0 Ons Camers 1e 2017






Terug naar index

Ons Camers và Rhetorike

EEN WOORDJE VAN ONZE VOORZITTER

Dag vrienden rederijkers,

De kille dagen van de wintertijd hebben wij nu zo stilaan achter ons gelaten. Vooral na het artificiële feest van de jaarwende ervaren wij de donkere dagen in het kwadraat. De natuur begint te ontwaken uit zijn lange winterslaap. Sneeuwklokjes, krokussen ,tulpen en paasbloemen wringen zich weerom een weg door de mulle grond om hoopvol naar het licht te neigen. De knoppen op de bomen staan barensrijp gezwollen. Deze breken kortelings open en kondigen, waar wij al enkele maanden naar trachten, de lente aan.

De dynamiek van de mensen wisselt ook met de seizoenen, berustend in de winter, hoopvol en vol verwachting in de lente, volop genietend in de zomermaanden om dan weer ondergedompeld te worden in de donkere winteravonden nog even genietend van het kleurenpalet dat de herfst ons biedt.

In die afgelopen periode van herfst en winter heeft het schrijfcomité( Thierry, Willy, Johan en in uitbreiding Dirk en Nicole) binnen de Raad van Bestuur niet stil gezeten om het dossier klaar te stomen om de rederijkerij te laten erkennen als immaterieel cultureel erfgoed. De intentieverklaring werd door de meeste kamers onderschreven, links en fotomateriaal en persartikelen werden doorgespeeld. Dit alles om ons dossier geloofwaardiger te maken. Met dank aan alle kamers die hier bereidwillig hebben aan meegewerkt. Het dossier moet nu -ter nazichteerst naar Leca (vzw die de aanvraag begeleidt. Nadien kan het overgemaakt worden aan het Vlaamse Gewest. Gelijktijdig dienen Carlo en Bauke dit ook in voor Nederland. Hier lijkt de administratie omtrent deze materie minder zwaar.

Op 16 februari had ik met Luc Collin, tezamen met de voorzitter van het land van Edingen, Leo Camerlynck , een vergadering om de vriendschapsbanden met Frans-Vlaanderen aan te halen en terug ginds een kamer in te stellen. Wat voor ons Internationaal Rederijkersverbond een goede zaak zou zijn . Drie landen in onze vereniging zou de mogelijkheid bieden om Europese subsidies aan te vragen.

Met de lente kondigt zich ook de inschrijvingstijd aan voor het volgend congres, dat dit jaar doorgaat op 9 en 10 september in de hoofdstad van Europa, nml. Brussel. Luc Collin, lid van de Raad van Bestuur en hoofdman van de Lelie, heeft met de leden van zijn kamer keihard gewerkt om van dit congres weerom een succes te maken. Wij hopen, gezien het tijdstip, dat er vele jeugdafdelingen van de diverse kamers zullen deelnemen aan het congres en meer bepaald aan het Rederijkersjuweel. Daarnaast hopen wij vele rederijkers, die dit evenement steevast in hun agenda hebben staan , weerom te mogen begroeten.

Voor 2018 en 2019 zoeken wij nog steeds kandidaten om het congres te organiseren. Tevens kijken wij ook uit naar een kamer die zich eens wil voorstellen en naar de programmatie van ALLE KAMERS zodat dit alles in ons tijdschrift kan worden opgenomen. Aarzel niet om met mij contact op te nemen johanderijck1952@gmail.com

I N H O U D S O P G A V E

Zet vast in Uw agenda: Rederijkerscongres 2017 te Brussel op 9 en 10 september !
3 Woordje van onze voorzitter
4 Inhoudsopgave
5 Waar dit nummer over gaat
6 Over de grens: Meistersinger (2)
8 In de schijnwerpers Met-X en het congres
9 Verzentaal
10 Kamernieuws
11 Zetel van ons verbond
12 Het Congres op 9 en 10 september 2017
13 Van Dirk Coigneau:Retoricale kleengedichtjes (3)

WAAR DIT NUMMER OVER GAAT..

En weer richten we ons alvast op het komende congres in Brussel op zaterdag 9 en zondag 10 september 2017. Luc Collin geeft lezenswaardige informatie over de zetel van het Verbond en geeft alvast een kleine sfeertekening van een onderdeel van het komende congres.

Gelukkig is er ook weer een bijdrage van Dirk Coigneau over de rederijkers en rederijkerskamers.

In het kader van een artikelenserie over de Meistersinger behandelen we dit keer de lyrische dichter Walther von der Vogelweide.

We hopen nog steeds vele kamers aan het woord te kunnen laten over hun historie en activiteiten. Dit keer helaas een In Memoriam.

In de rubriek Verzentaal een ‘zang’ over het zijn; nu geen rederijkersrijm maar ‘het vrije vers’.


We wensen U veel leesplezier met het 1e nummer van onze 30e(!) jaargang!

MEISTERSINGER (II)

De Meistersinger

In een serie artikelen waarin we buiten onze eigen landen kijken naar ontwikkelingen die vergelijkbaar zijn met de rederijkerij in Vlaanderen en Nederland komen de Duitse Meistersinger aan de orde.

