanden in de vroegmoderne tijd. Aangezien het over een overzicht van verschillende toneelstukken en genres gaat binnen een welomlijnde tijdscapsule en binnen de (lokale) context van een bepaalde rederijkerskamer, heeft het ook cultuurhistorische ijkwaarde en is het van belang voor ons collectief geheugen.

Yvan Kooken, Fiscaal van de Roode Roos



Hierna volgen een aantal bijdragen die we via Johan De Rijck uit Liedekerke ontvingen om alvast een beeld te krijgen van het ontstaan van het dorp en de rol die het kasteel heeft gespeeld, alsmede informatie over het kantklossen.

LIEDEKERKE ONTSTAAN VAN ONS DORP

1092 - 2014 (924 JAAR)
Wat heeft er zich in het jaar 1092 precies voorgedaan (ledechercis in de oorkonde van 1092) heeft een Frankische oorsprong: 'LIDH', wat oever of heuvel betekent. Men kan veronderstellen dat de oudste benaming 'LEDE' kan zijn. Oever of heuvel passen goed in het natuurlijk kader: de Oude Dender loopt aan de voet van de kerkheuvel. Vanaf de Oude Dender merken wij nog steeds duidelijk dat de kerk op een heuvel gebouwd werd. Men kan aan de indruk niet ontkomen dat 'kerke' bij 'Lede' werd gevoegd omwille van de bijzondere betekenis van die kerk in 1092. Vandaar Ledekerke, nu Liedekerke. Dat Liedekerke een vanouds bewoond dorp was, bewijzen de ingaheimnamen : Pijnegem en lmpegem.

In het jaar 1092 wordt Liedekerke voor het eerst in een merkwaardige oorkonde vermeld. Het betreft nl. een brief van Geeraard II (1076-1092) bisschop van Kamerijk,waarin de stichting van de kerk van Liedekerke, door Everaard van Doornik en zijn vrouw Helewigis, erkend en tevens met voorrechten bedeeld wordt. Deze Everaard van Doornik was een aanzienlijk grondbezitter die niet enkel in Liedekerke een Kapittel stichtte.

Het huidige dorpje lncourt (bij Geldenaken) behoorde hem toe in de Xle eeuw. Geeraard II, bisschop van Kamerijk werd door de Keizer van Duitsland Hendrik IV AD 1076 aangesteld, wat in strijd was met de hervormingsbeweging van Paus Gregorius VIl. In 1092 bevinden we ons volop in de investituurstrijd. Dit wordt verder uitgebreid behandeld. Vooreerst gaat onze aandacht volledig uit naar de stichtingsoorkonde van het kapittel van 1092, die in het Latijn opgesteld werd en de oudste oorkonde vormt die in het Corpus Chronicorum Flandie voorkomt. Dus is er voor het eerst van Liedekerke sprake in 1092.Aldus bestaat ons dorp in 2014 924 jaar .

STICHTINGSOORKONDE VAN HET KAPITTEL VAN LIEDEKERKEKAMERIJK, 1092
“ln naam van de Heilige en ondeelbare Drieëenheid. Geeraard de Tweede, bij de genade van God bisschop van Kamerijk, aan alle Prelaten die de Moederkerk dienden door de vermeerdering van de deugden .Omdat wij ons in het geloof van onze dienaren moeten verheugen die begaan zijn met de vereffening van de Heilige Kerk, door de goede wil van bereidwillige personen, past het ons ook, indien ons in dit verband iets gevraagd wordt, dit niet te weigeren, opdat zij in het leven grotere vorderingen zouden maken naar ons voordeel. Dientengevolge heb ik besloten het verzoek van Raduif, bijgenaamd Everard van Doornik en zijn vrouw Helewigis niet te moeten verwerpen m.n. het altaar van Liedekerke van elke cijns en recht op aanstelling (van bedienaars van de kerk) vrij te maken, op voorwaarde dat aldaar kanunniken met hun prelaat voor de eredienst aangesteld worden. Aangezien beiden, namelijk Everard en zijn echtgenote, op zich nemen uit eigen goederen en van de opbrengsten van hun bezittingen, de nodige uitgaven te zullen doen om in het levensonderhoud van de kanunniken te voorzien, heb ik dus gedaan wat zij vroegen. Daarom heb ik besloten voornoemde kerk van de Heilige Drievuldigheid en van O.L.Vrouw, tot wiens eer dezelfde kerk gebouwd werd, over te dragen, vrij van alle accijns, zonder het bisschoppelijk gezag te schenden, zoals Everard en zijn vrouw dit voorstelden. Met dien verstande echter dat zowel mijn opvolger als ikzelf, het prelaatschap en de zielzorg mogen uitoefenen over de volgens het kerkwettelijk gezag aangestelde kanunniken. Opdat dit echter bekrachtigd en vastgelegd blijve, werd dit door getuigenis van onze gelovigen bevestigd. Gedaan te Kamerijk in het incarnatiejaar MXCII tijdens de regering van keizer Hendrik en tijdens het episcopaat van Geeraard de Tweede".

