0 camers1e23






Terug naar index

Ons Camers và Rhetorike

Januari, februari, maart 2023 - JAARGANG 36 - NR 1

(1)


Een woordje van onze voorzitter

1

Een woordje van onze voorzitter

Langzaam maar zeker klimmen de donkere dagen uit een diep dal naar het licht toe. Het blijft langer klaar. De donkere dagen geven ons ieder jaar opnieuw dat onzekere, dat onbekende gevoel . Zeker na de eindejaarsperiode en de daaraan gekoppelde feestdagen waarin het kunstlicht menige woning en of winkeletalage siert en ook de straten en pleinen. Wanneer het kunstlicht is gedoofd zijn de enige lichtpuntjes de vele culturele evenementen die in de cultuurhuizen en parochiezalen( of eigen zalen?) gepland worden.

Tal van rederijkerskamers hebben, hetzij in het najaar hetzij in het vroege voorjaar, reeds een theaterproductie achter de rug. Dit al of niet met het verhoopte succes.

Ook wanneer er reeds twee cijfers de juiste temperatuur aanduiden, geeft ons dit een extra stimulans om ons dagelijks bestaan langs de zonnige kant te herbekijken.

Buiten in de tuinen en parken zien wij op ontelbare plaatsen de aardkorst openbreken en er groene scheuten van nieuw leven doorpriemen. De voorjaarsbloeiers, krokussen, sneeuwklokjes, narcissen en tulpen, die nog tegen de koude voorjaarsprikken bestand zijn, komen tot bloei. De takken van bomen en planten tooien zich met barensrijpe knoppen om zich weldra als bladerendeken verder te ontwikkelen. De wonderbare jaarlijks terugkerende cyclus van bladeren afstoten om de winter te overleven en dan in de lente terug fris en jeugdig te ontluiken, is er opnieuw.

Aan dit steeds wederkerend ritme van de natuur hebben wij, de mensenmassa, ook ons levenswagentje vastgehangen.

Reikhalzend kijken wij ook uit naar wat de lente en de zomer te bieden hebben. Diverse kamers plannen hun tweede toneelproductie . En jaarlijks dient de organisatie van ons tweedaags congres door een kamer in Vlaanderen of Nederlands zich aan.

2
Na enkele maanden van voorbereiding en het toewerken naar een datum in juni is het weer zover. Een congres is geboren, en de inrichtende rederijkerskamer poogt het mooiste van zichzelf aan te bieden en grenzen te verleggen. Dit in de hoop dat het door vele rederijkers naar waarde zal geschat worden.

Ook dit jaar hebben wij een zeer mooi veelbelovend congres in zicht. Op 2, 3 en 4 juni 2023 te Haarlem in Nederland, in de onmiddellijke nabijheid van de Internationale luchthaven van Schiphol.

In ons vorige tijdschriftnummer deden wij reeds een zeer warme oproep om deze datum vast te prikken in jullie reeds drukke agenda. Spreek af met mensen van jullie kamer om er een echt onderdeel van te maken van jullie jaarwerking. De data van de congressen zijn steeds ruimschoots vooraf gekend om er rekening mee te houden. Om het stout te verwoorden “Willen en kunnen “ zijn nog steeds verschillende werkwoorden. Dus mis deze jaarlijkse hoogmis van het rederijkers gebeuren niet!

Normaal is ook reeds elke kamer aangesproken om zich in te schrijven en deel te nemen aan het rederijkersjuweel. In Nederland gekend onder de naam landjuweel. In Vlaanderen echter heeft de koepel van het amateurtoneel deze naam onterecht geclaimd .

De Pellicanisten van “Trou moet Blycken” treden aan met een stuk van de hand van een rederijker in hart en nieren Willem Veenhoven . Wie neemt de handschoen op?

Alle nodige info voor deelname aan dit congres vinden jullie in dit tijdschriftnummer. Aarzel niet om direct in te schrijven en de organisatorische deadline niet te overschrijden. Dit maakt het voor de organisatie alleen maar moeilijker.

Laat de rederijkerscultuur jullie aller harten verblijden en wellicht tot op deze prachtige manifestatie.