Daarbij wordt gebruik gemaakt van een oud handschrift met de titel: Der Codex Manesse.

Anders dan deze benaming, die het in de loop van de eeuwen heeft gekregen, had het handschrift geen titel en was ook het tijdstip waarin het ontstond en de datering van de verschillende gedichten die er in voorkomen onduidelijk.

Pas in de laatste decennia heeft wetenschappelijk onderzoek meer kunnen ontdekken over dit “boek met zeven zegels”. Het handschrift is zo goed als zeker kort na 1300 ontstaan terwijl verschillende onderdelen ervan waarschijnlijk in de laatste 10 jaar van de 13e eeuw zijn geschreven.

Rüdiger en zoon Johannes Manesse behoorden tot een adellijk geslacht in Zürich. Ze verzamelden Minnezangen, maar hebben voor zover bekend, niet ook zelf die zangen geschreven. Ergens tussen 1330 en 1340 -al geruime tijd na het overlijden van Johannes (1297) en vader Rüdiger (1304)- was de verzameling compleet.

Wat er daarna met het handschrift is gebeurd, is onduidelijk tot het in 1657 weer opdook in Parijs. Eerst in 1888 kwam het handschrift in Heidelberg terecht waardoor het sindsdien ook wel het ‘Große Heidelberger Liederhandschrift’ heet.

Zeer bijzonder is dat het meer dan alleen minnezangen, vooral prachtig geschilderde Lyriekanthologie bevat.

In deze aflevering wil ik Walther von der Vogelweide bespreken.

Walther von der Vogelweide

Deze belangrijkste middeleeuwse Duits sprekende dichter is mogelijk geboren in 1170 in Bozen (Bolsano) en waarschijnlijk gestorven in 1230 in Würzburg.

Hij heeft in elk geval tot 1198 in Wenen gewerkt voor onder meer Frederik I hertog van Oostenrijk. Hij was beroepsdichter en had altijd de hoede van deze of gene mecenas nodig. Omdat er in verschillende handschriften afbeeldingen van hem staan, is het vrij zeker dat hij er echt zo heeft uitgezien als hij is afgebeeld. Hij kwam op grond van interpretatie van die afbeeldingen uit een riddergeslacht, maar meer dan dat weten we niet van hem.

En lied dat een licht laat schijnen op hoe zijn leven mogelijk verlopen is, beschrijft een dialoog tussen ‘Frau Welt’ en hemzelf. Deze vrouw kan de vorm hebben van moeder, minnares en echtgenote, maar hij kiest uiteindelijk voor de dienst aan God.

Maar zijn meest bekende gedicht is als een soort ‘Le Penseur’ van Rodin, maar dat gedicht zou dan Le Poète moeten heten.

Ich saz ûf einem steine
dô dáhte ich bein mit beine
dar ûf sazte ích mïn ellenbogen
ich hete in mîne hant gesmogen
ein kínne und éin mîn wange.
dô dâhte ich mir vil ange,
wie man zer welte solte leben...

Vertaling:

Ik zat op een steen.
Daarbij sloeg ik het ene been over het andere.
Daarop zette ik mijn elleboog.
Ik had mijn hand stevig
tegen kin en wang gedrukt.
Daarbij dacht ik indringend na over de vraag
hoe men in de wereld leven moet.


I N D E S C H I J N W E R P E R S

MET-X op het 34ste Internationale Rederijkerscongres te Brussel


Wie is Met-X ?

Het is een huis van muziekmakers die ruwe geluiden uit de buik van de stad halen om ze om te toveren tot een uniek klankuniversum.

Begeesterde artiesten van allerlei slag werken hand in hand aan bouwstenen voor groepen, evenementen en educatieve processen.

Hun klankenwereld sluit aan bij de geluiden van de metropool. Soms luid, soms zacht. Soms mooi, soms discordant. Maar nooit geijkt en altijd opwindend.

Luc Mishalle de artistiek directeur.

Luc is een van de vier laureaten voor de Princess Margriet Award for Culture. Deze prijs wordt door de EFC, de European Cultural Foundation toegekend aan kunstenaars en denkers die ons uitdagen om anders te kijken naar onze samenleving.

De EFC is ervan overtuigd dat artistieke en culturele betrokkenheid onlosmakelijk verbonden zijn met politieke en sociale verandering.

Groepen van Met-X zullen ons tijdens ons Congres met als thema “Bruggen Bouwen” vergasten op een brede waaier allochtone kunst uitingen.

Afspraak 9 september e.k. op het Sint Katelijneplein te Brussel.


