0 Ons Camers 1e 2020






Terug naar index

Ons Camers và Rhetorike


Congres afgelast:
Het congres wordt waarschijnlijk uitgesteld naar 3 en 4 oktober 2020

EEN WOORDJE VAN ONZE VOORZITTER

Vermoedelijk heeft iedereen nu wel de nieuwjaarsfeesten achter de rug die soms Bacchus gerelateerd zijn. Maar onze handelaars zijn inventief , creatief en commercieel. Er mag niet teveel tijd verlopen tussen het ene en het andere feest. Zo heeft ook Valentijn, geholpen door Cupido, zijn plaats op de jaarkalender gekregen. Wat weerom een reden tot feesten is voor geliefden voor één dag of langer. Smakelijk eten!

Daarop volgt dan de drukte en de gekte van de vele carnavalstoeten al of niet erkend als Unesco erfgoed. Afhankelijk of men iemand tegen de borst heeft gestoten of op lange tenen heeft getrapt in de vorige edities .

Los van dit feestgedruis zijn wij rederijkers met heel wat voorbereidingen bezig omtrent het lopende jaar. De Suyghelingen van Polus hebben hun poëziewedstrijd naar scholen toe opengetrokken. Dit als verlengstuk van de dag van de poëzie. De apotheose voordracht met de beste overblijvende gedichten gaat door in de ridderzaal van het Egmontkasteel te Zottegem op 21 februari 2020, wij zullen hierop aanwezig zijn .

Op 6 maart is onze Raad van Bestuur uitgenodigd bij de Rederijkerskamer De Goubloem in Antwerpen naar aanleiding van een boekvoorstelling omtrent hun geschiedenis. Wij zullen daar eveneens op aanwezig zijn.

Ondertussen hebben wij een vergadering gehad in cultuurcentrum “de kruisboog” in Tienen, naar aanleiding van het toekennen van een rederijkerstitel nl. rederijkerskamer “de Fonteine”, aan het Tric Trac Theater. Wij kregen er ook een rondleiding van Wim Mertens, voorzitter van het Tric Trac Theater en cultuurverantwoordelijke voor de programmatie van de stad Tienen. Een mooie locatie om de herinstellings plechtigheid te laten door gaan. Wij verwachten uiteraard een ruime delegatie van alle aangesloten kamers bij het Verbond. Deze plechtigheid gaat door op 14 november 2020. De uitnodiging zal ook nog geformuleerd worden tijdens de academische zitting op het congres te Brugge, door hun leden zelf . Noteer alvast deze datum en lees meer over de vereniging in dit tijdschrift. In het Venetië van het Noorden nl. te Brugge is inmiddels zeer hard gewerkt om ons in vervolg van het geslaagde congres van Groningen andermaal te vergasten op een schitterend feest van de rederijkers. Een van de meest vooraanstaande monumenten uit de Vlaamse literatuur zal uitgebreid aan bod komen . Wie kent er immers Guido Gezelle niet, die virtuoos omging met onze taal. In dit tijdschrift staat enorm veel info aangaande dit congres dat voor de liefhebbers 3 dagen beslaat. Wie zich vrijdag nog niet kan vrijmaken, geen probleem, dan worden jullie op zaterdagmiddag verwacht. De hoofdmannen verwachten wij om 11u voor de Statutaire Vergadering . Ik wil er wel op wijzen dat er snel bijzijn de boodschap is . Wacht niet om jullie in te schrijven zowel wat de overnachtingen betreft als wat de deelname betreft. Voor de overnachtingen is in de onmiddellijke buurt in het Golden Tulip Hotel een zeer aantrekkelijke prijs bedongen, opgelet reservatienummer hiervoor niet vergeten door te geven. Indien je een parking wenst( =bij te betalen) ook opgeven. Zoals gebruikelijk zoeken de organisatoren voor het rederijkersfestival deelnemers . Alle kunstvormen zijn welkom. Intussen zijn ook de Catharinisten uit Aalst bezig om hun feestjaar “600 jaar Catharinisten “ vorm te geven. Een eerste feestgebeuren gaat door op 3 podia op de Grote Markt van Aalst op 12 en 13 september 2020 om dan het feestjaar af te sluiten met het congres in 2021 . Wij rederijkers bruisen weer van de nodige activiteiten . Wees er bij en geniet van het spelen met onze taal!

Johan De Rijck, Verbondsvoorzitter

I N H O U D S O P G A V E

3
1. Een woordje van onze voorzitter
3. Inhoudsopgave
4. Waar dit nummer over gaat
5. Verzentaal
6. Van de penningmeester
7. Congres Brugge
12. Kamernieuws
13. In de Schijnwerpers
16. Van Dirk Coigneau

WAAR DIT NUMMER OVER GAAT...

Dit wordt een wat ander tijdschrift, qua inhoud, dan U gewend bent. Anders in die zin, dat er meer dan gebruikelijk veel informatie is over het komende congres in Brugge. Dat komt mooi uit want het schort echt aan kopij en dat lijkt helaas een chronisch verschijnsel. Gelukkig zorgt Dirk Coigneau weer voor een prachtige bijdrage over de Retoricale kleengedichtjes. Dit keer wordt een aspect van de Zottegemse kamer in de schijnwerpers gezet. De opmaak van dit tijdschrift is -vanwege de aangeleverde materialen- niet optimaal. Excuus daarvoor! We wensen U genoeglijke momenten met het lezen van dit tijdschrift.


V

E

R

Z

E

N

T

A

A

L
4
Boswandeling
nog vederlicht
beroert een windveer
stil
het wazig trillend blauw
al dichter
lonkt het bos
en opent
vragend pad
nu loof bedekt
een onbekende gang
een milde wind
ruist rimpelingen
als stil
nog van opzij
een witte dans
zich voegt
en één pad nu
zich vormt
van vlakken schaduw
dan weer
loof gefilterd
licht en lijnenspel
en luisterende woorden
zich vlechtend
samenvoegen
tot een taal
van zacht gevormde
klanken

Bauke ‘Freiherr’ van Halem


VAN DE PENNINGMEESTER

Verbond van de Kamers van Rhetorica vzw Vlaanderen - Nederland

Betreft: lidgeld Verbond 2020
Beste Vrienden Rederijkers en Sympathisanten Het Verbond van Kamers van Rhetorica bestaat reeds sinds 1991. Het wil de werking van de Kamers stimuleren :
  • door hen jaarlijks op een congres bijeen te brengen. Zo werd dit jaar in Groningen het 36ste Internationaal Rederijkerscongres georganiseerd en volgend jaar trekken we op 6 en 7 juni richting Brugge (België). Deze congressen zijn ook voor een ruimer publiek toegankelijk.
  • door de uitgave van een tijdschrift dat per kwartaal verschijnt en waarin, naast artikels over de rederijkerij, ook ruimte is voor nuttige, eventueel inspirerende informatie over het Verbond, over de geschiedenis van de Kamers en hun werking, over de activiteiten van de aangesloten Kamers.
  • door speciale projecten uit te werken:
    • nadat het Verbond bij het Immaterieel Cultureel Erfgoed Vlaanderen een dossier had ingediend, heeft de Vlaamse Minister van Cultuur in juni 2017 ‘de rederijkerscultuur’ als immaterieel erfgoed erkend. Deze erkenning verplicht ons tot jaarlijkse initiatieven die de rederijkerscultuur helpen bestendigen.
    • Zo wordt gewerkt aan nieuwe contacten met universitaire middens, waar ook onderzoeksprojecten rond de rederijkerij lopen, wordt zowel in Vlaanderen als in Nederland uitgekeken naar toneelkringen die de titel willen voeren van een vroegere lokale rederijkerskamer, wordt onderzocht hoe we naar het onderwijs toe een bijdrage kunnen doen om de rederijkerijcultuur doorheen de eeuwen beter bekend te maken, .......