Johan De Rijck, Verbondsvoorzitter
3

I N H O U D S O P G A V E

1. Een woordje van onze voorzitter
3. Inhoudsopgave
Waar dit nummer over gaat
4. Uit het bestuur
5. Kamernieuws
- van KTV De Noordstar - De Lelie, Brussel
- van De Goubloem, Vilvoorde
- van Sint-Pieter Vreugd en Deugd, Geraardsbergen
10. Verzentaal
11. In de Schijnwerpers
Het Gilde van het Sacrament van Niervaert
16. Het Internationaal Rederijkerscongres te Haarlem van Trou moet Blycken,
19. Van Dirk Coigneau

WAAR DIT NUMMER OVER GAAT...

Hollen of stilstaan. Zo zou ik het binnenkrijgen van kopij kunnen omschrijven. Dit keer was het ‘hollen’. Zoveel kopij kwam er, dat ik me genoodzaakt zag om een aantal op zich belangwekkende stukken niet te plaatsen. Helaas komt dus alle informatie die niet direct tijdgebonden is van de Rederijkers Zeeland in een volgend nummer.

In dit nummer natuurlijk de noodzakelijke informatie over het aanstaande congres in Haarlem, waarvoor U zich nu kunt gaan inschrijven. Omdat Trou moet Blycken ook haar lustrum viert -ze bestaan 520 jaar- organiseren ze een bijzondere feestavond, die ervoor zorgt dat de kostprijs van het congres wat hoger is dan U gewend bent.

Het Gilde van het Sacrament van Niervaert is ook lid van ons Verbond en daarvoor staat een zeer lezenswaardig artikel in de schijnwerpers!

Dit tijdschrift wordt afgesloten door ons aller Dirk Coigneau met een boeiende bijdrage van zijn hand.

4

UIT HET BESTUUR

In memoriam

Voor vele leden van het Verbond was Piet Lemaitre een zeer waardevol en uitermate actief lid. Hij overleed op 10 januari van dit jaar.

Op het bidprentje bij de afscheidsdienst stond dit gedicht:

Hou me (niet) vast
Vanaf hier
Heb ik alleen te gaan
Ik zal altijd
-ergens-
Bij je zijn
We zijn tochtgenoten
Maar hier neem ik afscheid
Ik neem je lach en je speelsheid mee
Je warme liefde ook
Maar hou me niet vast
Want
Ik wil zoals altijd
In vrijheid
Mijn eigen weg kunnen gaan
5

KAMERNIEUWS

KTV Noordstar- - De Lelie Brussel

6

7

8

9
Koninklijke Rederijkerskamer
Sint--Pieter Vreugd en Deugd speelt...

HET KERKHOFCLUBJE

Een ontroerende komedie van Ivan Menchell in een regie van Marc Houtekier

Waar

Arjaantheater
Zonnebloemstraat 5-7
Geraardsbergen

Wanneer

Zaterdag 22 april 2023 om 20:00 u.
Zondag 23 april 2023 om 15:00 u.
Woensdag 26 april 2023 om 20:30 u.
Vrijdag 28 april 2023 om 20:30 u.

Zaterdag 29 april 2023 om 20:00 u.

Kaarten

Volwassenen € 12
Kinderen tot 12 jaar € 6
Verkrijgbaar via
- 0499/48.62.97 (betalen en afhalen aan de kassa)
- www.rederijkerskamerspvd.be (betalen per overschrijving en afhalen aan de kassa)

→ Reserveren is NIET verplicht
Samenvatting

Dominique, Caroline en Bernadette zijn al jaren bevriend. Samen met hun mannen Johnny, Willy en Freddy maakten ze vele uitstapjes tot het noodlot er anders over besliste. De vriendinnen werden één voor één weduwe. Ze besloten een clubje op te richten voor iedereen die weduwe was. Het clubje bleef echter beperkt tot de vriendinnen. Elke maand gaan de vrouwen samen naar het kerkhof om hun mannen te bezoeken. Maar deze maand is speciaal, Dominique haar man is namelijk vier jaar dood en dat heeft een herdenking tot gevolg. Hun bezoekje wordt echter verstoord door Samuel, die ook recent zijn vrouw verloor.

10
De Suyghelingen van Polus - Poëziewedstrijd
De wedstrijd is tot stand gekomen door de samenwerking tussen “ Route 42”,
“Poëtisch Collectief Herzele” en de Zottegemse rederijkerskamer
“ De Suyghelingen van Polus”.
Dit initiatief mag je best het “ Nec Plus Ultra” noemen in de steeds populairder wordende “ Poëzieweek” dit jaar met als thema VRIENDSCHAP .
Een vierkoppige jury waarin ook Hendrik De Sutter zetelde in hoedanigheid van factor en huisdichter van “De Suyghelingen van Polus”, dienden 49 gedichten te beoordelen.

