0 Ons Camers 2e 2019






Terug naar index

Ons Camers và Rhetorike

EEN WOORDJE VAN ONZE VOORZITTER

Beste vrienden rederijkers uit Noord en Zuid

Wanneer we dit neerpennen zijn we net terug van een zeer gesmaakt en geslaagd tweedaags congres te Groningen.

Het was de eerste maal dat het Internationaal Rederijkersverbond Vlaanderen-Nederland dit zelf inrichtte. Maar het weze gezegd dat Bauke van Halem, verantwoordelijke binnen de Raad van Bestuur voor dit congres heel veel medewerking heeft gekregen van een heleboel mensen zoals Jan Albert Buiskool, Abel Ten Have, Albert Hovius en Winnie van Hasselt. Bedankt voor jullie prachtige organisatie.

De verslaggeving laat ik over aan Willem Veenhoven die bereid gevonden werd om dit congres te verslaan. Dit kunnen jullie uitgebreid vinden verder in dit tijdschrift .

Toen wij twee jaar geleden in Groningen waren ter gelegenheid van 150 jaar KPGRV, rijpte het plan om dit congres in het verre Groningen te organiseren. De opdracht was duidelijk, na het geslaagd congres te Ronse mocht dit congres niet minder uitstraling hebben. En in alle bescheidenheid durf ik stellen dat wij daar ook in geslaagd zijn.

De voortekenen bij de trage inschrijvingen lieten toch donkere wolken boven de voorbereiding hangen.

Uiteraard hangt het welslagen van een congres in eerste instantie af van de talrijke opkomst van de rederijkers en de hiermee gepaard gaande prioriteit welke men hanteert in het beheer van zijn individuele agenda.

Wij hadden de indruk dat de interesse uit Vlaanderen aan de povere kant was bij de inschrijvingen . De afstand? Of is het tijdstip weerom verkeerd gekozen? Of is er geen interesse, of toch de prioriteit in de agenda ? Wij hebben er het gissen naar .De regelmatige congresgangers kunnen beamen dat het bijwonen van de congressen toch steeds unieke momenten oplevert om later te koesteren. Uitwisselingen tussen gelijkgestemden, samenwerkingsverbanden en hechte vriendschappen die in de loop der jaren via de congressen zijn ontstaan. Dit alles komt onze diverse kamers ten goede in hun dagdagelijkse werking.

Door het feit echter dat er een lagere opkomst genoteerd wordt legt men ook onbewust een hypotheek op het voortbestaan van de congressen . Een organisatie van een congres moet zelfbedruipend zijn gezien wij op geen enkele subsidie kunnen rekenen. De 95 euro voor twee congres- dagen komt zwaar onder druk te staan wanneer wij onder de 100 deelnemers dalen . Noodgedwongen hebben wij op de statutaire vergadering een consensus gevonden om voortaan het bedrag voor het bijwonen van het congres op 115 euro te brengen.

Op zaterdag 14 maart 2020 hebben wij in ’s- Hertogenbosch een studiedag gepland over een thema dat de rederijkerij aan het hart ligt, maar dat jullie zelf mogen bepalen. Wij verwachten dus dringend de input van de diverse kamers.

Op zaterdag 14 november 2020 zouden wij in Tienen een her-instelling doen van een kamer “De Fonteyne” genaamd die er resideerde omstreeks 1530 .Tienen is gelegen in Vlaams- Brabant. Wij zouden deze kamer toewijzen aan het Tiens Trac Theater welke al een 70-tal jaar hun culturele sporen verdienen. Meer hierover in de volgende tijdschrift nummers.

Door al deze activiteiten doen wij andermaal borging van ons Immaterieel Cultureel erfgoed dat ons rederijkers toch lief is ?

De Aloude Rederijkerskamer de Catharinisten uit Aalst zoeken ook kamers die hun feestjaar van 2020-2021 meer luister willen geven door mee te werken aan wagenspelen, oud of modern, op zondag 13 september 2020 .Dit op de Grote Markt van Aalst .Jullie krijgen hiervoor nog een schrijven via ons secretariaat.

Het volgende congres, waarvan de Caerte reeds werd uitgedeeld op het congres te Groningen, gaat door op 6 en 7 juni 2020 in het Venetië van het Noorden nl. te Brugge. Mag ik met aandrang vragen al deze data eens prioritair in jullie agenda vast te pinnen?