Financieel steunt het Verbond zich geheel en alleen op de lidgelden. Voor zijn werking en voortbestaan zijn deze dus van groot belang. Het Verbond is er nog steeds op gericht het contact tussen de Kamers te bevorderen om zo samen als ‘rederijker’ sterker te staan. Uw lidmaatschap helpt ons om met volharding en speurend naar nieuwe mogelijkheden op de in 1991 ingeslagen weg verder te gaan.

Het lidgeld wordt op hetzelfde peil van 2019 behouden en bedraagt voor 2020:
  • voor een kleine Kamer (tot 5 leden) 30 euro
  • voor een grotere kamer (meer dan 5 leden) 50 euro
  • voor toegetreden leden (individueel) 30 euro
U kunt het bedrag overmaken aan het Verbond van Kamers van Rhetorica via de bankrekening van het Verbond: bankrekening BE41 2930 3224 8010 met vermelding “lidgeld Verbond 2020 van Kamer X of persoon XY”

Uitstel doet vaak vergeten. Een vlotte betaling van uw lidgeld zou de taak van onze penningmeester eenvoudiger maken. Dank daarvoor. Geef dit schrijven zo nodig door aan de juiste persoon zodat we ons herhaalde herinneringen mogen besparen.

Voor de Raad van Bestuur,
De Voorzitter, De Penningmeester,
Johan De Rijck Willy De Meyer

37ste Internationaal Rederijkerscongres

op vrijdag 5, zaterdag 6 en zondag 7 juni 2020
te Brugge

Afgelast: Het congres wordt uitgesteld naar 3 en 4 oktober 2020

NIEUWSBRIEF

De Koninklijke Kamer van Retorika “de Gezellen van de H. Michiel” uit Brugge neemt dit jaar voor de derde maal de organisatie op zich van het jaarlijkse Internationaal Rederijkerscongres. Brugge, “het Venetië van het Noorden”, historische stad, cultuurstad en ‘UNESCO World Heritage City’, wordt opnieuw het onvergetelijke kader voor dit congres. De Kamer van Retorika werd 64 jaar geleden gesticht en werd in 1960 door de Soevereine Hoofdkamer “de Fonteine” uit Gent erkend als rederijkerskamer, dus 60 jaar geleden. Daarom werd het rederijkerscongres opgenomen in het jubileumprogramma.


Dit jaarlijkse weerzien is een mooie traditie geworden. De huidige rederijkers zijn personen, die in hun verenigingen een eigen invulling geven aan dit eeuwenoud cultureel erfgoed. Inderdaad, in 2017 heeft de Vlaamse Minister van Cultuur de rederijkerscultuur erkend als immaterieel cultureel erfgoed.

Een van de aspecten van de rederijkerscultuur was en is nog steeds ‘de taal’. Daarom werd op dit congres ‘woord en taal’ als thema gekozen. Er bestaat een regenboog aan dialecten waaruit toch een standaardtaal voor het ganse taalgebied werd afgeleid, met erkenning van de verschillen tussen Noord en Zuid. Sommige schrijvers en dichters waren taalvirtuozen. Een van hen, en niet de minste, krijgt op dit congres een speciale aandacht voor zijn bijzonder veelzijdig taalgevoel. Het licht zal schijnen op de taal van de onnavolgbare Guido Gezelle.

Als locatie voor ons congres werd de keuze gemaakt voor een iets rustiger, maar mooie omgeving langs een van de reien, net buiten de drukke toeristische zone. Aan het begin van de Potterierei zijn we te gast in het Golden Tulip hotel ‘de Medici’ en in de aula van de naastgelegen school Sint-Leo Hemelsdaele. U zult ook de mooie toeristische omgeving van deze locatie leren kennen.

Er werd opnieuw een mooi programma voorbereid, waarmee we jullie een bijzonder congresweekend willen aanbieden. Hierna vinden jullie het programmaoverzicht.

Wij nodigen jullie allen van harte uit om deel te nemen aan dit rederijkerscongres in de cultuurstad Brugge.
Bij deze nieuwsbrief is een inschrijvingsformulier gevoegd dat je ingevuld per mail terugstuurt aan congres2020Brugge@hotmail.com tegen uiterlijk 30 april 2020

De deelnameprijzen voor het congres zijn: (alle activiteiten en maaltijden op zaterdag en/of zondag)
  • vrijdag: bezoek niet inbegrepen (meer info in volgende Nieuwsbrief)
  • enkel op zaterdag 75 €/deelnemer
  • enkele op zondag 65 €/deelnemer
  • op zaterdag en zondag 115 €/deelnemer
Hierna vinden jullie nog nuttige info:
  • over het programma
  • voor uw verblijf te Brugge:
  • over de hotelaccommodatie.
  • over Bed&Breakfast
  • over parkeren
  • over openbaar vervoer en shuttlebus
  • over de kunststad Brugge + plan
  • over de inrichtende Kamer
We hopen dat jullie massaal zullen reageren. Voor wie reeds in Brugge was, is het steeds een blij weerzien. Voor wie Brugge nog niet zou hebben bezocht, is dit congres een unieke gelegenheid om kennis te maken. Voor onze vrienden uit Nederland kunnen we zeggen: “Brugge is de verplaatsing zeker waard”. We durven suggereren om er misschien een paar dagen aan toe te voegen, vooraf of achteraf. Gezien Brugge een drukke toeristische trekpleister is kunnen wij aanraden om niet te lang te wachten met de reservering van de hotels of ander logement. Er is tot 31 maart een optie op 40 kamers in het Golden Tulip Hotel ‘de Medici’ waar het congres plaats vindt. Het hotel (4 sterren) biedt de kamers aan voor een zeer scherpe prijs (ontbijt inbegrepen). Beslis vlug en noteer deze datums in uw agenda. Uiteraard is iedereen vrij zijn logement te kiezen.

Stuur deze Nieuwsbrief door naar al de leden van uw Kamer. Iedere deelnemer of groep deelnemers vult het inschrijvingsformulier voor het congres in en stuurt het in bijlage aan zijn mail tegen uiterlijk 30 april 2020 naar: congres2020Brugge@hotmail.com.

Indien jullie een bijdrage wensen te leveren (solo of in groep) aan het toonmoment (‘Vrij Podium’) op zaterdag, vul het bijgevoegd deelnameformulier in en voeg het bij uw mail voor de inschrijving van het congres.