Het slotfeest in de “Wattenfabriek” in Herzele werd opgeluisterd door een poëtisch-muzikaal intermezzo door Maya Wuytack en Jan Ducheyne.
De jury koos “Dwarskijken in het spiegelpaleis” van Huguette Damiaens als beste gedicht en de publieksprijs ging naar Jo van Driessche voor zijn gedicht “Metamorfose”.



V

E

R

Z

E

N

T

A

A

L

Eén van de gedichten:

Bekentenis

Je moest eens weten
Hoe ik met de avond praat,
Wat late vogelzang in stilte vergaat.
Verhef mijn handen
Dat ik je traag
Naar de nacht toedraag.
Rust nu maar
Groene takken
Blije bloemen
Haastige harten.
Morgen...
Als in ‘ t klarend oosterlicht
De dauw in tranen slaat
En wij weer samen
Onze weg gaan banen
En ik je kan belonen
Met duizend lieve woorden.

Hendrik de Sutter

IN DE SCHIJNWERPERS
Het Gilde van het Sacrament van Niervaert

Smeken en De Roovere over Niervaert

Wellicht kent u het “Spel vanden heilighen sacramente vander Nyeuwervaert”, een mirakelspel in opdracht van het Bredase Sacramentsgilde, geschreven door de befaamde Brusselse rederijker en stadsdichter Jan Smeken (ca.1450-1517). Op 24 juni 1500 vindt een (eerste?) opvoering plaats op de Grote Markt van Breda, de vestingstad waarnaar de hostie in 1449 vanuit Niervaert is overgebracht. Het stuk behoort tot de slechts enkele mirakelspelen in Europa. Het enige manuscript ervan wordt in een verzamelhandschrift van 1530 bewaard in het Stadsarchief van Breda. In de tekst verwerkt Smeken een stockvers. En daar wil ik meer over weten.

Welnu, waar gaat het spel over?

Rond 1300 stuit turfsteker Jan Bautoen in het veen bij Niervaert (nu Klundert in Brabant) op een blanke hostie. Het blijkt een miraculeuze vondst die ter aanbidding wordt getoond in de kapel van het gehucht. Veel pelgrims vinden er verhoring van hun smeekbeden, zoals Heer Wouter van Kersbeke (Vlaanderen) overkwam. Smeken grijpt dit wonder aan om er in zijn spel breed over uit te pakken.

Heer Wouter trekt begin 15e eeuw met zijn leger naar Pruisen om daar de oprukkende Saracenen (“de heidenen”) te verslaan. Wouter en zijn mannen verliezen echter de slag, worden gevangengenomen en veroordeeld tot de brandstapel. Of Wouter of zijn schildknaap als eerste het vuur in moet, wordt bij loting met bonen bepaald. In nood roept Wouter het Sacrament aan en belooft een pelgrimage naar Niervaert te ondernemen als hem de vuurdood bespaard blijft. Hij loot gunstig, weet te ontkomen en aanvaardt de lange tocht naar Brabant. Samen met de schout van Breda arriveert hij bij de pastoor van Niervaert en gedrieën loven en danken zij het heilig Sacrament.

Deze lofprijzing geeft Smeken de vorm van een stockvers ofwel refrein of keervers (versregel.977-1007):

Heer Wouter

Loff, eere ende werde ben ic u bienlyc
Heilich Sacrament, minsche ende God,
Wien themelsche heer es dienlyc,
En die over alle dinghen hebt gebodt.
Ghi hebt mi af ghedaen tsteruens lod.
Des salie seggen tot inden endt
Hier sijnde als int hemelsche slodt:
Loff zoet, werdich, heilich Sacrament!

12 Parochiaen

Loff, alder costelicxste ghifte
dat ons Christus heeft gelaten.
Dijn werde en vollooft gheen gescrifte.
Tes oic onmoegelic wem erden vaten.
Doch ons simpel lof vol caritaten
neempt danckelyc, Heere excellent.
Ic roeupe uut mynnen boven maten:
Loff zoet, werdich heillich Sacrament!

Schoutet

Loff figuere van Melchisedech,
die Abraham scincte broot ende wijn,
ende van dmanna dat viel inden wech.
Loff vloeye u, Helyas’ coecxken fijn
alder miraculicxste spyse bekent.
Wij moeten wel seggen in elc termijn:
Loff zoet, werdich, heilich Sacrament.