Samen maken wij de rederijkerscultuur terug sterk!
Een deugddoend en prettig verlof!
Johan De Rijck, verbondsvoorzitter

I N H O U D S O P G A V E

3 Inhoudsopgave
4 Waar dit nummer over gaat
5 Verzentaal
6 In de schijnwerpers - De Catharinisten, Aalst
8 Verslag Congres Groningen
11 Verslag Algemene Leden Vergadering
12 Kamernieuws
13-28 Van Dirk Coigneau
Noteert U vast in Uw agenda: 37e Internationaal Rederijkerscongres Brugge 6 en 7 juni 2020

WAAR DIT NUMMER OVER GAAT


4
Na een periode van veel werk culminerend in het congres in Groningen en de presentatie van ‘Het Onbekende Zijn’ door Jan Albert Buiskool en Uw redacteur, zou je bang kunnen zijn om in een zwart gat te vallen. Dat is gelukkig niet het geval, hoewel de zomermaanden traditioneel enige rust betekenen.

Toch ben ik blij dat we wederom een goed gevuld tijdschrift kunnen afleveren.

Ook zij die niet bij het congres in Groningen aanwezig waren, kunnen het verslag daarover van Willem Veenhoven lezen en wellicht enige spijt voelen om daar niet bij aanwezig geweest te zijn.

Formeel hebt U als lezer ook recht op het verslag van de Algemene Leden Vergadering die voorafgaand aan het congres in Groningen werd gehouden.

Gelukkig heeft Dirk Coigneau zijn lezing over de Rederijkers in en om ‘Het Antwerps Liedboek’ op papier gezet. In twee afleveringen kunt U hiervan in dit en het volgend nummer van ons tijdschrift kennis nemen.

Gelukkig heeft de Factor van de “De Suyghelingen van Polus” uit Zottegem wederom een gedicht aangeboden. Dat brengt mij ertoe om U, lezer, te vragen om eens Uw dichterlijke pennenvruchten met ons te delen. Wellicht kunnen we daartoe een nieuwe rubriek introduceren. Ik zie uit naar Uw inzending!

5



V

E

R

Z

E

N

T

A

A

L
DE REDENAAR

Uitziend naar een volprezen betoog,
werd ik met gewogen woorden
en geveinsde beloften, koel en droog,
als gitaarspel zonder akkoorden,
uit mijn mentaal evenwicht gestoten.
Mijn gevoel opperde het vermoeden,
dat je parmantig stond te liegen
en me alleen maar lucht wou verkopen,
verpakt in mooi ogende lege dozen.
Uw gekraai heb ik in mij ,tot geprevel herleid,
maar gunde je het voorrecht van respijt.
Vandaag zie ik je verwaand in je open raam,
radeloos voor een onvolkomen wereld staan,
waarin je tot het einde door wou gaan, maar
als een overmoedige roofvogel in duikvlucht,
met gebroken slag, te pletter sloeg,
tegen de spiegeling van mijn voor u,
reeds gesloten raam.

Hendrik De Sutter
Factor van “De Suyghelingen van Polus”
Zottegem

I N D E S C H I J N W E R P E R S De Catharinisten, Aalst

Onderstaande toespraak werd gegeven door Erik De Smet tijdens het congres in Groningen:

Waarde confreres van noord en zuid,

Sta mij toe even in te breken in het (officiële) programma van dit rederijkerscongres. Niet dat ik er een gewoonte van wil maken jullie met een eindeloos discours te vervelen, maar gewoon om jullie een vraagje te stellen.

De rederijkerskamer “De Catharinisten” uit Aalst (in Vlaanderen) viert in 2021 z'n 600- jarig bestaan. Voor menigeen de wenkbrauwen fronst aangaande dit jaartal: in de stadsrekeningen van onze stad vinden wij de bron terug van ons ontstaan m.n. in 1421 de betaling voor het verzorgen van een opvoering. Ook toen werd dergelijke tegemoetkoming al ten zeerste naar waarde geschat. Zodoende kunnen we met stelligheid bewijzen dat er vanaf die datum in onze Keizerlijke Stede rederijkers rondliepen.