Het bijgevoegd registratieformulier voor een eventuele reservatie van een kamer in het Golden Tuliphotel dient ingevuld per mail gestuurd te worden aan hgyselbrecht@hoteldemedici.com. (reservatiecode G-202550 vermelden in uw mail aan het hotel)

Met vriendelijke rederijkersgroeten,

Namens het Verbond van Kamers van Rhetorica vzw Namens de Koninklijke Kamer van Retorika vzw ‘de Gezellen van de H. Michiel’

Johan De Rijck Willy De Meyer
De Voorzitter, Hoofdman
Vlierstraat 12 8200 Sint-Michiels (Brugge)
Tel. 00 32 50 385 799 - Mobiel: 00 32 476 908 989
demeyerwill@hotmail.com

Programma Internationaal Rederijkerscongres te Brugge

Thema “Woord en Taal”
vrijdag 5 juni 2020
17u00     Bezoek met rondleiding aan een stadsbrouwerij (meer info in volgende Nieuwsbrief)
18u00 Kleine maaltijd/versnapering ter plaatse (voor wie het wenst, niet inbegrepen)
19u30 Welkomstreceptie aageboden door het Stadsbestuur (Stadhuis - Burg)
Verwelkoming in de gotische zaal - drink in de salons van de burgemeester

zaterdag 6 juni 2020
11u00 algemene vergadering Verbond vzw (St-LH)
13u30 onthaal congresdeelnemers (GTH)
14u00 toeristische wandeling met gidsen (groepen van max. 20 personen): wij ontdekken de
omgeving van dit deel van Brugge; Er is keuze uit volgende wandelingen:
  1. Geleid bezoek aan de meer dan 600 jaar oude schuttersgilde ‘Koninklijke Hoofdgilde Sint-Sebastiaan’. Er is een nauwe band met het Britse Koningshuis. U kunt hun zeer oude geschiedenis en het zeer rijke archief ontdekken in het mooie museum.
  2. Begeleide wandeling “Het verstilde Brugge” doorheen het Sint-Annakwartier langs de molens, de schuttersgilden, de Jeruzalemkerk, het Volkskundig museum, het Kantcentrum en de St.Annakerk. Kom tot rust in dit verstilde stadsdeel met een heel eigen charme.
  3. Geleid bezoek aan het museum en de kerk van Onze-Lieve-Vrouw van de Potterie. Ooit werden hier pelgrims, reizigers, zieken en bejaarden verzorgd. Van kunstige ontdekkingen tot miraculeuze genezingen in dit historisch hospitaalcomplex.
  4. Begeleide wandeling “Het Barmhartige Brugge” doorheen het Sint-Anna-kwartier. Zorg en geneeskunde doorheen de eeuwen in Brugge zetten mede Vlaanderen aan de top op wereldniveau. Er wordt op zoek gegaan naar sporen van de middeleeuwen tot nu.
17u00 toonmoment Kamers (ereplaket Verbond voor de deelnemers) (St-LH)
‘Vrij Podium’ met voordracht, toneel, poëzie, muziek, zang, dans, mime, .....
Een ontdekkingstocht naar de vele ongekende talenten. Misschien het geschikte ogenblik voor
een sinds lang in stilte gekoesterde podiumervaring.
Mogen gedurende anderhalf uur al uw ‘wauw-momenten’ ons diep beroeren.
19u00 aperitief (GTH)
19u30 diner (GTH)
21u00 quiz Vlaanderen-Nederland (GTH): een wedstrijdje Noord-Zuid ......?

zondag 7 juni 2020
09u30 onthaal congresdeelnemers (GTH)
10u00 academische zitting: (GTH)
  • Welkomstwoord namens de organiserende Kamer
  • Groet door de Voorzitter van het Verbond van Kamers van Rhetorica
  • Causerie door Prof. Em. M. De Vos over ‘Een regenboog van dialecten in Vlaanderen’
  • Muzikaal intermezzo
  • Causerie door Prof. Em. J. Van Iseghem over ‘De taal van Gezelle’
  • Muzikaal intermezzo
  • Groet vanwege de stedelijke overheid
  • Aankondiging van het rederijkerscongres 2021
  • Aankondiging herinstelling Kamer Tienen
12u30 aperitief en lunch (GTH)
15u00 matinéeconcert door het Brugs Mannenkoor (St-LH)
Het Brugs Mannenkoor, een afdeling van de Kamer, brengt als afscheid een muzikale
groet. Zij brengen een bloemlezing uit hun recent repertorium.
16u00 afscheidsdrink (St-LH)

Locaties: Golden Tulip Hotel ‘de Medici’, Potterierei 15 (GTH) en Sint-Leo Hemelsdaele, Potterierei 12 (St-LH)