Heer Wouter

Loff Sacrament vol alder virtuten
Die mi beschermt hebt vanden brandt
Vander doot verlost en uut der muren
Ende de witte boone verkeerdet inde handt
Loff die mi dus brocht hebt in Brabant
ende vanden yse ghehouden onghescent
O prince, boven allen princen puissant
Loff zoet, werdich, heilich Sacrament.

Strofe 1: Heer Wouter dankt God voor het wonder dat hem gered heeft.
Strofe 2: De pastoor vraagt Christus hun huldeblijk te aanvaarden.
Strofe 3: De schout vergelijkt de hostie met het zegenrijke manna.
Strofe 4: Heer Wouter zegt wat hem overkwam en uit zijn dank en lof.

Let wel: aan deze vier lijkt een strofe vooraf te gaan, maar deze hoort noch naar inhoud noch deels naar vorm tot het stockvers.

Het toen in rederijkerskring populaire stockvers komt overeen met de stanze (stanza) dat in Italië in de 15e eeuw ontstaat. H. Lodewick zegt in “Literaire Kunst:” De stanze is een strofe die bestaat uit acht regels van oorspronkelijk elf lettergrepen, die

13
bij ons evenwel gewoonlijk vervangen werden door vijf jamben; het rijmschema is ababbcbc. Het verspaar aan het eind van elke strofe heeft vaak een lyrische inslag.”

Leggen we het stockvers van Smeken naast deze kenmerken dan zien we dat zijn gedicht bestaat uit vier strofen met resp. 8, 8, 7 en 8 versregels; het aantal lettergrepen per regel varieert van 8 tot 12; het rijmschema is eindrijm: ababbcbc; het metrum blijft beperkt tot enkele versvoeten met jamben; de laatste twee regels zijn devoot/lyrisch.

De laatste strofe is naar rederijkerstraditie de Prinsenstrofe die wordt opgedragen aan de Prins van de Rederijkerskamer, in dit geval aan Christus: “O prince, boven allen princen puissant”. Merk op in deze versregel de repetitio (woordherhaling) en de alliteratie.

De laatste regel van elke strofe is dezelfde en heet de stock:”Loff zoet werdich heillich Sacrament!”. Samen met de voorlaatste regel vormt het een verspaar.

Het schrijven van een stockvers gold indertijd als een liefhebberij en de rederijkerskamer kon er onderling in wedijveren. Vaak uitgedaagd aan de hand van een stockregel die opgegeven werd door de Prins of de Factor. Het lijkt alsof Smeken ook hier de drie heren ieder hun zogenaamd zelf bedachte strofe laat uitspreken.

Het verzamelhandschrift bevat ook “Tlof vant heilich Sacrament vander Nyeuwervaert ende van Mirakel” over de genezing van een kindje in Brugge en is geschreven door Anthonis de Roovere (ca.1430-1482), rederijker en stadsdichter van Brugge. Rond 1456 verzoekt het Bredase Sacramentsgilde hem een gedicht te schrijven over de gebeurtenissen rondom Niervaert. Het heeft acht keer drie strofen met ieder vijf regels en als rijmschema ababb. De eerste letter van elke regel van de laatste strofe vormen het acrostichon r-o-v-e-r.

Dit gedicht is in 1535 gebruikt als Verklarend Gedicht voor de bijschriften bij de panelen van het altaar-retabel over Niervaert, nu getoond in het Stedelijk Museum in Breda.

Bij thema’s als devotie, liefde, lijden, humor en spot sluit de rederijkerij zich gewoonlijk aan bij de volksbeleving. Het leven in de Middeleeuwen is heftig, het vermaak volks, het lijden zwaar. Gebrek aan godsvrucht kan de hel betekenen. En de duivel draagt daar graag aan bij. Men richt zich daarom in nood rechtstreeks tot Christus, die immers “werkelijk aanwezig“ is in het Sacrament. En dat doet wonderen. <

Uit het bovenstaande valt af te leiden dat het Niervaert-wonder algemeen bekend was in Groot- Brabant en devotioneel in aanzien stond. Beide prominente rederijkers, Jan

14
Smeken met zijn spel en Anthonis de Roovere met het lofdicht, zetten mede Niervaert op de kaart en schiepen een tijdsdocument waaruit wij ons het zielenleven van onze Brabantse Middeleeuwer kunnen voorstellen.