Deze verjaardag kunnen we uiteraard niet zomaar voorbij laten gaan. Om die reden hebben we ons seizoen 2020- 2021 omgedoopt tot een herdenkingsjaar. We zullen dit 600-jarig jubileum afsluiten met het inrichten van het rederijkerscongres in 2021 (12 en 13 juni), maar starten doen we logischerwijze met een openingsfeest. Op zondag 13 september 2020 willen we onze Grote Markt voor een deel ombouwen tot een laat middeleeuws dorp. Daar hoort vanzelfsprekend heel wat animatie bij. Als rederijkers doen wij dat traditioneel met wagenspelen. We pinnen ons echter niet enkel vast op middeleeuwse vertellingen, maar willen die graag aanvullen met hedendaags werk, dus alle mogelijke invullingen zijn van harte welkom.

Daarom deze oproep aan alle gildebroeders van Noord en Zuid om te trachten er tezamen één groot feest van te maken. Elke vereniging die zich geroepen voelt, is nu reeds uitgenodigd om ons in het weekend van 12 en 13 september 2020 te komen vervoegen. Onze medeghesellen bezorgen jullie hierna graag een briefje met de data en onze contactgegevens. We hopen hiermee het openingsweekend tot een groot succes te maken. Alvast bedankt voor de luisterbereidheid.

En aansluitend volgen de belangrijke details: 7

JUBILEUMVIERING 600 JAAR KONINKLIJKE REDERIJKERSKAMER “DE CATHARINISTEN” AALST

Opening van het jubileumjaar op zondag 13 september 2020 - voorbereidingen op zaterdag 12 september 2020. Wagenspelenfestival.
Voor alle inlichtingen en afspraken:
www.catharinisten.be - www.facebook.com/catharinisten
info@catharinisten.be
e-mail: decockguido@telenet.be (deken) - Erik.desmet1@hotmail.com (euverdeken) - Vicky.dewolf@hotmail.com (bestuurslid) - de decatharinisten@telenet.be (secretariaat).
Telefoon: Guido De Cock (+32 477 51 49 25) - Erik De Smet (+32 486 34 55 29) - Vicky De Wolf (+32 485 79 24 91) - secretariaat (032 53 77 61 76).


8

VERSLAG CONGRES 2019 IN GRONINGEN

Het verhaal van Groningen

Het rederijkerscongres werd gehouden op verschillende plaatsen in Groningen en Ommeland. Er waren in het geheel ongeveer 90 deelnemers uit 15 Rederijkerskamers uit Vlaanderen en Nederland.

Zaterdag 1 juni

Op de stimulerende tijd van 11.00 uur begon het congres in Hotel de Ville in Groningen met de Verbondsvergadering. Vele afgevaardigden van de Kamers van Rhetorica uit het zuiden hadden wijselijk gekozen voor aankomst en bezoek in het Hoge Noorden op vrijdag.

Voorzitter Johan de Rijck kon de vergadering dan ook klokslag openen. Zoals gebruikelijk kwamen de huishoudelijke en betuurlijke zaken aan de orde. Ook werd veel aandacht besteed aan de status en de toekomst van het Verbond en aan de ontwikkeling van de Rederijkerij in onze moderne maatschappij. De belangrijkste bevindingen zal de voorzitter zondagochtend bij de officiële opening van het congres meedelen.

Om 12.30 uur werden de congresgangers verwelkomd in de lobby van Hotel de Ville in Groningen. Na weerzien en nieuwe ontmoetingen vertrokken de deelnemers per bus naar het Trefcentrum in Bedum. Daar werd het gezelschap voorbereid op Excursies door het Hogeland, voor velen een eerste kennismaking. Ervaren Groninger Verbondsleden traden hierbij als gidsen op. Ze kregen twee groepen onder hun hoede.

De eerste groep bracht een bezoek aan de recent fraai gerestaureerde Menkemaborg in Uithuizen. Ook de tuin maakte veel indruk. Bij de hierna volgende rondrit werd een bezoek gebracht aan de kerk van Zeerijp, waar de deelnemers konden genieten van kunst en spel. Het vierkoppige Monnikentrio bracht zang uit vervlogen tijden, Ellen Kosters droeg de sage Riepster licht voor en ook organist Eeuwe Zijlstra riep oude sferen op.

De tweede groep bezocht het Openluchtmuseum in Warffum, eigenlijk een geconserveerd en gerestaureerd deel van het oude dorp.