De stichtingsoorkonde bevat enkele begrippen die betrekking hebben op het toenmalig Canoniek Recht . Zo wordt bedoeld met het vrijmaken van het altaar van alle cijns dat het kapittel zelf over zijn inkomsten ervan mocht beschikken .

De begrippen Altaar (altare) en Kerk, (Ecclesia) hadden in de 11de en 12de eeuw een afzonderlijke betekenis. De benaming "altare" sloeg op het ambt en de rechten door de priester, de pastoor uitgeoefend. Het omvatte dus titel en ambt van de pastoor. De benaming "ecclesia" omvatte alle rechten door een domaniaal eigenaar (in dit geval Everaard van Doornik) op de kerk van zijn domein uitgeoefend. "Persona" sloeg op het pastoorsambt met de eraan verbonden inkomsten of m.a.w. het recht op totale pastorale inkomsten. Dit pastoorsambt kon enkel theoretisch zijn; het werkelijk ambt werd uitgeoefend door een Vicarius (onderpastoor) die voor zijn onderhoud een veel bescheidener deel toegewezen kreeg.

Wij kunnen hier spreken van een dorpskerk (Villakerk)nl. een kerk van een domein heer, gebouwd op eigen grond, met eigen middelen. Zijn naam : Radulf, bijgenaamd Everaard van Doornik. Volgens Beda Regaus (1718-1808), proost van de abdij Affligem, ging het in 1092 in feite om een omvorming van de kerk van Liedekerke tot een klooster van Reguliere Kanunniken (mutata fuit in abbatiam canonnicorum regularium). N.Backmund o.p. spreekt van een kleine abdij van Augustijnermonniken (Parva abbatia de Liedekerke Ordinis Sancti Augustini). Deze kleine abdij zou nog tot 1902 blijven bestaan hebben en zou er het koor van de Sint-Niklaaskerk gevormd hebben. Zo blijkt uit het verslag van de Koninklijke Kommissie van Monumenten dd.19-10-1899, dat toen opgesteld werd naar aanleiding van een bezoek aan de bouwvallige kerk: "La partie la plus ancienne est le choeur, lequel constituait très probablement la chapelle primitive de la localité; par des dispositions architectoniques, il rapelle assez celui de Lombeek-Notre-Dame, qui remonte au début de l'art ogival, mais il a subi de telles transformations, qu'il n'offre plus d'intérêt".

Het koor zou dus eertijds de kleine abdij geweest zijn. In het jaar 1902 werd de kerk, met uitzondering van de toren die dateert van 1636, volledig afgebroken en vervangen door de huidige kerk die dateert van 1903.
HET KASTEEL VAN LIEDEKERKE EN ZIJN BEWONERS
Op een boogscheut van het gemeenteplein van Liedekerke verheft zich midden in de weiden (althans vóór enkele jaren) tussen Oude en Nieuwe Dender, een blijkbaar kunstmatige heuvel “Kasteelberg" geheten. Alhoewel deze benaming het zelf zegt en de er langsheen lopende straat sinds zeer lange tijd "Kasteelstraat" genoemd wordt, schijnen sommige mensen nog te twijfelen aan een vroeger bestaan van het "Kasteel van Liedekerke", dat zich aldaar eeuwen lang plechtstatig verhief en niet alleen de gemeenten Liedekerke en Denderleeuw, maar om zo te zeggen de hele streek beheerste.

Doch zo grondig is de vernieling geweest, zo weinig overleveringen betreffende dit monumentaal gebouw zijn tot ons doorgedrongen, zo weinige oorkonden over plaatselijke geschiedenis zijn de Liedekerkenaars overgebleven, dat men gaan twijfelen is over het al dan niet bestaan van het eens zo beroemde kasteel van Liedekerke.