Jan Jonk, Gilde van het Sacrament van Niervaert
14 januari 2023

Bronnen:

“Het spel vanden heilighen sacramente vander Nyewervaert” door W. Asselbergs en A. Huysmans, Zwolle 1955;

“Literaire Kunst” door H. Lodewick, Maastricht 1963;

“Het spel van het sacrament van Niervaert” door L. Jongen en W. Kuiper, Breda 2017;

“Middeleeuwse literatuur in Breda” door M. Rasenberg, in “Ons Camers và Rhetorike”, maart 2022;

“Anthonis de Roovere” in Wikipedia; november 2022.



Uitsnede van de laatste strofe van het stockdicht, zoals beschreven in het 16e-eeuwse handschrift van het Sacrament van Niervaert. Stadsarchief Breda, archief Barbaraparochie, III-103, 2.1.4.1., inv. nr. 134, folio 57 recto.

15



Opvoering van het Spel vanden heilighen sacramente vander Nyeuwervaert op de Grote Markt Breda in juni 1948. 16

39e Internationaal Rederijkers Congres te Haarlem


17

18

Let op: U kunt tot 31 maart gebruik maken van de gereduceerde tarieven bij Hotel Haarlem (zie hierboven) !!!!!

deredenvandekunst.nl/rederijkers WW: zie hierboven, vergeet ! niet.

19

VAN DIRK COIGNEAU

Retoricale kleengedichtjes(14)

‘Praatjes vullen geen gaatjes’, zegt het spreekwoord. De variant ‘praatjes vullen den buik niet’ en de verklaring (in het Woordenboek der Nederlandsche Taal , deel XII2, kol. 3799) ‘van praatjes kan men niet eten‘ maken duidelijk aan welke gaatjes hier in letterlijke zin - aan mond, keel en maag dus - werd gedacht. Wanneer men onder ‘praatjes’ ook korte gedichtjes mag verstaan, blijken sommige daarvan toch gaatjes te kunnen vullen. Bij die gaatjes denke men dan aan het wit dat in een handschrift of een druk bij een bepaalde presentatiewijze tussen grotere teksteenheden kan ontstaan. Om die leegte ‘economisch’ op te vullen, werden bijvoorbeeld door sommige liefhebbers van ‘retorica’ hier en daar in hun refreinverzamelingen ook ‘kleengedichtjes’ opgenomen. Als ‘bladvulling’ vindt men ze daar dan meestal onderaan een bladzijde, waarna bovenaan op de volgende pagina een nieuw refrein begint. Consequent is dit principe onder meer toegepast in het niet minder dan 246 refreinen bevattende handschrift van de Brusselaar Jan Michiels. Tussen de refreinen en enkele andere gedichten door telt deze ca. 1600 voltooide verzameling wel een uitzonderlijk groot aantal korte gedichtjes. In een volgende aflevering hoop ik daar meer over te kunnen vertellen. Hier wil ik me vooral beperken tot een kleine selectie ‘gaatjes vullende praatjes’ uit een paar in druk uitgegeven refreinenbundels.

De belangrijkste is de bundel Refreynen Int wijs amoreus sot die ca. 1529 in Antwerpen door Jan van Doesborch werd gedrukt. De opmaak van dit fraaie boekje werd gecompliceerd doordat aan 83 van de 130 refreinteksten passende houtsneden werden toegevoegd. Door deze combinatie bleef op negentien bladzijden na een refreintekst ruimte over voor een of twee kortere stukjes, samen twee rondelen en 21 als ‘Nota’ betitelde gedichtjes van twee tot elf verzen. Van deze ‘Nota’s’ volgen er hier vijf, telkens voorafgegaan door een verwijzing naar de editie die C. Kruyskamp in 1940 van De refreinenbundel van Jan van Doesborch bezorgde.