9

Om 17.00 was het gezelschap weer verenigd in het Trefcentrum dat tijdens borrel en diner zijn naam alle eer aan kon doen.

Het Rederijkersjuweel dat hierop volgde was deze keer als avondprogramma opgezet.

Er waren drie toneelopvoeringen, waar tussendoor het Rad van Poëzie draaide.

Nina Werkman presenteerde twee dichtcycli waarbij Rederijkers uit Noord en Zuid een bestaand gedicht voordroegen dat door het kleurrijke rad was bepaald. Het was daardoor poëtisch, maar ook fortuinlijk en gevarieerd.

Ook werd als intermezzo een film vertoond die door Jan Albert Buiskool was samengesteld uit videobeelden van Rederijkerscongressen uit de afgelopen jaren. Hierin werd bijzondere aandacht besteed aan optredens van Frans Rookmaaker, de onlangs overleden Keizer van de Bredase Kamer Het turfschip Adriaen van Bergen.

De reeks Toneelvoorstellingen werd geopend met een opvoering door de Tonelisten van Trou moet Blycken uit Haarlem. Zij speelden onder regie van Vastert van Aardenne een verkorte versie van het toneelstuk De Scheikundige van de aanwezige Groningse auteur Chrétien Schouteten.

Dit stuk beschrijft het dramatische leven van chemicus en wetenschapper Fritz Haber tegen een achtergrond van morele dilemma’s in de eerste wereldoorlog en in de jaren daarna.

De ernst maakte plaats voor luim met de duovoorstelling Deceptie van een rotlanding van auteur Jerry Veenendaal, de vastgeraakte parachutistes gespeeld door Margriet Smit en Yvonne Trenning van Toneelvereniging VIP uit Veelerveen.

Humor met een diepere lading werd voor het voetlicht gebracht door het onverwachte optreden van het toneelduo Gert Hilbolling en Crista Verkaik van toneelvereniging Amicitia uit Gasteren. Zij speelden als uitgekeken echtpaar in het cynisch ironische “Nee Koko” van Liesbeth Mende, onder regie van Leny Hamminga.

Er werd nog lang nagepraat, maar ieder heeft de weg terug naar het Stad kunnen vinden.

Zondag 2 juni

Het gezelschap kwam al weer vroeg samen in het Der Aa Theater, bij oud-Groningers bekend als gebouw van de Grunneger Sproak.

Om 10.00 uur verwelkomde Verbondsvoorzitter Johan de Rijck de deelnemers aan het Congres van het Internationaal Rederijkersverbond Hij vermeldde daarbij ook de belangrijkste beleidsbeslissingen uit de Verbondsvergadering. Het Verbond streeft naar activering en uitbreiding van het aantal Kamers. Daarbij wordt behalve aan Vlaamse en Hollandse Kamers ook gedacht aan Zeeland en misschien nog weer aan Frans Vlaanderen.

Er is wel verjonging en nieuwe dynamiek nodig. De volgende Rederijkerscongressen zullen in de komende jaren worden gehouden in Brugge (2020), Aalst, Geraardsbergen en Haarlem (2023). De bijdragen aan de Congressen zullen na tien jaar pas op de plaats worden verhoogd, heel netjes met 20 procent.

Commissaris van de Koning René Paas bleek niet in staat de officiële opening van het Congres te verrichten. Hij was voor bodemoverleg over de gasonttrekking tot hoger sferen geroepen naar den Haag.

In het openingswoord werd hij vervangen door Gronings Verbondsbestuurder Albert Hovius.

Hij sprak het gezelschap in bewogen woorden toe over de gaswinning in Oost Groningen en over de gegronde opschudding die daarvan het gevolg is.

De Academische Zitting werd ingeluid met renaissance muziek door een Strijktrio met als kern Duo Passage onder leiding van celliste Teodora Nedyalkova.

De eerste lezing werd gegeven door neerlandicus en rederijkerskenner Dirk Coigneau, emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Gent. Onder de titel Rederijkers in en om het Antwerps Liedboek liet hij de congresgangers kennismaken met dit Schoon Liedekens Boeck uit 1544 verzameld door Jan Rouleau. Het bevat 221 oude en nyeuwe liedekens om droefheyt ende melancolie te verdrijven. En nog belangrijker, hij maakte de bijdrage en betekenis duidelijk van rederijkerskamers, waarvan zich leden nog onder het gehoor in de zaal bevonden.