Bejaarde lieden uit de eerste jaren van de 20ste eeuw- het kasteel was toen amper honderd jaar verdwenen- wisten er weinig of niets van te vertellen. Enkelen beweerden,en dan nog heel schuchter, dat er een kasteel “zou" gestaan hebben en lieten daarbij doorschemeren dat het niet zo heel zeker was. Anderen voegden er bij dat het door "de Fransen" afgeschoten werd van op de "Avinnenberg" neven de Denderbocht in Teralfene. Maar schier allen die er nog iets van vernomen hadden, voegden er geheimzinnig aan toe dat er van het kasteel uit nog onderaardse gangen bestonden, die leidden naar “de Bakergem" naar de Dommelingenstraat, of elders. Het mogelijke bestaan van deze geheimzinnige gangen moet op hen meest indruk hebben gemaakt en dit werd dan ook het langst onthouden. Al het overige, voor zover de geschiedenis betrof, liet onze dorpsgenoten tamelijk onverschillig en raakte na enkele jaren in de vergeethoek . Het is bijna niet te geloven hoe vlug een belangrijke gebeurtenis vergeten wordt, wanneer zij niet schriftelijk aan het nageslacht wordt overgeleverd . Men moet nu eenmaal geen geoloog zijn om vast te stellen dat "Kasteelberg" geen natuurlijke heuvel is. Het is al te klaar dat deze verhevenheid, midden in laagliggende weiden eenmaal werd aangebracht .

Waarom twijfelen aan het vroeger bestaan van het kasteel ? Is daar niet de ons overgebleven afbeelding van deze versterkte burcht daterend van de jaren 1600, die men aantreft in het "Flandria Illustrata" van Sanderus. Is daar niet het overgebleven puin dat men nu nog aantreft aan de zuidelijke hoek van de heuvel ? Tevens herinneren wij ons hoe gemobiliseerde soldaten tijdens de mobilisatieperiode van 1/9/1939 tot 9/5/1940, bij het aanleggen van loopgrachten en andere delvingswerken op "Kasteelberg'', de grondvesten van de grote ronde uitkijktoren blootleggen evenals ettelijke andere grondvesten. Indien wij dwars door deze heuvel konden kijken, wat zouden wij verwonderd zijn over de uitgebreide grondvesten, opgevulde kelders, gangen en andere onderaardse plaatsen omringd van dikke stevige metselwerken .

Hoe die kunstmatige heuvel daar midden in de weiden tot stand kwam ? Met volstrekte zekerheid zal dit nooit achterhaald worden. Wanneer wij echter de afbeelding van het kasteel in het boek van Sanderus bekijken- en mogen gerust aannemen dat deze tekening de werkelijkheid grotendeels zal benaderd hebben- dan zien wij dat het metselwerk van de hoge muren en zware hoektorens onder het niveau van de omliggende weiden gaat .Het kasteel werd dus niet op een heuvel gebouwd maar wel in de vlakke weiden . Hoe zou men de muren anders kunnen omringd hebben met water?

Eens de hoge, dikke muren van het gebouw er stonden in vierkantvorm met op elke hoek een torengebouw, dan werd de binnenplaats die betrekkelijk ruim zal geweest zijn, aangevuld met de massa's aarde die voortkwamen van het uitdiepen der wallen ten einde in de door de gebouwen afgesloten binnenplaats op een hoger niveau te staan dan de omringende weiden.

Het is ongetwijfeld deze massale aanvulling van het middenplein, gemengd met puin van de laatst overgebleven gebouwen en dit alles gestut door de steeds aldaar in de grond vertoevende grondvesten, die ten huidige dage "kasteelberg'' genoemd wordt .

In de tweede helft van de 17de eeuw was de vroegere luister van het kasteel reeds erg aan het dalen. In de loop van de 18de eeuw werd het zelfs niet meer bewoond door de eigenaars, die hun verblijfplaats elders verkozen hadden,meestal te Boussu in Henegouwen. Het was in deze tijd dat het kasteel meer en meer in een vervallen toestand geraakte; immers door de tijdsomstandigheden was de zin en het belang der versterkte kastelen verloren gegaan.