Nuttige info i.v.m. uw deelname aan het congres en uw verblijf te Brugge

Locatie congres:
- Golden Tulip Hotel ‘de Medici’ Potterierei 15
- St.-Leo Hemelsdaele Potterierei 12 (naast hotel)
  1. Uw verblijf in Brugge
  2. Algemene info: basiswebsite: https://www.visitbruges.be
  3. Hotelaccommodatie + reservatie
  4. Het congres gaat in hoofdzaak door in het Golden Tulip hotel ‘de Medici’ (Potterierei 15) en deels ook in het er naast gelegen Sint-Leo Hemelsdaele (Potterierei 12). Uw logement moet je zelf regelen. Wij geven hierna info die de stad Brugge beschikbaar stelt. Voor het eventueel verblijf in het Golden Tulip Hotel zijn er speciale voorwaarden voor de congresgangers. Het hotel heeft een aantal kamers hiervoor gereserveerd met speciale voorwaarden. Ook beschikt het hotel over een eigen parking. Met bijgevoegd registratiedocument kun je er uw kamer reserveren aan bijzondere voorwaarden (in bijlage aan uw mail voegen): Vermeldt in uw mail het reservatie-nummer G 202550 - 1 pers. kamer: 109 € (ontbijt inbegrepen) (per kamer en per nacht) - 2 pers. kamer; 119 € (ontbijt inbegrepen) (per kamer en per nacht) Uiteraard zijn er nog vele mogelijkheden voor andere hotels te Brugge. U kunt via Google zoeken, maar ook met volgende link vind je al bijkomende info: https://www.visitbruges.be/nl/hotels Opgepast: Brugge is een toeristenstad en in juni zijn er heel wat toeristen die gelogeerd zijn in de hotels. Dus niet te lang uitstellen om uw verblijf te regelen !!!!!!!!!!!
  5. Bed en Breakfast
  6. Je kunt uiteraard zelf andere mogelijkheden opzoeken. Maar we geven jullie ook een link die jullie misschien op weg zet: https://www.visitbruges.be/nl/gastenkamers
  7. Parkeren
  8. Via volgende links kunt u informatie sprokkelen: https://www.visitbruges.be/parking https://www.visitbruges.be/publieke-parkings https://www.visitbruges.be/nieuwe-parkeertarieven-1-jan-2020 Misschien een tip: parkeren in de parking aan het station en met het parkeerticket kun je aan het naastgelegen station gratis de buslijnen nemen die je nodig hebt. Bv. bus 4 en 14 tot de Snaggaardbrug /Lange Rei. https://www.visitbruges.be/nl/parking-centrum-station. Ter info: het Golden Tulip Hotel heeft een eigen parking (betalend)
  9. Stadsbussen van ‘de Lijn’
  10. De bussen met de nummers 4 en 14 passeren aan de Lange Rei/Snaggaardbrug, dit is de andere kant van het water aan de Potterierei en en hotel waar het congres doorgaat. Je kan met lijn 4 en 14 van het station tot de Snaggaardbrug en ook van de Snaggaardbrug naar het staion. https://www.visitbruges.be/nl/openbaar-vervoer https://www.delijn.be/nl/ Hier vul je bv in vanaf ‘Station Brugge’ naar ‘Potterierei 15, Bugge’’ klik op ‘route en je krijgt een nieuw scherm met links de vertrekuren en rechts de beschikbare lijnen. Dat is lijn 4 en 14 vanaf perron 1 voor het station.
  11. Alternatief: de gratis shuttlebus
  12. De shuttlebus: project van de stad Brugge met gratis vervoer tussen het centrum en het station: stopplaatsen en uurregeling: zie https://www.brugge.be/shuttlebus Deze shuttlebus rijdt om de 20 minuten tussen 7u20 en 19u00 Dus het is mogelijk om met de shuttlebus bv. van Het Zand of De Markt tot de Langerei te rijden (= overkant water van de Potterierei - hotel) of ook van Langerei naar het station
  13. BRUGGE, EUROPA'S BEWANDELBAARHEID IN ZAKDOEKFORMAAT
  14. Venetië van het Noorden, Bruges-la-Morte, Brugge die Scone... Deze en andere erenamen kreeg de provinciehoofdplaats van de Vlaamse (en Belgische) provincie West-Vlaanderen in de loop der eeuwen. De oudste eretitel is eerstgenoemde. 'Venetië van het Noorden' is al te lezen in een brief uit 1432. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, refereerde die omschrijving van Brugge helemaal niet aan de grachten ('reien' genaamd in Brugge) die zouden herinneren aan de kanalen van Venetië. Was dit het geval, dan hebben Amsterdam, Giethoorn en Appingedam evenveel recht op die titel (die ze trouwens ook dragen). Brugge wordt in de brief van 1432 - en wellicht ook al eerder - Venetië van het Noorden genoemd, omdat in de Middeleeuwen Brugge en Venetië elkaars economische rivalen waren. Beide trotse steden waren toen tevens fiscale paradijzen waar goud, zilver, munten en wisselbrieven van eigenaar verwisselden en van kleur veranderden. Trouwens, dat in veel talen de effectenmarkt 'beurs' wordt genoemd, komt omdat in Brugge de adellijke familie Van der Beurse al sinds de 13de eeuw in haar herberg aan kooplieden uit alle 's Heren landen onderdak voor hun lijf en onderpand voor hun geld bood. 'Ter Beurse' - het pand is nog steeds te bewonderen - wordt in de 14de eeuw het grootste wisselkantoor van de stad en het bekendste van de wereld. De faam wordt een naam, de naam een begrip. Brugge was toen dé wereldstad, hét trefpunt van culturen en hét kruispunt van handel in Noord-Europa. Kende Amsterdam zijn Gouden Eeuw - vandaag een gecontesteerde naam - in de 17de eeuw, voor Brugge was dat de 14de eeuw. Het is dat Middeleeuwse Brugge dat vandaag de toerist bekoort. Al moet worden toegegeven dat - buiten een lange lijst van oorspronkelijk Middeleeuwse monumenten, kerken, torens en gebouwen - de meeste trapgevels en stadspaleizen van veel recentere datum zijn. Dat de hele oude binnenstad, doorregen van grachten en gespiegeld in het vele water, Middeleeuws oogt, heeft te maken met de economische teloorgang van Brugge. De verzanding van het Zwin, de waterweg naar de Noordzee, sloot de rechtstreeks verbinding met de wereld. Antwerpen kwam op en duwde Brugge in de economische armoede. Die neergang duurde tot ver in de 19de eeuw, toen Brugge een dode stad was geworden. Dat 'dode' van 'Bruges-la-Morte' (naar de roman van Georges Rodenbach, 1892) zou echter het nieuwe leven van de stad worden. De economische lethargie viel samen met het artistieke reveil van de neogotiek. Aangevuurd door de Engelse promotoren van de Gothic Revival besloot de stedelijke overheid tot een 'vermiddeleeuwing' van het architecturale landschap. En zo werd Brugge een landschappelijke eenheid die evenwel nooit eentonig wordt, omdat er voldoende uitzonderingen zijn: zo staan op de Burg classicistische, barokke, renaissance-, gotische en romaanse gebouwen zusterlijk bij elkaar. Het is ook die nabijheid die Brugge zo aantrekkelijk maakt. De in februari dit jaar overleden cultuurfilosoof George Steiner roemde Europa ooit om zijn 'culturele bewandelbaarheid'. Die Europese bewandelbaarheid wordt in Brugge in zakdoekformaat gepresenteerd: elke hoek, elke buurt, elke wijk refereert met straat-, plein- of huisnamen aan een andere Europese regio, natie of land. Wie Brugge bezoekt, omarmt Europa. 'Brugge die Scone'. (Mark Van de Voorde)

    http://www.visitbruges.be/stadsplan
  15. Uw gastheer: De Kamer van Retorika “de Gezellen van de H. Michiel” vzw
  16. Inleiding: BRUGS ERFGOED. DE REDERIJKERIJ.

    Wie zijn licht wil opsteken over de rederijkerij in Vlaanderen kan onmogelijk voorbij aan de stad Brugge. Reeds vanaf de 15de eeuw treffen wij er de Kamer van de Heilige Geest aan met als devies ‘Myn werc is hemelyck’. Deze Kamer wordt aangezien als de oudste rederijkerskamer in Vlaanderen. Vermits hij uitsluitend bestemd was voor de poorters van de stad Brugge kwam enkele decennia later een tweede kamer tot stand, toegankelijk voor lieden van het ‘Brugse Vrije’ (omliggend gebied) met name: de Weerde Drie Santinnen met kenspreuk ‘Die lijdt verwint’. Ongeveer twee eeuwen later, in 1670, zag in de deelgemeente Sint Michiels een derde vereniging het levenslicht als Gilde van het Heylich Cruys met zinspreuk ’Slaet d’oogh op Christus Cruys’. Algauw zochten de leden hun onderkomen binnen de stad Brugge zelf. Kamer H. Geest Kamer 3 Santinnen Kamer H. Kruis Deze drie gilden bleven actief tot halfweg de 19de eeuw waarna ze zijn weggekwijnd. Veel later volgde wat men, mits enige goede wil, een heraansluiting bij het verleden kan noemen. Inderdaad De Soevereine Rederijkerskamer De Fonteine van Gent erkende in 1954 de toneelmaatschappij ‘Kunst na Arbeid’ uit de Christelijke arbeidersmiddens als voortzetting van de Heilige Geest. Twee jaar vroeger reeds kon de toneelgroep van de Vriendenkring van het Brugse treinconstructiebedrijf La Brugeoise, onder impuls van de heer Firmin Raes, de tradities van de Weerde Drie Santinnen voortzetten. Eveneens in 1954 werd onder leiding van de Sint Michielse apotheker Gerard Franchoo een verdwenen toneelgezelschap opnieuw tot leven gewekt dat aanspraak kon maken op de erfenis van de lokale ter ziele gegane kamer van het Heilig Kruis. Zo waren vanaf halfweg vorige eeuw wederom, op hernieuwde basis, een drietal opvolgers van de aloude rederijkersverenigingen in het Brugse actief. Evenwel voor een korte duur slechts en de ene meer zichtbaar dan de andere. Merkwaardig was de evolutie die de Sint Michielse kamer al vlug onderging. Na een dispuut binnen deze kamer werd in 1956 met name onze ‘gilde’ gesticht die aldus reeds ruimschoots zes decennia werkzaam is en trots de titel voert van ‘Koninklijke Kamer van Retorika de Gezellen van de Heilige Michiel ‘. (wordt vervolgd in de volgende Nieuwsbrief)

    KAMERNIEUWS

    Programmatie seizoen 2019-2020 Kamer van Rhetorica De Waag

    2de productie: De laatste kans komedie 2020

    Als laatste poging om hun huwelijk nieuw leven in te blazen , nemen Rudy en Mia contact op met een relatietherapeut. De sessie met de relatietherapeut krijgt plots een andere wending als een oude schoolkameraad van Rudy aanbelt????