In het volgende muzikale intermezzo lieten Jan Albert Buiskool en Arda van Halem-Romeijn horen dat in Groningen de beoefening van de liedkunst op hoog peil staat. Zij brachten enkele van de Liedekens ten gehore, in eigen bewerking en met begeleiding van het strijktrio.

Geheel in de geest van het verhaal van Groningen liet Redmer Alma weten hoe de overgang heeft plaatsgevonden van Fries naar Gronings, een aardige uitdrukking voor “ontfriesing”.

Op analytisch wetenschappelijke wijze maakte hij duidelijk dat de oude Friese taal in de Groningse Ommelanden in de 14e eeuw in vrij korte tijd is verdrongen door het Gronings. Deze nieuwe streektaal kwam voort uit het Middel-Nederduits, een taal die korte tijd later ook Oost-Friesland zou veroveren.

De zitting werd afgesloten door nogmaals een optreden van het Strijktrio.

Na deze culturele hoogtepunten kregen de congresgangers de gelegenheid tot wandelingen door de oude stad Groningen onder deskundige rederijkers leiding. Het gezelschap werd verdeeld in groepen, waarvan er twee zich concentreerden op de wandeling. De derde groep bezocht de Martinikerk en kreeg daar een inleiding en kerkconcert door organist Eeuwe Zijlstra. Het kleine aantal orgelliefhebbers kon daarna genieten van een enthousiaste uitleg aan het machtige Schnitger orgel, met bijbehorend imposant orgelspel.

Het middagprogramma speelde zich af in het Schimmelpenninck Huys in Groningen.

Dit was vroeger een patriciërshuis, sociëteit en nu al weer jaren een hotel-restaurant. In deze mooie omgeving konden alle belevenissen bij het congres tijdens de lunch worden besproken.

Tussen de gangen door kon voorzitter Johan de Rijck ter honorering van de organisatie van het Congres 2018 de Bulle uitreiken aan de vertegenwoordiger van Rederijkerskamer De Wijngaard te Ronse.

Hierna lichtte Hoofdman Willy de Meyer ons voor over de opzet van het komende Congres in 2020 in Brugge. Hij illustreerde zijn lofzang op de aloude stad met een keur van de meest schitterende afbeeldingen. Komt het horen en zien.

Er is altijd een nieuwe belevenis bij de rederijkerscongressen. Landschapsschilder Jan Albert Buiskool en dichter Bauke van Halem ontdekten elkaars belangstelling voor de Groninger Ommelanden. Zij hielden het tastbaar resultaat van hun samenwerking ten doop met een bundel onder de naam Het onbekende Zijn. Bij deze vernissage werd na een korte inleiding met beeld en dicht het boekje als cadeau aan alle congresgangers uitgereikt.

Om 15.00 kon de Verbondsvoorzitter vol van woorden met hoge waardering en dank het zeer geslaagde Congres afsluiten.

Willem Veenhoven
11 juni 2019

12

VERSLAG ALGEMENE LEDENVERGADERING

VERBOND KAMERS VAN RHETORICA vzw
ALGEMENE VERGADERING
01-06-2018 GRONINGEN

Aanwezig: Raadsleden : Johan De Rijck, Willy De Meyer, Dirk Coigneau, Thierry Hermans, Carlo van de Water, Bauke van Halem, Erik De Smet, Nicole Gits

- Koninklijke Aloude Rederijkerskamer Ste Barbara, Aalst
- Koninklijke Aloude Rederijkerskamer De Catharinisten, Aalst
- Aloude Hoofdrederijkerskamer De Violieren, Antwerpen
- Kamer Van Retorika De Gezellen van de H.Michiel, Brugge
- Rederijkerskamer Moyses’Bosch, ‘s- Hertogenbosch
- Koninklijke Souvereine Hoofdkamer van Retorica De Fonteine, Gent
- Koninklijke Rederijkerskamer St.Pieters-Vreugd
- en Deugd, Geraardsbergen
- Koninklijk Prov.Groninger Rederijkersverbond, Groningen
- Koninklijke Rederijkerskamer Tollens, Hoogesand-Sappemeer
- Rederijkerskamer De Waag, Liedekerke
- Rederijkerskamer Trou moet Blycken, Haarlem
- Rederijkerskamer Het Turfschip van Adriaen van Bergen, Breda