VERZENTAAL


V

E

R

Z

E

N

T

A

A

L

Zijnde

zijn, zijn, zijn
dat is waar ik
op dit moment
mee bezig ben
ik denk
van waar ik ben en waar naar toe ik ga
of moet, of wil of zal zelfs..
en ondertussen zelf mijn zijn
ik ben een zijn-gedachte
zoek, kijk achter elke deur
of meer nog
dan wat ik al weet
verborgen wordt gehouden
er zijn
wellicht
nog meer gedachten die te denken zijn
maar waar ik nu nog niet op kom
al effen ik daarvoor
in ruimte, tijd, een pad
en zucht verlangend
naar hun komst en hoop
dat nieuw en anders, ongerept
een denklijn kan geboren zijn
soms hindert mij
de taal en vaste vorm
waaraan ze moet voldoen
om grijpbaar
..ja, voor wie?
om grijpbaar zijn te zijn
ik zou misschien..
of..
maar toch wil ik
mijn vraagzijn presenteren
en hoop
dat er van ver
een stil begrijpen komt

Bauke ‘Freiherr’ van Halem


K A M E R N I E U W S

In memoriam Vincent Verstappen

Hoe herdenken wij degeen die plots vertrok
Die al eerder leek te gaan maar nog lang bleef
De man met de mysterieuze glimlach
En de charmant Bourgondische inslag
Hij was nooit zo snel, wat bracht hem nu op dreef?

Wij blijven achter in gemis, treurnis en shock.
Vincent. Opgegroeid in kleurig bloemenpracht
De ondeugd zelve. Later leraar, Neerlandicus,
Maar bovenal echtgenoot, vader, opa, vriend
Genietend van zijn pensioen, zo welverdiend
En decennialang adept van de Rederijkerscultus
Zich inzettend voor stad en Kamer met zijn zielenkracht

Verdiensten als voorzitter, acteur en figurant
Behoeder van de tradities, ook internationaal
Niet altijd even nauwgezet: ‘Vincent zou..”
En dan ontwapenend gladstrijkend elke vouw
Met een ‘nietsaandehand’ elan gulhartig amicaal
Wie zal hem euvel duiden, wie vindt dat ambetant?

Integendeel, wij eren hem in authentieke smart.
En danken hem, staand ovationeel in oprecht gevoeld heimwee
naar wie hij was en is en voor ons blijven zal tot de laatste van ons sterft
En dan nog duurt de herinnering voort in wat er is geërfd
Aan initiatief en gedachtengoed en weldoordacht idee
Zo herdenken wij hem die met ons deelde zijn passie en zijn hart.


© Rederijkerskamer “Moyses’ Bosch” te ’s-Hertogenbosch en Jan Pieter van Lieshout (Factor)


DE ZETEL VAN ONS VERBOND

Een paar jaren geleden verhuisde onze Zetel door een gelukkig toeval samen met het Archief van ons Verbond van “Zinnema” naar het AMVB.

Van de muffe archiefkelders in de Veeweydestraat te Anderlecht kwam het terecht in de spots op de Arduinkaai hartje Brussel.

Ik vraag me af of toeval wel bestaat. Want een Verbond dat ambieert tot Europees Erfgoed te worden erkend kon niet beter ondergebracht worden dan in het AMVB.

Waar staat AMVB voor?
Het is de afkorting voor Archief en Museum voor het Vlaams Leven te Brussel.

Opgericht in 1977 als een pluralistische archiefinstelling binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die het roerend en immaterieel erfgoed van Brusselse Nederlandstalige organisaties, personen en families verwerft, beheert, onderzoekt en ontsluit.

De collectie bestaat uit archieven, een geluidsbank, digitale bronnen, een erfgoedcollectie, een verzameling Brusselse tijdschriften en een bewaarbibliotheek met betrekking tot erfgoed van personen, organisaties en families die betrekking hebben tot de Brusselse geschiedenis.

Het AMVB geeft twee maal per jaar haar huisblad “Arduin” uit. Dit orgaan is gekoppeld aan de tussentijdse elektronische nieuwsbrief “@rduin” met als doel de leden van het AMVB op de hoogte te houden van de geplande activiteiten. U vindt er onder meer een aantal links zoals PRJCT (projecten), CLLCT (collecties) of nog BRSSL (Brussel). U kunt online ook terecht op de ADLIB catalogus. Website: www.amvb.be

Naast tijdelijke tentoonstellingen organiseert het AMVB lezingen, educatieve en wetenschappelijke projecten en museumdagen. Het neemt deel aan talrijke activiteiten zoals Erfgoeddag, Zot-van-de-Zenne, Open Monumentendag en Vlaanderen feest.

Dit jaar kunnen het Verbond en De Lelie rekenen op zijn medewerking aan het 34ste Internationale Rederijkerscongres.

Op de Arduinkaai wachten u op 10 september e.k. een interactieve tentoonstelling rond het verleden, het heden en de toekomst van de Rederijkerij in Brussel en er buiten. Kniedichten en ‘slam poetry’ zullen u kunnen verrassen en rond een wijntje of een lekker Brussels biertje zal er hartelijk gekeuveld kunnen worden.

Misschien wordt u zelfs lid van het AMVB en wordt u regelmatig op de hoogte gehouden van zijn reilen en zeilen. In het gevarieerde aanbod vindt u zeker iets naar uw gading. En waarom het dan niet met een bezoekje vereren en er verder een dagje of een weekendje Brussel van maken. Als uitvalbasis is het ideaal gelegen.

De oorspronkelijke zijden hand geborduurde vlag van toneelvereniging KTV De Noordstar, gesticht in 1872. In 2000 mocht zij ten Stadhuize de functie overnemen van de aloude Rederijkerskamer De Lelie. Vlag berust bij het

AMVB

C O N G R E S N I E U W S B R U S S E L (II)

De Lelie organiseert het 34e Internationale Rederijkerscongres in samenwerking met Het Verbond van de Kamers van Rhetorica Vlaanderen- Nederland en met het AMVB.