Een paar families- van rentmeesters, van de baljuw der gemeente en ander personeelmochten er hun intrek nemen, en tegelijkertijd de wacht en de zorg van het gebouw op zich nemen. Op het einde van de 18de eeuw vertoonde het nog slechts het uizicht van een rij gebouwen in een grote rechthoek opgesteld. Ophaalbruggen, torens, kapel en vroegere bijhorigheden waren verdwenen en namen aldus het uitzicht van een versterkte burcht helemaal weg.

Ten tijde van de Franse revolutie (1794) bleef het zo goed als onbewoond en het werd, met de andere goederen van het kasteel, evenals de bezittingen van kerken en edellieden, in beslag genomen, aan spotprijzen verkocht, of ten geschenke gegeven aan vreemde aanhangers der Franse republiek. Nadien geraakte het kasteel hoe langer hoe meer in een vervallen toestand.

Immers zeker is dat oude oorkonden uit de 11de en 12de eeuw, die onze plaatselijke geschiedenis belichten, spreken van- en zelfs ondertekend werden door- "Heren van Liedekerke" (Zie: G.Van Hoorebeke, 'Les noms patronymiques", en J.J. De Smet, "Chroniques de Flandre").

Deze heren zullen wel nergens anders hun intrek genomen hebben dan op het kasteel. Dagtekent het dus uit de 11de eeuw? of nog vroeger? Het is niet onmogelijk dat het ontstaan is op het einde van het Frankische tijdvak, ten tijde van Karel de Grote (begin 9e eeuw), wanneer "Boudewijn met den ijzeren Arm", Vlaanderens eerste graaf, regeerde. Rond deze tijd werden in onze streken versterkingen aangebracht om zich tegen de Noormannen te verdedigen . Deze vestigingen werden opgetrokken op plaatsen die gemakkelijk konden omringd worden met water. Meestal waar zulks mogelijk was, omgaf een tweede watergordel de versterking ten einde aldus een beter en meer afdoende verdediging te kunnen bewerkstelligen.

Deze veronderstelling zou dan overeenkomen met wat G. Van Hoorebeke schrijft, zich steunende op een andere geschiedschrijver, een zekere Laurent Le Blond. Deze beweert namelijk, dat het geslacht der Heren van Liedekerke zou opklimmen tot het jaar 820, wanneer er sprake was van "Raoul" Heer van Liedekerke. Volgens laatstgenoemde geschiedschrijver zouden vanaf "Raoul" (820) twaalf geslachten der Heren van Liedekerke elkaar hebben opgevolgd, tot wanneer in 1146, de eerste Razo van Gavere huwde met Mathilde, dochter van Goswijn, Heer van Liedekerke en Marie van Rhode.

Tot besluit van de vraag wanneer het kasteel ontstaan is, mogen wij met zekerheid zeggen dat het kasteel van Liedekerke, zoals de afbeelding uit de 17de eeuw het voorstelt, reeds grotendeels bestond in de 12de eeuw en zonder veel twijfel mogen wij zeggen dat zijn ontstaan teruggaat tot de negende of tiende eeuw, wanneer het als verdediging tegen de invallen der Noormannen kon opgetrokken zijn. Meer gewaagd zou het zijn te bewerenalhoewel niet helemaal zonder redenen- dat de oorsprong ervan zou opklimmen tot een vroeger tijdperk.

In 1772 werd alles verkocht. Een veertigtal inwoners van Liedekerke en Denderleeuw kochten één of meer stukken grond. Jacobus van Londerzeel kocht de herberg "de Waege" met de brouwerij, die tot dan toe aan het kasteel had toebehoord .Het kasteel zelf met een groot deel van de eigendommen en het bos van Liedekerke werden aangekocht door "Nicolaas van Beelen" uit Overhemn (Nederland) "advocaat van den Raede van Brabant".
En dat was het einde van de "Heerlijkheid van Liedekerke" waarvan ten huidigen dage een stuk stenen muur ons nog herinnert aan zijn roemrijk verleden. Tijdens of na de Franse revolutie (1790-1814) werden de overgebleven goederen (vooral het uitgestrekte bos van Liedekerke) gekocht door de adellijke familie "de Mérode" die ze in latere jaren stuk na stuk verkocht aan ingezetenen van Liedekerke of van naburige gemeenten, of aan vreemden .