Afwezig met kennisgeving :

Kamers :
Rederijkerskamer De Goubloem, Vilvoorde (volmacht)
Rederijkerskamer Nut en Genoegen, Holwierde
Rederijkerskamer De Lelie, Brussel (volmacht)
Rederijkerskamer De Wijngaard Theater VTV, Ronse
Rederijkerskamer Broedermin en Taelijver, Gent
Rederijkerskamer De Suyghelingen van Pollus, Zottegem
13 Agendapunten :

  1. 1. Verwelkoming en goedkeuring van de agenda Welkomwoord door de Voorzitter Johan De Rijck, op de jaarlijkse verplichte Statutaire Vergadering in het kader van het 36ste internationaal rederijkerscongres te Groningen.

    Een welgemeend woord van dank aan de leden van het KPGRV, Abel Ten Have, Albert Hovius en Winnie Van Hasselt in samenwerking met Jan Albert Buiskool en Bauke van Halem voor het Verbond, voor de organisatie van dit congres.

    Vooraf wordt een minuut stilte gehouden voor de overleden rederijkers tijdens het voorbije jaar en speciaal voor Mieke van Helvoirt-Vander Schoot van Moyses’Bosch, Frans Rookmaker van Het Turfschip van Adriaen van Bergen, Breda, Willy Danneels van St.Pieter Vreugd en Deugd, Geraardsbergen, Emiel Liebaut en Jozef Liebaut van de Catharinisten, Aalst en Elmar Van Lantschoot van de Gezellen van de H.Michiel uit Brugge.

    Aantal aanwezige Kamers : 12
    Verontschuldigde Kamers : 6
    Volmachten : 2

    Gezien statutair de aanwezige kamers beslissingen kunnen nemen, ongeacht het aantal aanwezigen of volmachtdragers, kan rechtsgeldig vergaderd worden.
    De agenda wordt goedgekeurd.

  2. 2.Werkingsverslag dienstjaar 2018 Nicole Gits brengt verslag uit over de werking van het Verbond tijdens het voorbije dienstjaar.

    Dit werkingsverslag wordt door de Algemene Vergadering goedgekeurd.

  3. 3. Financiën Jaarrekening 2018

    Willy De Meyer, penningmeester, stelt de jaarrekening 2018 voor.

    De jaarrekening wordt goedgekeurd door de Algemene Vergadering.

    De Algemene Vergadering geeft haar akkoord voor de ontlasting van de beheerders.

    Voorleggen begroting 2019

    De penningmeester stelt de begroting voor het werkjaar 2019 voor.

    Deze begroting in evenwicht werd vooraf voorgelegd aan de Raad van Bestuur ter informatie tijdens de eerste vergadering van de RVB in 2019.

    De voorgestelde begroting 2019 is sluitend en wordt door de Algemene Vergadering goedgekeurd.

    Lidgelden

    De betaling van de lidgelden gebeurde opnieuw uitermate traag. De penningmeester heeft verschillende herinneringen gestuurd naar diverse Kamers om hun achterstallig lidgeld te regelen. Aangezien het Verbond enkel op de lidgelden steunt, is dit van groot belang voor onze verdere werking.

  4. 4. Adresgegevens congresgangers Voorstel om de emailadressen van de congresgangers te verzamelen, met respect voor onze privacyverklaring, om onze informatiebasis te verbreden. De Voorzitter zal een lijst laten rondgaan zodat alle aanwezigen hun adres kunnen aanvullen.

  5. 5. Voorstel verhoging congresprijs De Voorzitter stelt dat de prijs van €95 voor het congres niet vol te houden is. Wij moeten streven naar meer deelnemers en liefst boven de honderd. Want hoe meer deelnemers, des te gemakkelijker aangezien de kostprijs gelijk blijft.

    Wij moeten de grens opschuiven, maar zodanig dat dit 10 jaar vol te houden is.

    Er wordt een consensus bereikt om vanaf het congres 2020 te Brugge €115 te rekenen.