Het 34ste Internationale Congres van de Kamers van Rhetorica Vlaanderen - Nederland nadert beetje bij beetje.

Het wordt stilaan tijd voor wat noodzakelijke info.

U wordt alvast talrijk verwacht hartje Brussel op 9 en 10 september 2017,

Aanvang 13.00 uur, De Markten, Brussel. Op zondag beginnen we om 10.00 uur in Bellevue bij het Koninklijk Paleis Deelname aan het Congres. Inschrijven voor het Congres kan via onze site :
www.noordstardelelie.net/deLelieBrussel

U dient duidelijk aan te duiden welke kamer inschrijft en de namen aangeven van al de deelnemende leden.
U dient ook duidelijk te laten weten of het om de twee dagen gaat of voor een dag afzonderlijk.
De deelname aan twee dagen kost €95 per persoon
De deelname aan de activiteiten van 9 september alleen kost €60 per persoon
De deelname aan de activiteiten van 10 september alleen kost €55 per persoon
Het bedrag kan gestort worden op rekening IBAN BE92 7370 4588 8723
EUR BIC KREDBEBB van Rederijkerskamer De Lelie. Vergeet de duidelijke mededeling niet in te vullen.

Om organisatorische redenen dienen uw inschrijvingen ons te bereiken voor ten laatste 31 juli 2017.

Uw inschrijving wordt definitief opgenomen na betaling van het correcte bedrag op onze rekening met de vermelding “Congres Brussel 2017”.

Toneel:

De groepen die wensen deel te nemen aan het festival in het raam van het Rederijkersjuweel moeten inschrijven voor 30 juni 2017. Het aantal deelnemende groepen is beperkt tot vijf en de datum van inschrijving is bepalend. Wie eerst zaait eerst maait.

Het reglement beperkt het aantal spelers tot maximum vijf.

Het reglement krijgt u bij de inschrijving en kan nu reeds ingezien worden op onze site: www.noordstardelelie.net/deLelieBrussel

De tekst kan bekomen worden via mail adres: collin.luc@telenet.be samen met het festival reglement.

Wij verwachten u talrijk op deze twee hoogdagen van de rederijkerij.

HIER ZAL HET GEBEUREN

Het Katelijneplein ligt op het
gedempte Sint Katelijnedok
van de middeleeuwse
Brusselse haven.



De koning is thuis! De vlag wappert op zijn verblijf op het Paleizenplein.
Warande Park, Koninklijk Park, Park van Brussel. Een park drie benamingen en 13 hectaren groen hartje Brussel.
Onze genodigden

Publiek uit het multiculturele Brussel en Vlaanderen.
Voorbijgangers en toeristen
Academici en emeriti uit Brussel, Vlaanderen, Nederland en Frankrijk.
Rederijkers uit Noord en Zuid

Partners

Universiteit Gent en Die Fonteine Gent: Dirk Coigneau
Het AMVB Patricia Quintens en haar staf
Belle “Huis van het Nederlands” Eric Vanneufville
Rederijkerskamers uit Noord en Zuid
Het Verbond van de Kamers van Rhetorica Vlaanderen en Nederland
Rederijkerskamer De Lelie Brussel
KTV De Noordstar Contactpersonen
Verbond van de Kamers van Retorica Vlaanderen en Nederland:
Voorzitter: Johan De Rijck, St-Gabriëlstraat 120 te 1770 Liedekerke
johanderijck1952@gmail.com
Rederijkerskamer de Lelie Brussel:
Voorzitter: Luc Collin, Vinkenlaan 21 1640 Rode collin.luc@telenet.be Congres 2017 te Brussel

Waar parkeren?
Het kan langs de straten en pleinen op uw eigen risico.
Er zijn ook veilige parkings:

HOTELS EN PARKEREN TIJDENS HET CONGRES


- PARKING DANSAERT - Q PARKING Nieuwe Graanmarkt 2 - 1000 Brussel
- PARKING 58 - INTERPARKING Bij St Katelijneplein Brussel 1000
- GROTE MARKT - INTERPARKING Grasmarkt 104 - 1000 Brussel. Waar logeren?

Wij stellen een paar hotels voor die door toeristische diensten van goed tot erg goed bestempeld worden. De gemiddelde prijzen per nacht worden aangegeven.

- ATLAS HOTEL BRUSSELS ( op 0,6 km van de Grote Markt) € 85
- BEDFORD HOTEL & CONGRESS CENTRE (0,5 km van Grote Markt) €52
- HOTEL MOZART (0,1 km van Grote Markt) €50
- WARWICH BRUSSELS - Grand Place (0,2 km van Grote Markt) €108
- HOTEL LE PLAZA BRUSSELS (0,9 km van Grote Markt) €94

Wij stellen deze paar adressen volledig vrijblijvend voor. Er zijn nog tal van andere mogelijkheden die u moeiteloos op internet vindt.