Kruyskamp, dl. 2, p. 81:

NOTA Mochten schoone woorden coude verweren,
Ic soude mijn clederen wel ontberen.
Dit distichon, het enige bij Van Doesborch, presenteert ons een ander beeld dan het spreekwoord over praatjes waar men niet van eten kan, maar de idee is dezelfde. Aan

20
mooie woorden en loze beloften geen gebrek, maar tegen de kou kan men er zich niet mee beschermen. Kon men dat wel, dan hoefde men geen kleren meer. Woorden zonder daden hebben weinig praktisch nut, lijkt men daar ook mee te zeggen. Van gelijke strekking is de stokregel ‘Die woorden die en gaen int lijf niet’ in een van de ‘zotte’ refreinen uit Van Doesborchs bundel (ed. Kruyskamp, dl. 2, p. 257-8). ‘Woorden en wercken sijn van geschille’ (‘... zijn verschillende zaken’), stelt de dichter er naar aanleiding van een gesprek tussen een vrijer en een ‘lustich, vrolic dier’. Hoe seksueel gekleurd zijn praatjes ook zijn, ze zullen op zichzelf geen gaatje vullen! Van Van Doesborchs bundel zijn ons nog twee Antwerpse herdrukken bekend: een uitgave van de weduwe van Jan van Liesveldt uit 1565 en een druk uit 1640 van Hendrick Aertssens. Het gaat om twee ‘verminderde’ herdrukken, zonder Van Doesborchs houtsneden en met weglating van een aantal teksten, waaronder ook enkele ‘Nota’s’. Beide hebben nog wel het hier geciteerde distichon, maar dan met ‘schoon’ en niet ‘schoone’ in het eerste vers. Misschien bekte de kortere vorm beter? ‘Schoone’ vinden we nog wel in de licht afwijkende versie die in een in 1600 in Antwerpen bij Jan van Ghelen verschenen bundel met Veelderhande Geneuchlijcke dichten / Tafelspelen ende Refereynen opgenomen is. Daar in het eerste vers ook ‘afkeeren’ in plaats van ‘verweren’ en in het tweede vers ‘wel moghen ontbeeren’, wat me zeker niet slecht lijkt. Merkwaardig genoeg hebben de vier drukken in het tweede vers alle ‘clederen’, waar met ‘cleren’ een binnenrijm zou zijn gecreëerd.

Aan mobieltjes en ‘smartfoons’ verslaafd, is het niet gemakkelijk zich voor te stellen hoe mensen ooit tal van teksten, niet alleen van liederen maar van allerlei gedichten en gebeden, in hun geheugen wisten mee te dragen. Het volgende ‘kwatrijntje’ was met zijn enkele rijm - De Castelein zou het een ‘simplet’ noemen - zeker niet moeilijk te onthouden en kon, te pas of te onpas, voor vrienden en vriendinnen vlot uit de mouw worden geschud:

Kruyskamp, dl. 2, p. 92:
NOTA
Amoreuse gedachten
Bi dage(n) bi nachten
Doen druck verpachten,
Wilt u dies wachten.

Verliefdheid ‘doet’ dag en nacht ‘droefheid verkrijgen’, luidt de eenvoudige stelling. Het advies dat eraan gekoppeld wordt - ‘let daarvoor op, zorg dat het je niet overkomt’ - is wel gemakkelijk te geven maar wie kan zeggen hoe het moet worden gevolgd? an Doesborch heeft ‘Bi dage / bi nachten’, de twee herdrukken en de Veelderhande Geneuchlijcke dichten waar dit gedichtje, samen met het vorige, ook in is opgenomen, hebben ‘Bi dagen’, wat wellicht juister is. Zoals het gedichtje, naar het voorbeeld van Kruyskamp, hier is afgedrukt, zou men het een kwatrijntje kunnen

21
noemen. Zo was het wellicht, met vier verzen onder elkaar, oorspronkelijk ook bedoeld. Bij Van Doesborch was daar onderaan de bladzijde echter geen plaats voor en zijn de eerste twee verzen naast elkaar gezet. Van de in te voegen houtsneden verlost, konden de zetters van de ons bekende herdrukken binnen een doorlopend tekstbestand ook de ‘Nota’s’ van hun functie als bladvuller en hun daarmee gepaard gaande ruimtelijke gebondenheid bevrijden. Toevallig echter kwam ons kwatrijntje in beide uitgaven toch weer onderaan een bladzijde terecht. Door nu ook de twee laatste verzen naast elkaar te zetten, kon het er juist helemaal op. Van een kwatrijntje werd het zo een distichon, met in beide verzen binnenrijm.