    Opvoeringen in de Warande op donderdag 23/4; vrijdag 24/4; zaterdag 25/4 en zondag 26/4/2020

    3de productie: onze jeugdafdeling met Jong Gewaagd
    “De volgende graag” op 25/09;26/09 ; 27/09 2020
    De jongeren moeten een auditie doen om mee te mogen werken aan een productie.
    Tevens in de Warande te Liedekerke.

    IN DE SCHIJNWERPERS

    De Zottegemse Rederijkersamer ‘De Suyghelingen van Polus’ heeft een poëzie wedstrijd georganiseerd met de titel ‘De toekomst is nu’ en de laureaten hiervan worden in deze rubriek nog een keer in de schijnwerpers gezet.




    VAN DIRK COIGNEAU

    Retoricale kleengedichtjes

    (8) If music be the food of love, play on’. Zeker van de stimulerende werking van muziek blijkt Orsino, de ‘Duke of Illyria’, in Shakespeare’s Twelfth Night bij en na het uitspreken van zijn beroemde openingsvers toch niet te zijn. Dat is anders bij de koopmanszoon Dierick in Colijn van Rijsseles Spiegel der minnen (eind 15de, begin 16de eeuw). In dit qua omvang (6169 regels), diepgang en complexiteit onovertroffen rederijkersdrama luiden Diericks eerste acht verzen immers:

    O wy, wat hoor ick? Noyt soeter sanck!
    Tgeclanc dwanc therte den sanc taenhoorne:
    Mijn jeucht verheucht ter vreucht doen spranc.
    O wy, wat hoor ick? Noyt soeter sanck!
    Het verwect ende trect die sinnen cranck
    In tbedwanc om danc tot die uutvercoorne.
    O wy, wat hoor ick? Noyt soeter sanck!
    Tgeclanc dwanc therte den sanc taenhoorne.

    Een rondeel, zoals men ziet, met flink veel binnenrijm. Dit laatste past mijns inziens goed bij de innerlijke dwang en dynamiek waar de spreker uitdrukking aan geeft. Vooral het tweede en derde vers vormen ritmische combinaties om heerlijk langzaam van te proeven: ‘Tgeclanc dwanc therte den sanc taenhoorne’ en ‘Mijn jeucht verheucht ter vreucht doen spranc’. ‘Nooit zoeter zang’ dus ook hier. Men kan het rondeel als volgt vertalen: ‘O wee, wat hoor ik? Nooit zoetere zang! De klanken dwongen het (versta: ‘mijn’) hart tot luisteren [zoals bij Gezelle ‘de ziele’, luistert hier het hart]. Verblijd zijnde, sprong mijn jeugdige levenskracht (of -lust) daarbij [dansend] in vreugde op [of: ‘bloeide/sprong (als een bloemknop) in vreugde open’ of ‘barstte in vreugde uit’]. O wee, wat hoor ik? Nooit zoeter zingen! Het wekt en trekt de (versta: ‘mijn’) teerste (meest kwetsbare) gevoelens op tot een dwingend verlangen naar de gunst van de (versta: ‘hun’) uitverkorene. O wee, wat hoor ik? Nooit zoeter zingen! Meegesleept door de klank kon mijn hart niet anders dan de zang te beluisteren’.

    Het gaat in dit rondeel om liefde op het eerste gehoor. Net voor Diericks optreden heeft het publiek het arme naaistertje Katherina een liedje zien en horen zingen. Ook Dierick heeft het gehoord, zoals blijkt uit de woorden die hij spreekt nadat ze is uitgezongen. Volgens de chronologie van de voorstelling zou je in het A-vers van zijn rondeel (en, in mindere mate, in het vijfde en zesde vers) dan ook niet een tegenwoordige maar een verleden tijd verwachten (‘O wy, wat hoorde ick?’), maar met het presens heeft Van Rijssele kennelijk een suggestie van simultaneïteit willen wekken: het rondeel ‘flitst’ even terug in de tijd en ‘presenteert’ ons

    Diericks woorden als tijdens Katherina’s zingen gesproken of gedacht. Katherina was voor Dierick geen onbekende. Zij was een meisje uit zijn buurt. Toch stelt hij in de zes verzen die na het rondeel zijn claus voltooien dat hij nooit (eerder) ‘schoonder figure’ ‘in maechdelijcke stature’ - een mooier meisje kortom - heeft gezien: ‘soo reyn, soo pure’, ‘sy verlicht als gout inden lasure’ (‘zij schittert als goud op lazuur’)! Het zoete zingen heeft duidelijk zijn betoverend werk verricht. Het laat hem Katherina nog slechts met verliefde ogen - het lijkt wel de aanschouwing van een Maria-icoon - als zijn ‘uutvercoorne’ zien.

    Tegelijk met zijn getuigenis over het ‘zoete’ zingen dat vreugde en liefdesverlangen wekt, ontsnapt aan Dierick, in het A-vers en dus tot driemaal toe, ook het eerder smartelijke ‘O wy’ (‘O wee’). Het emotionele tussenwerpsel signaleert het ingrijpende van de confrontatie, een psychologische schok die misschien ook vrees voor zelf- of identiteitsverlies impliceert. In zijn tweede en derde claus zal Dierick in ieder geval expliciet zijn ‘vrees voor schande’ uitspreken en zijn schaamte over het feit dat het object van zijn liefde maar een arm naaistertje is. Als directe reactie op Katherina’s lied kan de uitroep ook door het publiek als onheilspellend zijn begrepen. In haar lied plaatste het meisje het geluk van het gespaard blijven van de minne immers duidelijk tegenover het ‘gelag’ dat zij moeten ‘betalen’ die door Venus’ pijlen worden doorboord. Met het rondeel wordt hoe dan ook de eerste stap gezet in een proces dat door het standsverschil, de tegenwerking van Diericks ouders maar vooral toch door hun eigen trots, argwaan en jaloezie finaal tot de dood van de twee geliefden leidt.

    Als reactie op het optreden van een ander personage en actief onderdeel van het voortschrijdend handelingsverloop functioneert Diericks rondeel duidelijk anders dan de ‘expositie-rondelen’ die in de vorige aflevering aan bod zijn gekomen. In deze laatste belichtten personages de eerder statische uitgangspositie die met hun eigen, individuele verschijnen ‘gegeven’ was. In deze bijdrage willen we, na dat van Dierick, nog enkele andere toneelrondelen presenteren waarin juist de spanning of het dramatisch-emotionele effect van een confrontatie wordt verwoord en ‘opgevoerd’. Ter onderscheiding van ‘expositie-rondelen’ zou men ze, met een al evenzeer aan de dramatheorie ontleende term, ‘actiemoment-rondelen’ kunnen noemen. De thema’s blijven ‘liefde’ en ‘vrees’, nu niet meer samen in één rondeel maar afzonderlijk, naast en na elkaar.