REGLEMENT OPVOERING “ RARE SNUITERS’ TIJDENS

Festivalreglement.

  1. De ingeschreven groepen spelen elk hun eigen versie van “Rare Snuiters” op zaterdag 9 september 2017.
  2. De aanzet wordt in de tekst gegeven, iedere groep geeft zijn eigen ontknoping.
  3. Behalve stoelen of tafels worden er geen rekwisieten door de organisatoren voorzien.
  4. Het aantal spelers is beperkt tot 5 maximum.
  5. De stemmen worden niet versterkt.
  6. De optredens zijn beperkt tot 15 minuten.
  7. Het is geen prijskamp maar een festival, dus alleen winnaars. Maar kwaliteit is belangrijk.
  8. Een panel jury geeft in de loop van de avond zijn bespreking over de geziene opvoeringen.
  9. Iedere groep krijgt een trofee.

V A N  D I R K  C O I G N E A U

Retoricale kleengedichtjes
(3)

Tijdens het hoogtij van de rederijkerij werden rederijkers geen ‘rederijker’ genoemd. Het woord kwam pas tegen het eind van de zestiende eeuw in zwang.
Voor die tijd sprak men van ‘r(h)etori(e)ker’, ‘r(h)etorisien’ (ook ‘r(h)etrosien’), of, meestal in het meervoud, ‘ghesellen van der (consten van der) r(h)etoriken’ (alle drie geregeld ook met de h na de t geschreven). ‘Gezel’, een term uit het gildewezen, riep de gedachte op aan met anderen gedeelde interesses of activiteiten, aan samenzijn of samenwerken en, in verband met de ‘retorike’, dus aan het lidmaatschap van een kamer. Een ‘retoriker’ of ‘retrosien’ was iemand die ‘de const van retoriken’ beoefende. Blijkens de vindplaatsen van het woord - dat naar vorm en klank aan de basis van ‘rederijker’ lag - deed een rhetorieker dat, net als de ‘gezellen’, als deelnemer aan door rhetoriekerskamers georganiseerde activiteiten (men zie het Woordenboek der Nederlandsche Taal).
Zoals bekend bestonden deze activiteiten uit wedstrijden, intern of tussen kamers onderling, voor het beste refrein - soms ook met prijzen voor de voordracht ervan of voor een lied en zang - en uit toneelopvoeringen bij allerlei gelegenheden, waaronder wedstrijden waarop nieuwe, speciaal voor de gelegenheid geschreven stukken vertoond moesten worden. De ‘const van retoriken’ bleef echter niet in kamers gevangen. Daarom deed de term ‘rhetorisien’ het meeste recht aan wat zoal door ‘rederijkers’ werd gedaan. Het begrip verwees namelijk evengoed naar hem die de kunst als ‘gezel’ of ‘retoriker’ in en voor een kamer beoefende als naar de dichter die er, los van een kamer, een meer individueel gebruik van maakte: bijdragen leverde aan de ruimere stadsfeestcultuur bijvoorbeeld of, voor een breder leespubliek, allegorisch-verhalende of beschrijvende teksten in balladestrofen schreef, langere gedichten die soms interessant en omvangrijk genoeg waren om uit te geven en als boek te worden verkocht.

Voor de genres die ten nauwste met de kamerpraktijk verbonden waren, was dit laatste geen optie. Tot ver in de zestiende eeuw hoefde een gezel die zijn refreinen of spelen in druk zou hebben gegeven geen al te vriendelijk onthaal op zijn kamer te verwachten. Ongepaste eerzucht, persoonlijke profilering ten koste van het gezelschap, zo zouden de verwijten hebben geklonken. Postuum kon het wel, maar dan moest je dus eerst dood. Zo bijvoorbeeld Matthijs de Castelein van wie De Const van Rhetoriken - een leerboek met eigen voorbeeldgedichten, waaronder 34 refreinen - in 1548 klaar was maar pas in 1555 werd uitgegeven omdat de auteur het zelf niet passend had gevonden dat dit werk al tijdens zijn leven via de drukpers zou worden verspreid. En toch: in 1528, 1548 en 1567 verschenen er bundels met refreinen van een dichter die pas in 1575 zou overlijden. Maar deze dichter was een dichteres, met name Anna Bijns (1493- 1575), en sekse maakte in die tijd geen klein verschil. Als talentvolle en productieve refreinenschrijfster zal deze Antwerpse schooljuffrouw wel ‘collegiale’ contacten met kamergezellen in haar stad onderhouden hebben. Of zij zelf lid van een kamer is geweest, valt echter te betwijfelen: concrete aanwijzingen zijn er niet en met haar koppige gedrevenheid op ideologisch vlak had zij er wellicht ook niet het geduld of het karakter voor. Dichterlijk begaafd en ondernemend als ze was, zou ze anderzijds wel een goede ‘facteur’ zijn geweest, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat ze voor deze officiële artistieke leidersfunctie binnen de door mannen beheerste rederijkerswereld in aanmerking kwam. Toneel heeft zij voor zover bekend dan ook niet geschreven. Heeft zij dus wellicht de sociale erkenning en artistieke stimulans die het lidmaatschap van een kamer bood, moeten missen, dan had dit nadeel ook zijn voordeel. Buiten kamerverband opererend, had Anna Bijns bij het bundelen en laten drukken van haar refreinen in ieder geval geen last van de hierboven vermelde bezwaren en verwijten. Haar bundels, waarvan de eerste ook in een Latijnse vertaling uitkwam, werden al vlug en tot in de zeventiende eeuw herdrukt. Ze maakten de dichteres in het binnenland beroemd en in het buitenland bekend, waarmee ze haar mannelijke collega’s mooi het nakijken gaf. Zelf presenteerde Anna Bijns zich in gedichten over de ‘retorica’ overigens als een rederijker onder de rederijkers. Zo zagen ook anderen dat, zij het niet zonder paternalistische verwondering over het bijzondere fenomeen van een (uitzonderlijk goed) schrijvende vrouw. ‘Wij sijn al Rethorisiens in ghemeene dichten’ (wij zijn allen dichters in de volkstalige - niet-Latijnse - retorica), zo schreef de Brugse priester en rederijker Stevin vanden Gheenste haar in een lofrefrein, maar wie anders dan u, zo vervolgde de charmeur, hoort men tegen de dwaze ketter(s) ‘kijven’ (uitvaren)? In de laatste strofe van het gedicht - traditioneel gericht tot de ‘prince’, de erevoorzitter van een kamer of iemand die een refreinwedstrijd voorzat en er de prijs voor bezorgde - sprak hij haar in hoofse bewoordingen toe als ‘Princesse, alder Rethorisienen vrouwe’ die ‘wij’, alle ‘retorisienen’ dus, terecht, als de schitterende ‘robijn’ onder de ‘constenaers’ die ze is, met schroom en ijver dienen. Daarmee werd Anna Bijns vanuit haar positie buiten, ‘veilig’ en platonisch boven het reële kamerverband verheven en tot gezellin verklaard, ja tot hoofd of ‘princesse’ van de virtuele kamer van alle ‘retrosiens’.