Hoe maak je van enkele religieus-ethische clichés toch nog een spannend gedichtje, heeft de auteur van de volgende ‘Nota’ zich wellicht afgevraagd. Zijn antwoord luidde in ieder geval: door de lezer eerst op het verkeerde been te zetten. Dat zal wel aardig zijn gelukt met uitspraken als ‘’t Is goed om je ver te houden van wat God wil’, ‘het beste is om zwaar te zondigen’, ‘God verbiedt altijd om wel te doen’, ‘liegen is werkelijk (‘sonder waen’) zeer eervol’ en ‘’t is een grote schande om eerlijk, niet vals (‘loos’), te zijn’. In zijn commentaar bij deze Nota stelt Kruyskamp (dl. 1, p. 24) m.i. terecht voor om het eerste vers meer in overeenstemming met de volgende verzen te brengen door de eerste-persoonsvorm ‘Ic mint’ (‘Ik bemin het’) door de imperatief ‘mint’ te vervangen. Dat wordt dan: ‘Bemin alles wat lichaam en ziel kapotmaakt’. Voor een sleutel tot het juiste begrip moet men het gedichtje tot het einde lezen:

Kruyskamp, dl. 2, p. 97-98:
NOTA
(Ic) mint al dat lijf en siel verteert
Tis goet geschuwet dat God begheert
Tis best ghedaen sonde swaer
God verbiet wel doen altoos
Tis grote eere lieghen sonder waen
Tis grote schande niet te sijn loos
Dits Gods begheeren altoos.
Wildi dit in deuchden verstaen,
So moeten daer .ij. woorden af sijn gedaen.

Twee woorden moeten dus worden weggelaten om de tekst ‘in deuchden’ te verstaan. Die twee zijn ‘Ic mint’ of, als we de suggestie van Kruyskamp volgen, ‘Mint al’ in het eerste vers: beide zijn mogelijk, hoewel in het tweede geval één woord (‘Mint’) weglaten voor de juiste betekenis al zou volstaan. Als ‘mint al’ wordt geschrapt, stemt de eerste zin wel meer met de tweede overeen. Zonder de twee woorden nieuw geschikt, moet men de tekst immers lezen als: ‘(al) dat [‘wat’] lijf en siel verteert: tis goet geschuwet’, ‘dat God begheert, tis best ghedaen’, ‘sonde swaer’ - maar voor het rijm leze men misschien beter ‘sonde boos’ - ‘God verbiet’, ‘wel doen altoos, tis grote

22
eere’, enz. Het gedicht is opgenomen in de herdruk van 1565, maar niet meer in die van 1640. Door de contrareformatie gevormd, hadden de geesten in de zeventiende eeuw in Vlaanderen met dit soort grapjes wellicht nog weinig op.

Ook de volgende Nota bevat een leesinstructie, hier dan voor de oplossing van wat met de weinige informatie die de eerste twee verzen verschaffen een raadsel zou blijven:

Kruyskamp, dl. 2, p. 104:
NOTA
Ter wereld heb ic eenen viant,
In allen plaetsen is hi becant.
In desen vier regulen staet hi verkeert,
Noemt ghi hem mi so sidi gheleert.

De naam van ’s dichters vijand is kennelijk van de vier regels zelf af te lezen, maar dan ‘verkeerd’, met andere woorden, op zijn kop. ‘Gheleert’, dit wil zeggen ‘op de hoogte gebracht, geïnstrueerd’ word je pas wanneer je, van onder naar boven in de beginletters van de verzen het acrostichon ‘NIIT’ herkent. Nijd, afgunst of jaloezie: het is volgens deze Nota een kwaad dat wereldwijd is verspreid.

‘Een juweeltje van concise levenswijsheid’ noemde Kruyskamp (dl. 1, p. lx) de volgende en laatste aan Van Doesborch ontleende Nota:

Kruyskamp, dl. 2, p. 224:
NOTA
Ick was eens lief [‘geliefd’], den tijt is leden [‘voorbij’],
Si is jonck en ick ben oudt,
Si is werm en ick ben coudt,
Si wil en ick en mach [‘kan niet’],
Daerom kijven wi al den dach.

Weer is deze levenswijsheid wel in de herdruk van 1565, maar niet in die van 1640 opgenomen. Met ‘Si is so jonck’ in het tweede vers is het pijnlijke contrast in de druk van de Weduwe Van Liesveldt nog iets sterker aangezet.