    Zichtbaar culmineren liefdesrelaties op het rederijkerstoneel soms in een kus maar vaker in het feestelijke ritueel van het elkaar toedrinken. De vaste termen bij dit laatste zijn ‘brengen’ en ‘wachten’. Samen aan een tafel gezeten, ‘brengt’ een der geliefden een dronk op de ander of hun relatie uit, wat door de ander in dank wordt aanvaard of ‘gewacht’ (letterlijk: ‘in acht wordt genomen’). Minder gewoon is een combinatie van beide, van dronk én kus. Die vinden we in de centrale banketscène van het zogenaamde ‘Esbatement’ van sMenschen Sin en Verganckelijcke Schoonheit, een spel van zinne waarmee Cornelis Meesz van Hout (1516-1595) in 1546 voor De Witte Acoleyen uit Leiden de eerste prijs op een wedstrijd in Gouda won. Stijlvol en statig laat Cornelis - hij is de vader van de als literator bekender geworden Jan van Hout (1542-1609) - het personage ‘sMenschen Sin’ tot zijn tafeldame, ‘Verganckelijcke Schoonheit’, het volgende zeggen:

    Dalder schoonste, gecroonste in mijn hert van binnen,
    Dedel geborenste, vercorenste boven alle vrouwen,
    De eerbaerste, vermaerste, getrou in minnen,
    Dalder schoonste, gecroonste in mijn hert van binnen,
    De fraijste, de ghaijste, gestadich in sinnen,
    De beminste, wel gesinste, vol alder trouwen,
    Dalder schoonste, gecroonste in mijn hert van binnen,
    Dedel geborenste, vercorenste boven alle vrouwen:
    Een droncxken, der liefden voncxken, weet u vergouwen.

    In dit negenregelige rondeel wordt het toedrinken tot het laatste, extra b-vers uitgesteld. Het uitnodigende gebaar troont en bekroont tegelijk. Door de voorafgaande verzen met retorische zwier gemotiveerd en gedragen, zet het met een nieuw gegeven ‘de kroon’ op het werk. Het spel is in 1546 door de Leidse kamer opgevoerd, maar in 1595 ook door ‘Trou Moet Blijcken’ in Haarlem. Telkens zal de stapeling van superlatieven wel zo zijn voorgedragen dat het publiek ze van bij het begin duidelijk als een aanspreking begreep en dus als ‘gij die dalder schoonste, gecroonste [‘hoogst gekroonde’] in mijn hert van binnen zijt’, enz. Naast de edelste, eerbaarste, beminnelijkste en ‘ghaijste’ (‘vrolijkste’) onder de vrouwen noemt de charmeur zijn tafelgenote ook nog ‘getrou in minnen’, ‘vol alder trouwen’ (‘eerlijk, goedmoedig’ en dus ‘betrouwbaar’) en ‘gestadich in sinnen’ (‘kalm en beheerst’). Bij het ‘droncxken’ dat op het eind als blijk of ter aanwakkering van de liefde (als ‘der liefden voncxken’) wordt aangeboden, is het gebruikelijke ‘brengen’ niet te pas gebracht. Het rijm deed de dichter naar ‘weet u vergouwen’ grijpen: ‘weet het u vergolden’ of ‘weet het u van harte gegund’. In haar, eveneens negenregelige rondeel dat direct als antwoord volgt, neemt ‘Verganckelijcke Schoonheit’ zijn B/b-rijm als A/a-rijm over. Zij maakt daarbij wél van het traditionele ‘wachten’ gebruik. ‘Dat wacht ic, vreucht verpacht [‘smaak’] ic deur u lief aenscouwen / Dat ghij, seer blij, tot mijwarts thoont’, luidt het ‘refrein’. Acht verzen lang heeft ze het inderdaad over de vreugde die ze in zijn verliefde blikken schept, maar ook over zijn ‘jente [hoofse, beschaafde gentleman-] manieren’, wat ten slotte uitloopt op het beslissende: ‘Dwelck u, als nu [‘hier en nu’], van mij met een cusken wert [‘wordt’] geloont’. Al bij hun eerste begroeting, die met een omhelzing en een kus van hem gepaard was gegaan, konden beide personages het goed met elkaar vinden. Door zijn dronk en haar kus wordt die relatie nu bezegeld.

    Enigszins anders gaat het toe in het anonieme Esbatement van den Luijstervinck. Bij hun eerste dialoog in het spel - de vrijage, zo was uit beider exposities gebleken, is al een tijdje aan de gang - slaat de ‘Fraij jongelinck’ toe met de woorden:

    Ick moet u eens cussen aen u mondeken,
    Ghij sijt mijn alderliefste liefken.
    Nu, hout datte [‘Hier, pak aan’].
    Dochter {‘Jongedame’]
    Heij, heij, laet staen [‘hou op’], ghij brooddroncken hondeken!
    Jongelinck
    Noch moet ick u eens cussen aen u mondeken.
    Had ic u opt bedde, al waert op ’t spondeken [‘beddenbak, zonder strozak of matras’],
    Ick sou u doen noch u geriefken [‘ik zou het je wel naar de zin weten te maken’].
    Ick moet u eens cussen aen u mondeken,
    Ghij sijt mijn alderliefste liefken.

    Geen banket of ‘jente manieren’ hier, maar een ontmoeting ’s avonds op straat. Anders dan bij ‘sMenschen Sin’ en ‘Verganckelijcke Schoonheit’ verloopt een en ander ook niet zonder protest. Vanwege het A-vers moet hij het er, na zijn ‘hout datte’ en haar ‘laet staen’, nog een tweede en derde keer op wagen. Of er ook dan nog bij een opvoering gezoend werd, zal van de regie en de acteurs hebben afgehangen. Al te ernstig moet het verweer van de ‘Dochter’ overigens niet worden genomen. Zij is het immers die, om de ‘Jongelinck’ op haar kamer te kunnen ontvangen, op het einde van de scène besluit haar ouders wijs te maken dat ze zich ’s nachts aan de grillen van een vervaarlijke ‘geest’ moet onderwerpen. Ook in het stuk van Van Hout is er na de dronk en het zoenen al vlug sprake van het ‘smaken van Venus’ zoete fruit’, zoals de auteur het omschrijft. Het minnespel zelf wordt op het rederijkerstoneel evenwel nooit ‘getoond’. Soms wordt het kwansuis door ‘getuigen’ als een aan het oog van het publiek onttrokken gebeuren beschreven. In het Esbatement van den Luijstervinck was dat onder meer de taak van het titelpersonage.

    Het rondeel van de ‘Jongelinck’ liet ons zien dat de drievoudige herhaling van het A-vers op het toneel geen simpele pas op de plaats hoeft te betekenen. Integendeel, de herhaling maakte juist duidelijk hoe sterk de aandrang van het ‘brooddroncken hondeken’ wel was. Zo’n verhevigend effect, bijdragend aan de levendigheid van de confrontatie, vinden we zeker ook bij rondelen waar een schrik- of paniekreactie in wordt opgevoerd. Een kort en krachtig voorbeeld is het volgende uit Luerifers, een esbatement uit een verzamelhandschrift van de Brouwershavense ‘Rode Lelie’:

    Twijf
    Lief man, wat isser, wat isser?
    Luerifers
    Nooijt zoo vervaert, nooijt zoo vervaert!
    Tat, tat, tat! Ick ben mijn sinnen misser!
    Twijf
    Lief man, wat isser, wat isser?
    Luerifers
    Eij, eij! Ick werde mijns broucx een bepisser
    Comter gheen slisser van des mij beswaert!
    Twijf
    Seght doch, wat isser, wat isser?
    Luerifers
    Noijt zoo vervaert, nooijt zoo vervaert!