Natuurlijk zal niet iedereen zich in deze voorstelling hebben kunnen vinden. Wat voor Vanden Gheenste juist een pluspunt was - de afkeer van Luther en van alles wat volgens Anna Bijns naar de mutserd rook, die ze vooral in haar eerste twee bundels onomwonden uitsprak - zal door hervormingsgezinde rederijkers niet bepaald enthousiast zijn onthaald. Toch zullen ook zij knarsetandend haar virtuositeit als ‘constenaer’ in de ‘retorike’ hebben moeten erkennen. Van geen andere rederijker zijn zoveel refreinen bewaard als van Anna Bijns: in de gedrukte bundels en handschriften samen een 220-tal. Kenmerkend voor haar als buitenbeen is het zeer geringe aantal refreinen van vier strofen, het getal dat steevast door kamers op wedstrijden werd gevraagd. Op enkele uitzonderingen na hebben ze bij haar vijf strofen of meer. Daarmee zijn deze gedichten meestal langer dan het doorsnee refrein. Doorgaans dus lang van stof, zijn er van Anna Bijns toch ook een 90-tal korte gedichtjes, van twee tot negen verzen, overgeleverd. Afgezien van onder andere 23 rondelen (waarover meer in een volgende aflevering) zijn de meeste van deze gedichtjes dienend of als spin-off aan andere, langere teksten toegevoegd, met alleen in de eerste bundel ook verzen die als inleiding en afsluiting van het geheel fungeren. Meestal leveren deze satellietverzen alleen een opdracht, (nieuwjaars)wens, verantwoording, leesinstructie of datering bij de tekst die volgt of voorafgaat. Slechts een twintigtal kan als een zelfstandig tekstje, meer of minder aansluitend bij het thema van zijn grotere buur, op eigen benen staan. Ik koos er twee als ‘kleengedichtje’ uit. Het eerste is te vinden in het zogenaamde handschrift A (Brussel, Koninklijke Bibliotheek nr. 19547, fol. 15v), een van de twee handschriften waar een groot aantal refreinen van Anna Bijns in overgeleverd is. Het gedichtje volgt er op een refrein met de stokregel, het laatste vers in elk van de vijf strofen: ‘Elc zie voer hem want selc voer wijn valsch venijn schinct’ (eenieder weze op zijn hoede want velen schenken op bedrieglijke wijze venijn voor wijn). Het kwatrijn luidt als volgt:


De vrucht wilt aensien en vlien dat quaet saet,
Al duncket u goet en soet, na wijsen raet gaet
En dinct datmen minct onder honich venijn fijn
Dies selc inder noot totter doot in tghepijn sijn.

De betekenis verduidelijkend, kan het als volgt worden vertaald: ‘Let op de vrucht als je niet met verderfelijk zaad te maken wil krijgen. Al lijkt het zaad zelf u goed en zoet, volg toch maar (deze) wijze raad en bedenk dat men gif subtiel onder honig mengt, waardoor menigeen vreselijk ten dode toe door pijn wordt gekweld’.