  6. 6. Borgingsmaatregelen immaterieel cultureel erfgoed In het kader van de borgingsmaatregelen voor het cultureel immaterieel erfgoed plannen wij een studiedag, die zal doorgaan in ’s-Hertogenbosch. Gastheer is Moyses’Bosch die ook instaat voor de catering, waarvoor dank. Als datum wordt 14 maart 2020 vooropgesteld. Het te behandelen thema mag door de Kamers bezorgd worden aan de Voorzitter. De aanmelding bij deelname mag ook per kamer gebeuren. 15 Voor Nederland heeft Carlo van de Water contact gehad met Mevr.Ineke Strouken, voorheen directeur van het Kenniscentrum immaterieel erfgoed Nederland, voor het opstellen van een aanvraagdossier. Op die manier komt er toch beweging in het dossier.

  7. 7. Tijdschrift Het tijdschrift is er voor, maar ook door de rederijkers. De Voorzitter dringt erop aan dat Kamers hun programmatie voor het nieuwe cultuurseizoen 2019-2020 doorgeven, evenals speciale vieringen of gebeurtenissen. Willem Veenhoven van Trou moet Blycken is bereid om het congresverslag te maken. De teksten voor het eerstvolgend nummer van het tijdschrift worden ingewacht bij de redacteur Bauke van Halem per 15 juni 2019.

  8. 8. Congres 2020 Brugge Willy De Meyer, Hoofdman van de organiserende Kamer De Gezellen van de H.Michiel, geeft een korte toelichting omtrent het programma van het 37ste congres. Geplande datum: 6 en 7 juni 2020 Thema : Woord en Taal Er zal aan de Kamers gevraagd worden om gezamenlijk per email in te schrijven en de betaling te regelen Een uitgebreide voorstelling volgt tijdens het uitreiken van de Caerte op de 2de congresdag.

  9. 9. Herinstelling Kamer De Fonteyne, Tienen Het Tiens Trac Theater wil heringesteld worden als rederijkerskamer onder de naam “De Fonteyne”. Zij voorzien deze herinstelling op 14/11/2020 zodat alle nodige opzoekingen en voorbereidingen kunnen gebeuren.

  10. 10. Allerlei en rondvraag 16 - Willem Veenhoven van Trou met Blycken, Haarlem stelt Drs.Maarten Duijnstee voor als de nieuwe Keizer van Trou, in opvolging van Jan Spoelder. Zij bevestigen het congres in Haarlem te organiseren in 2023 n.a.v. hun lustrum. - Denny Imbo, Geraardsbergen meldt dat het archief van de kamer St.Pieter- Vreugd en Deugd in bewaring werd gegeven bij het stadsarchief. De Kamer wil zichtbaar blijven in de stad. - Erik de Smet en Guido De Cock -resp. nieuwe euverdeken en deken van de Catharinisten uit Aalst- melden dat op 12 en 13 september 2020 het feestjaar n.a.v. de 600ste verjaardag van de Kamer wordt gestart met wagenspelen en straattheater. Zij doen hiervoor een warme oproep aan alle Kamers om hieraan deel te nemen. Het feestjaar eindigt met de organisatie van het congres te Aalst op 12 en 13 juni 2021. - Pierre d’Hont van de Kamer De Olijftak, Antwerpen is overleden begin dit jaar. De Voorzitter sluit de vergadering, bedankt alle leden van de Algemene Vergadering voor hun aanwezigheid en wenst iedereen een boeiend en aangenaam congres toe. NG

KAMERNIEUWS

Koninklijke Rederijkerskamer Jan van Beers, Utrecht
Op vrijdag 8 en zaterdag 9 november 2019 wordt een toneelstuk van Maria Goos met de titel “Nu even niet. Nu even wel” opgevoerd in ZIMIHC theater Zuilen. Het adres is Prinses Christinalaan 1 Utrecht.

Aanvangstijd is 20.00 uur.

Kamer van Rethorica De Waag, Liedekerke
*4e editie Stoempfestijn Zaterdag 19 oktober 2019 - Parochiehuis -Opperstraat 40 - Liedekerke “Omdat iedereen moet eten en omdat een lekkere huisbereide stoemp altijd smaakt, nodigen wij u graag uit op onze 4e editie van het Stoempfestijn.”