    Ondanks de heftige emoties zal dit rondeel veel hilariteit hebben verwekt, zeker vanwege de gekke situatie, maar misschien ook door de bijzondere verwoording. De verzen van Luerifers in het rondeel contrasteren sterk met de eerste twaalf in zijn onmiddellijk voorafgaande claus. Manmoedig op weg naar huis waar hij denkt zijn vrouw in het bakhuis op overspel te kunnen betrappen, neemt hij zich voor haar met geweld ‘uut dat cot’ te sleuren en haar een rake klap om de oren te geven, ja haar zelfs met een spa de hals ‘af te steken’. Bij het ‘kot’ aangekomen, klinkt echter plots een heel ander geluid. Zoals hij later zal verklaren, heeft hij er ‘een wit dinck’ gezien. Iedereen zal daar natuurlijk het hemd van de minnaar van ‘Trijn Lichterbils’, zoals zijn vrouw veelbetekenend heet, in herkennen, alleen niet Luerifers. Hij denkt dat hij een geest of een spook heeft gezien, waardoor de razende Roeland ineens een sidderende angsthaas werd. In de laatste vier verzen van zijn claus slaakt hij dan ook kreten als ‘tat, tat, tat’ (waarschijnlijk een onomatopee voor het klapperen van tanden), ‘noijt soo bevreest’, ‘eij, eij, eij’ en ‘ic sal mijn sinnen verliesen’, uitroepen die hij, ondanks de vraag van zijn toegesnelde vrouw, in het rondeel gewoon herhaalt. Nu ja, ‘gewoon’: voor ‘ic sal mijn sinnen verliesen’ geldt dat niet echt. In het rondeel luidt de angstkreet: ‘Ick ben mijn sinnen misser’. Het komt op hetzelfde neer (‘ik verlies mijn verstand’, ‘ik word gek’), alleen is hier gebruik gemaakt van een omschrijving van het transitieve werkwoord ‘missen’ (verliezen, kwijtspelen) door een combinatie van het ‘nomen agentis’ ‘misser’ met het koppelwerkwoord ‘zijn’. ‘Missen’ wordt zo tot ‘misser zijn’. Nieuw ten opzichte van Leurifers’ voorafgaande monoloog zijn feitelijk alleen de ab-verzen. Ze leveren ons nog eens twee gelijkaardige combinaties, namelijk die van ‘bepisser (van mijn broek)’ met ‘werden’ (= worden) en, in de voorwaardelijke bijzin die vers 6 is, die van het ‘nomen actionis’ ‘slisser (van des [‘dat wat’] mij beswaert)’ met ‘komen’ (‘slissen’ betekent hier ‘beëindigen’ en dus: ‘komt er geen eind aan mijn kwelling’). Omschrijvingen als deze zijn schering en inslag bij onze rederijkers. Een drietal voorbeelden slechts ter illustratie: ‘Wes mi beliefde was ik een proevere’ (‘Van wat me beviel, heb ik geproefd’) beleed Jan van den Dale in zijn Ure vander doot; in zijn Testament Rhetoricael vroeg Eduard de Dene zijn erfgenamen ‘gheen zouckere’ naar zijn kleren ‘tzyne’ en met ‘Elc zy een swichter van synder talen’ (met het werkwoord ‘zwichten’ dus) verzocht Cornelis Everaert het publiek bij het begin van een vertoning met praten te stoppen. In het algemeen paste dit soort omschrijvingen goed bij de ietwat plechtige, gedragen stijl van weloverwogen, ‘rustige’ mededelingen. Die zijn In het hectische rondeel uit Leurifers echter ver te zoeken. Dat de drie genoemde ‘nomina’ ook nog eens alle op elkaar rijmen, lijkt erop te wijzen dat de ’ongepaste’ formule hier bewust met humoristische bedoelingen is gebruikt. Buiten het geciteerde rondeel zijn er in de tekst in ieder geval geen toepassingen van te vinden. Het spel is echter niet volledig overgeleverd. Daardoor weten we ook niet hoe het Leurifers uiteindelijk is vergaan. Slim heeft Trijn Lichterbils hem nog wijs kunnen maken dat de geest al geruime tijd in hun bakhuis verblijf hield. Of het Leurifers gelukt is de machtsverhoudingen om te keren, valt vanwege zijn naam - een vervorming van ‘leurefaes’, wat ‘nietsnut’ of ‘lummel’ betekent - zeer te betwijfelen!

    Minder grappig bedoeld is het volgende rondeel. Het brengt ons terug naar het Esbatement van sMenschen Sin en Verganckelijcke Schoonheit van Cornelis van Hout. Bij het ochtendgloren na de nacht waarin de protagonisten Venus hebben gediend, trekken hun dienaren, de ‘sinnekens’ ‘Manier’ en ‘Gewoonte’, met water in een lampet en een wasbekken naar het nog gesloten prieel. Bij het openschuiven van het gordijn vinden ze daar niet, zoals ze hadden verwacht, een zijn roes uitslapend liefdespaar, maar beide figuren met de Dood die zich dreigend tot hen richt. Een gedicht aan de wand verklaart de scène en maant de ‘minnaers van verganckelijcke schoonheit’ aan het ‘eeuwige’ te beminnen omdat hun loon anders ‘alleen de doot’ zal ‘sijn’. Hevig ontsteld debiteren de twee dienaars daarbij het volgende rondeel (waarin ‘M.’ voor ‘Manier’ en ‘G.’ voor ‘Gewoonte’ staat):
    M: Helacen! / G: Wacharmen! / M: Aij mij! / G: O wach!
    M: Vrese, / G: ancxte, / M: sorge, / G: beven, / M: ellent,
    G: Verscrict mij, / M: vereijst mij / G: mits desen slach.
    M: Helacen! / G: Ocharmen ! / M: Aij mij! / G: O wach!
    M: Waer sal ic vlien? / G: Ken weet waer lopen. / M: Noch ic en mach,
    G: Noch ic en weet / M: coemen van hier / G: ongeschent.
    M: Helacen! / G: Ocharmen! / M: Aij mij! / G: O wach!
    M: Vrese, / G: anxte, / M: sorge, / G: beven, / M: ellent:
    G: Hier van aertsche lieft is tfundament.

    ‘Mits desen slach’ (‘door deze schokkende ervaring’) heeft de schrik beide getuigen lelijk te pakken. De vlugge clauswisseling met niet minder dan 31 korte versdelen drukt perfect hun nervositeit en onrust uit. Weg willen ze van het tafereel, maar geen van hen weet hoe of waar naartoe. ‘Ongeschent’ (‘ongeschonden’) vluchten, vrij van het besef van dood en vergankelijkheid, kan niet meer. Alleen de laatste, negende regel wordt in zijn geheel door één personage gesproken. De boodschap van het rondeel en het spel moet duidelijk blijven: voor wie alleen op het aardse vertrouwt, is er geen rust of zaligheid.