We beleven vervaarlijke tijden: geregeld waarschuwt Anna Bijns in haar polemische gedichten de volgens haar soms al te naïeve of argeloze lezer of toehoorder voor boosaardige verleiders en subtiel bedrog. Zo ook hier. Wie over de waarde of aard van zaad moet beslissen, moet zich niet door de vorm of het uitzicht van het zaad zelf laten leiden. Het is de vrucht die laat zien wat het inhoudt. Lijkt het zaad goed en fijn van geur, kleur of glans, weet dan dat wat goed en aangenaam is door kwaadaardige lieden juist als camouflage en lokmiddel voor het tegenovergestelde wordt gebruikt. De schokkende mededeling (in v. 3-4) dat ‘men’ gif onder honig vermengt om het aan tal van mensen die zich van geen kwaad bewust zijn, toe te dienen, met vreselijke pijn en de dood tot gevolg, onthult de ernst van de zaak en het bijzondere, schrikwekkende karakter van het ‘kwaad’ dat in vers 1 en 2 nog vaag en onbepaald was gebleven. De ‘wijse raet’ van de dichteres, die wellicht niet voor niets ‘meer suers dan soets’ als devies had gekozen, lijkt daardoor eerder een gevoel van onveiligheid, angst en onzekerheid te creëren dan een geruststellend houvast te bieden. Maar zoals Anna Bijns dat, in weerwil soms van welgemeende ernst of diepe verontwaardiging, altijd doet, wordt het ‘zure’ advies ook hier speels, muzikaal en ‘zoet’ in een vlotte klinkklank van woorden gevat. Men proeve de binnenrijmen in ieder vers (aensien/vlien, goet/soet, dinct/minct en noot/doot) en aan het eind de dobbelsteerten, zoals De Castelein ze noemde, dubbelrijm waarbij de twee lettergrepen ook onderling rijmen (quaet saet, raet gaet, venijn fijn, tghepijn sijn).

Aan de vrucht kent men het zaad, impliceert vers 1. De dichteres varieert daarmee op het Bijbelse ‘aan zijn vrucht kent men de boom’ (Matth. 12:33, Lucas 6:44; ook Matth. 7:16-20). Waarom de boom door zaad is vervangen en waar het zaad precies voor staat, wordt duidelijk door het voorafgaand refrein dat zich daarin overigens niet speciaal van de andere polemische verzen van Anna Bijns onderscheidt. Bomen worden geplant, zaad wordt gezaaid. Geruggensteund door parabels over zaaien en zaaiers (Matth. 13: 1-13, 24-30), is de handeling van het wijd uitstrooien van zaad, meer dan de aanplant van bomen, geschikt als metafoor voor het verspreiden van opvattingen, een boodschap of een leer. Bij Anna Bijns betreft het de in haar ogen ketterse, verderfelijke leer van Luther die haar weg naar het grote publiek niet alleen via prediking maar ook - een verontrustende nieuwigheid! - via grote aantallen in druk uitgegeven teksten vond. Het aan ons kwatrijn gekoppeld refrein waarschuwt dan ook voor het ‘oncruyt’ dat Luther ‘gesaeyt heeft’ en het ‘venijn’ dat hij ‘onder schijn van duechden’ ‘gespraeyt heeft’. Die ‘schijn van deugden’ wordt in het refrein specifiek op het, volgens Anna Bijns hypocriet, gebruik van aan de Bijbel ontleende argumenten betrokken. ‘En wilt niet achten haer arguatien / Al willent zij met schriftueren verschoonen’, luidt haar advies. Die ‘arguatien’ zijn dus het schijnbaar goede zaad, waar men zich vooral niet door moet laten misleiden. De vrucht die duidelijk maakt dat ‘den geest des Heeren’ niet op de lutherse ‘flatteerders’, ‘valsche propheten’ of ‘bedriegelijcke geesten’ rust , is het feit dat hun zogezegd Bijbels gefundeerde opvattingen en stellingen ‘discoort verwecken’, met name twist en onenigheid door het verlaten ‘vanden wege der waerheyt’ en het ‘beschadigen’ van het kerkelijk gezag. In het refrein wordt geen venijn onder honig, maar ‘regalle’ (rattenkruit, vergif) onder zoete wijn gemengd, onmiddellijk gevolgd door de dringende aanmaning: ‘Vliet de flatteerders, want zij suecken u doot’! En er is ook sprake van pijn. Het ‘venijn’, dat volgens de stokregel kennelijk onvermengd maar wel op bedrieglijke wijze als wijn wordt geschonken, brengt ‘menich ziele in de helsche pijn’. Binnen de beeldspraak van het mengen van honig met gif waarmee in het kwatrijn voor vervaarlijk bedrog wordt gewaarschuwd, hebben de pijn en de schade alleen op het lichaam en dit leven betrekking. Die beperking hoeft echter niet voor het reële kwaad van het zaad in vers 1 te gelden.