Naast de al genoemde herdruk verschenen na Van Doesborchs Refreynen in de zestiende eeuw nog drie bundels waarin refreinen keurig volgens de drie categorieën ‘wijs of vroed’, ‘amoreus’ en ‘sot’ geordend zijn. Twee daarvan bevatten exclusief de producten van een refreinwedstrijd, met name die van De Fonteine in Gent in 1539 en die van De Blauwe Acoleyen in Rotterdam in 1561. In deze bundels hebben de drukkers de onderscheiden kamerbijdragen zeker niet met anonieme, bladvullende gedichtjes willen

23
mengen. Dat is anders in Een Nieu Refereyn boeck, een bundel die in 1590 bij Barent Adriaensz in Amsterdam van de pers kwam. Met zijn honderd refreinen van verschillende herkomst is dit Nieu Refereyn boeck goed met Van Doesborchs verzameling te vergelijken. Van de tien korte gedichten die er een bladzijde vol moesten maken, wil ik de lezer het volgende ‘Epigramma’ niet onthouden:

Een Nieu Refereyn boeck, p. 25:
EPIGRAMMA. Ick schenck mijn lief lijf, hert en sin,
Mijn erf, mijn goet, mijn haef en mijn gewin,
Mijn moet, mijn bloet, mijn rent, mijn pacht,
Mijn leven, mijn hopen, mijn suchten en quelen,
Mijn wencken, mijn lachen, jocken en spelen,
Mijn tijt, mijn stont, mijn dach, mijn nacht,
Dan [‘Maar’] mijn soete vijandinne dit seer luttel acht:
Danckt mij om van ondanckbaerheijts naem te zijn verlost
En sij weijgert mij een soenken dat haer niet [‘niets’] en cost.

We begonnen deze aflevering met praatjes en gaatjes en met als eerste voorbeeld een distichon. Ik wil op enigszins gelijkaardige wijze afsluiten met een tekstje dat een hele bladzijde vult, in dit geval van een handschrift met onder meer 137 verschillende refreinen, teksten die van 1579 tot 1583 door een zekere Jan Debruyne in Antwerpen werden gekopieerd. De meeste gedichten uit dit handschrift werden in 1879-1881 door K. Ruelens uitgegeven. In het derde deel van diens Refereinen en andere Gedichten uit de XVIe eeuw verzameld en afgeschreven door Jan De Bruyne vindt men op p. 5 de volgende vragen en antwoorden, uitlopend op een, in een distichon gevat, grotesk besluit:
Een vrage en een antwoorde
Vrage Antwoorde
Wie eet de gemeente? De heeren.
Wie eet de heeren? De woekerers.
Wie eet de woekerers? De papen.
Wie eet de papen? De hoeren.
Wie eet de hoeren? De putiers
Wie eet de putiers? De taverniers.
Wie eet de taverniers? De procureurs.
Wie eet de procureurs? De luijsen.
Wie eet de luijsen? De simmen.

Hier omme moet alle der wereld staet
Gaen duer der simmen eersgaet.

24 De tekst werd waardig bevonden om door Gerrit Komrij in De Nederlandse poëzie van de twaalfde tot en met de zestiende eeuw in duizend en enige bladzijden (Amsterdam 1994, p. 1076) te worden opgenomen. Ik gaf hem daar de volgende vertaling mee:

Een vraag en een antwoord
Vraag Antwoord
Wie leeft van het volk? De heren.
Wie leeft van de heren? De woekeraars.
Wie leeft van de woekeraars? De geestelijken.
Wie leeft van de geestelijken? De hoeren.
Wie leeft van de hoeren? De pooiers.
Wie leeft van de pooiers? De herbergiers.
Wie leeft van de herbergiers? De procureurs.
Wie leeft van de procureurs? De luizen.
Wie leeft van de luizen? De apen.

Zodoende passeert heel de wereld door het gat van de apen.

Dirk Coigneau

C O L O F O N

O n s C a m e r s v à R h e t o r i k e is het officiële orgaan van het Verbond van de Kamers van Rhetorica Vlaanderen-Nederland vzw. Het Verbond is opgericht in Brussel in 1987.

Het tijdschrift verschijnt eenmaal per drie maanden in een oplage van circa 100 exemplaren.

Adres Bankgegevens van het Verbond
’t Haantje 2, 4854 MV Bavel BIC GEBABEBB
Nederland IBAN BE41 2930 3224 8010

Lidmaatschap van het Verbond
Kamers van 6 leden of meer € 50,00 per jaar
Kamers met 5 leden of minder en toetredende leden € 30,00
Alle leden ontvangen het tijdschrift

Website Druk
www.rederijkers.org     KLA4 Steunpunt Welzijn vzw