    ‘Zorg ervoor dat je niet slaperig bent of door beslommeringen gekweld, zodat je bij het acteren mee blijft en niet te traag reageert’, raadde Matthijs de Castelein de spelende gezellen in zijn Const van Rhetoriken aan (strofe 178). Het advies zal de acteurs bij de uitvoering van Van Houts schrikrondeel goed van pas zijn gekomen. We stellen ons voor dat ze de lampetkan en het bekken waar ze mee op waren gekomen voor het openschuiven van het gordijn hebben neergezet, zodat ze ongehinderd aan hun levendig woordenballet konden beginnen. Een complexer samenspel nog van woorden, gebaren én attributen geeft ons een volgend rondeel te zien. Het is ontleend aan het anonieme spel van De Rijcke Wrecke ende Lazarus, een dramatisering van de parabel uit het Lucas-evangelie (16 : 19-31). Nadat de auteur de arme

    Lazarus vol overgave aan Gods wil in alle rust heeft laten sterven, volgt twee scènes later het spektakel rond de dood van de rijke man. Het ‘paniek bij eerste hulp’-rondeel dat daarbij wordt opgevoerd, contrasteert (weer) sterk met de onmiddellijk voorafgaande verzen waarin ‘De Rijckeman’ van een grote zelfverzekerdheid getuigt. Omdat ook dit in een rondeel is vormgegeven, volgen ze hier samen:
    De Rijckeman, met sijn geselschap uuijt
    Wie sou toch misprijsen vreucht
    Die nimmermeer mach vergaen?
    Hoe waren wij daer verheucht!
    Wie sou toch misprijsen vreucht?
    Laet ons voort maecken geneucht,
    Tmach ons niet met allen schaen!
    Wie sou toch misprijsen vreucht
    Die nimmermeer mach vergaen?
    Amij, amij, wat flauheijt compt mij aen?

    Hofsmeester
    Och gerson, haest u hier, lang, lang!
    Gerson
    Wat wilt ghij hebben? Wat sal ick langen?
    Hofsmeester
    Eeck, sout, nagelen, folij! Ons heerschap crijcht een hertvang!
    Och gerson, haest u hier, lang, lang!
    Waer blijft ghij? Ons heerschap is so bang!
    Gerson
    Ick cant niet al vinnen! Waer is de cruijdtdoos ghehangen?
    Hofsmeester
    Och gerson, haest u hier, lang, lang!
    Gerson
    Wat wilt ghij hebben? Wat sal ick langen?
    Daer ist tcruijt. Hoe ist? Heeft hij noch root aen sijn wangen
    Oft is hij altenemael al buijten sijn verstant?

    Acht verzen lang jubelt ‘De Rijckeman’ over het voor hem altijd zekere genot van een gevulde tafel. Zojuist heeft hij het in het gezelschap van zijn hofmeester en een ‘gerson’ (‘ober’ ofte ‘garçon’) weer mogen beleven en hij is vast besloten dat te blijven doen: ‘Tmach ons’ immers ‘niet met allen schaen’ (‘er is absoluut niets dat ons daarbij kan hinderen of deren’)! Op dramatisch-ironische wijze tarten deze verzen het lot en ze lokken ten slotte ook het negende uit. Daarin overvalt ‘De Rijckeman’ een ‘flauheyt’, ‘een hertvang’ (‘bezwijming, toeval’) volgens de hofmeester in het volgende paniekrondeel. Daarin roept deze meester de ‘gerson’ haastig op om bepaalde hulpmiddelen te zoeken en hem aan te geven (azijn, zout, kruidnagel en foelie), maar de vele vragen en de woorden ‘Ick cant niet al vinnen’ zorgen ervoor dat het geheel spannend en verwarrend blijft. Zoals de parabel het wou, is het buiten het rondeel vallende antwoord van de hofmeester op de laatste vraag van de ‘gerson’ natuurlijk dat ‘De Rijckeman’ gestorven is.

    Het paniekerige zoeken en uiteindelijk vinden van een kruiddoos in voorgaand rondeel wijst op een activiteit die niet alleen heftig en bewogen is maar die zich ook relatief breed in de ruimte ontplooit. In deze retoricale, mede door rondelen geleide of gestructureerde choreografie, spant ons laatste voorbeeld de kroon. Het rondeel is genomen uit het anonieme spel Josep ende Maria, een dramatisering van Mattheus 2, meer bepaald het verhaal over de drie wijzen, hun bezoek aan Herodes, hun verering van ‘het kind’ (Jezus) en ten slotte de kindermoord in Bethlehem. Het is die laatste die in het volgende citaat wordt opgevoerd:

    Knechs
    Saa, saa, sa! Corrage, corrage! Slae doot, slae doot!
    Lust [een moeder]
    Moort, moort, moort! Ghij mijn soonen alsoo vermoort!
    Knechs
    Hier ghij hoeren, geeft ons u kinderen naect en bloot!
    Sa, sa, sa! Corrage, corrage! Slae doot, slae doot!
    Voestere
    Help, help, help, help, help in onsen noot!
    Herodes
    Haer soonen werden nu vermoort, mijn dunct ick hoort.
    Knechs
    Sae, sae, sae, sae! Corrage, corrage! Slae doot, slae doot!
    Lust
    Moort, moort, moort! Ghij mijn soonen alsoo vermoort!

    Als retoricale ‘literatuur’ is deze tekst, voornamelijk uit strijdkreten, jammerklachten en hulpgeroep bestaande, niet bepaald geweldig. Knappe acteurs zullen het zijn geweest die er met overtuiging de nodige variatie in wisten te brengen! Indrukwekkend is hier echter wel de door de tekst geïmpliceerde actie. Neemt men voor Herodes’ krijgsknechten het minimum van twee personages, dan hebben we hier een levendig samenspel van vijf acteurs, met ‘Herodes’ op een zekere afstand van de vier die in een fel gevecht betrokken zijn. In de lijst van personages staat (in het vijfde boek van de ‘Trou Moet Blijcken’-verzameling) bij ‘Lust’ en ‘Voestere’ ‘vrowen met drie off vier kindren’ genoteerd, maar met die ‘kinderen’, die volgens het voorafgaand bevel van Herodes ‘verwurcht, vermoort’ en ‘doersteect’ moeten worden, zijn misschien poppen bedoeld. Hoe wild en emotioneel het er bij een evocatie van een aanval als deze op het toneel ook aan toe mag zijn gegaan, voor rederijkers bleef ‘kunst’ toch met het scheppen van orde en evenwicht verbonden. Zo hield een rondeel het spektakel overzichtelijk en hanteerbaar. Het reikte bovendien een handig middel aan om, zoals wij het hier zelf hebben gedaan, een min of meer samenhangend deel uit de handelingsstroom te isoleren. Dat was ook praktisch bij repetities. Ik hoor het de factor al zeggen: ‘Jongens, laten we nog even de kindermoord doen’.

    Dirk Coigneau

    C O L O F O N

    O n s C a m e r s v à R h e t o r i k e is het officiële orgaan van het Verbond van de Kamers van Rhetorica Vlaanderen-Nederland vzw. Het Verbond is opgericht in Brussel in 1987.

    Het tijdschrift verschijnt eenmaal per drie maanden in een oplage van circa 100 exemplaren.

    Adres Bankgegevens van het Verbond
    ’t Haantje 2, 4854 MV Bavel BIC GEBABEBB
    Nederland IBAN BE41 2930 3224 8010

    Lidmaatschap van het Verbond
    Kamers van 6 leden of meer € 50,00 per jaar
    Kamers met 5 leden of minder en toetredende leden € 30,00
    Alle leden ontvangen het tijdschrift

    Website Druk
    www.rederijkers.org     KLA4 Steunpunt Welzijn vzw