Het kwatrijn uit handschrift A - waarvan het belendend refrein ook in de eerste bundel (1528) is opgenomen - behoort tot het vroege werk van Anna Bijns. Het volgende, negenregelige gedichtje is aan haar laatste bundel (1567) ontleend (Een seer scoon ende suyver boeck.., fol. F 1r). Het volgt er als naschrift op een refrein van zeven (!) strofen (van 17 verzen elk!) op de stokregel: ‘Waect wel, 27 siet toe, die de wake bevolen is met dit nieuwe jaer’. Er zijn nog elf andere gedichtjes van negen regels van Anna Bijns bekend, en in alle twaalf vormen de eerste letters van ieder vers van boven naar onderen het acrostichon ‘ANNA BIINS’. Acrostichons zijn bij Anna Bijns inderdaad geen ongewoon verschijnsel, integendeel: van geen andere rederijker kennen we zoveel gedichten - ik telde er 48 - met de eigen naam erin verwerkt. Door ook gebruik te maken van de beginletters van woorden verderop in het vers slaagde Anna Bijns er soms in haar naam twee-, drie-, ja tot viermaal toe in één enkel gedicht aan de lezer op te dringen. Ook in deze heeft ze duidelijk geen last gehad van de traditionele ondergeschiktheid aan de kamer, waardoor de individuele ‘retoriker’ meestal anoniem of alleen met zijn devies naar buiten trad. Het gedichtje, met telkens ‘gewoon’ dubbelrijm op het eind, luidt als volgt:

Ach hadmen doncruyt, doent een cleyn rancxken was,
Neerstelijck uutgheroeyt, ten waer soe veel ghebleken niet,
Noch hadmen tvier ghebluscht doent maer een sprancxken was,
Al Christenrijck en waer aldus ontsteken niet.
Bijnaest de helft des volcx men afgeweken siet
In dolinghen tegen der Kercken leere.
Ick rade elck, dat hij der Ketters treken vliet,
Naer Gods woort hem tot goeden wercken keere.
Staet op in ons hulpe en wilt ons stercken Heere.

In vertaling kan dit luiden: ‘Ach, had men het onkruid, toen het nog een sprietje was, naarstig uitgeroeid, het zou niet zo gewoekerd hebben, en had men ook het vuur geblust toen het nog maar een vonkje was, de hele christelijke wereld zou niet zo in brand staan. Bijna half Europa ziet men afdwalen van de kerkelijke leer. Ik raad iedereen zich zo ver mogelijk weg te houden van de listen der ketters en Gods woord te volgen in het doen van goede werken. Sta op, ons ter hulp, en sterk ons, Heer!’.

In of kort voor 1567 terugblikkend op de meer dan veertig jaren die verlopen waren sinds Anna Bijns haar eerste anti-lutherse gedichten schreef, kon men wel met recht en reden zeggen dat er veel was gebeurd. Het ‘onkruid’ was inderdaad welig en in verschillende variëteiten opgeschoten, tot grote frustratie van de dichteres. Aan haar zal het niet gelegen hebben. Al in haar eerste bundel had ze voor een harde aanpak gepleit (‘Men spaertse te seere’!) en de ketters een vol dozijn ‘mutsaerden aenden eers’ toegewenst. Vooral in het begin, zo stelt ze in het latere gedichtje, had men drastisch in moeten grijpen om de dwaalleer in de kiem te smoren. Men had ketterse boeken in het openbaar verbrand en sympathisanten van Luther vervolgd en terechtgesteld - met name enkele augustijnen uit haar eigen stad en, tragische ironie, ook Jacob van Liesveldt, de drukker van haar eerste bundel - maar voor Anna Bijns was dat toch allemaal te weinig en te slap geweest. In het lange refrein waar het korte acrostichongedichtje aan is toegevoegd, neemt ze, naar aanleiding van het nieuwe jaar, de gelegenheid te baat om iedereen met enig gezag over anderen - geestelijken, rechters, ouders en ambachtsmeesters - nog eens tot waakzaamheid en strengheid in het verzet tegen de ketters aan te sporen. Ook in het gedichtje probeert ze met haar advies te redden wat er te redden valt. De bede in het laatste vers maakt duidelijk dat het zonder Gods hulp en kracht niet lukken zal. Met de woorden ‘Staet op .. Heere’ citeert ze de psalmist (Psalm 44:27 en 74:22) maar wijst ze ook terug naar het officiële startschot en -blok van haar verzet: de pauselijke bul Exsurge Domine (Sta op, Heer) uit 1520, waarin alle geschriften van Luther op basis van 41 eruit afgeleide ‘errores’ (dwalingen) als ketters, niet te tolereren ‘gif’ en gevaarlijk woekerend struikgewas gebrandmerkt worden.

Dirk Coigneau

C O L O F O N

O n s C a m e r s v à R h e t o r i k e is het officiële orgaan van het Verbond van de Kamers van Rhetorica Vlaanderen-Nederland vzw. Het Verbond is opgericht in Brussel in 1987.

Het tijdschrift verschijnt eenmaal per drie maanden in een oplage van circa 100 exemplaren.

Adres Bankgegevens van het Verbond ’t Haantje 2, 4854 MV Bavel BIC GEBABEBB Nederland IBAN BE41 2930 3224 8010

Lidmaatschap van het Verbond
Kamers van 6 leden of meer € 50,00 per jaar
Kamers met 5 leden of minder en toetredende leden € 30,00
Alle leden ontvangen het tijdschrift

Website Druk
www.rederijkers.org     KLA4 Steunpunt Welzijn vzw