*ALLO ALLO
Auteur: Jerremy Lloyd en David Croft Regie: Frans Vanderschueren 17/18/19/22/24/25 januari 2020 - 20u/zondag 15u - GC Warande - Opperstraat 31 - Liedekerke “

*THE FALLEN MADONNA WITH THE BIG BOOBIES
” Iedereen kent wel cafébaas René Artois, Herr Flick, Monsieur Leclerc, Yvette, Mimi en Helga en het beroemde schilderij van Vonn Klomp “The Fallen Madonna with the big boobies”. Wij volgen het leven van René Artois en zijn vrouw Edith in hun café in het Franse dorpje Nouvian. Wanneer WOII uitbreekt wordt hun leven overhoop gegooid. René probeert de Duitsers te paaien met gratis drank en “diensten “ van zijn serveersters. Tegelijkertijd werkt hij ook nauw samen met het verzet. De jacht op het schilderij, de ondergedoken piloten in zijn café en het nakende bezoek van Hitler maken van het geheel een hilarisch stuk.

*DE LAATSTE KANS
Auteur: Jeroen Maes Regie: Erwin Van Herreweghe 24/25 april 2020 - 20u - GC Warande - Opperstraat 31 - Liedekerke “Een rollercoaster aan hilarische confrontaties en komische verwikkelingen”
Als laatste poging om hun huwelijk nieuw leven in te blazen, nemen Rudy en Mia contact op met een relatietherapeut. De sessie met de relatietherapeut krijgt plots een andere wending als een oude schoolkameraad van Rudi aanbelt. Een hilarische deurenkomedie.

Koninklijke Aloude Rederijkerskamer “De Catharinisten”, Aalst
22, 23, 29 en 30 november 2019 om 20 uur
1 december 2019 om 15 uur
5, 6 en 7 december 2019 om 20 uur
Toneelzaal “Herman Slagmulder” (100 toeschouwers) - lokaal ’t Katrientje - Vooruitzichtstraat 1a te Aalst.
BLACK COMEDY.
Geen zwarte, maar een schitterende komedie van Peter Shaffer in regie van Frans Vanderschueren.
Wat gebeurt er als het licht letterlijk uitgaat en de personages in het donker moeten evolueren? Wees gerust: als toeschouwer krijgt u alles perfect te zien.
* * *
6, 7, 13, 14, 23, 24 en 25 maart 2020 om 20 uur - 15 maart 2020 om 15 uur.
Toneelzaal “Herman Slagmulder” (100 toeschouwers) - lokaal ’t Katrientje - Vooruitzichtstraat 1a te Aalst.
EEN LANG WEEKEND
Een stuk van Norm Foster in regie van Wim Vidts.

Twee koppels gaan samen op weekend. Waarheid en leugens komen aan de oppervlakte. De toeschouwers vallen van de ene verrassing in de andere in deze typische “comedy of manners”.

VAN DIRK COIGNEAU

Rederijkers in en om ‘Het Antwerps Liedboek’(1)

20
Het Antwerps Liedboek
In 1544 verscheen bij drukker Jan Roelans in Antwerpen een boekje met de titel Een schoon liedekensboeck in den welcken ghy [in] vinden sult veelderhande liedekens, oude ende nyeuwe, om droefheyt ende melancolie te verdrijven. Van de enkele honderden exemplaren die de oplage zal hebben geteld, blijkt er maar één te zijn overgeleverd. Het wordt bewaard in de bibliotheek van Wolfenbüttel, bij Brunswijk (Braunschweig), tussen honderdduizenden andere boeken die daar door drie generaties hertogen ‘von Braunschweig-Lüneburg’ gedurende de zestiende en zeventiende eeuw vanuit geheel West-Europa bijeen zijn gesleept. Op het titelblad van het bij Roelans gedrukte boekje wordt nog meegedeeld dat er meer dan veertig nieuwe liedjes zijn toegevoegd. Het gaat dus om een vermeerderde herdruk, en omdat er in de bundel drie reeksen alfabetisch (op de eerste letter van de beginregel) geordende liedjesteksten te onderscheiden zijn, acht men het waarschijnlijk dat we hier met een derde druk te maken hebben. Van de eerste twee drukken is echter niets bewaard. Van twee latere uitgaven, waarvan de jongste omstreeks 1550 wordt gedateerd, zijn enkele knipsels over die als bandvulling voor andere, duurdere boeken hebben gediend. ‘Een grote schat in een klein vat’, zo kunnen we het Schoon liedekensboeck van 1544 naar inhoud en vorm kwalificeren. Het boekje is inderdaad klein (ca. 95 mm x 135 mm) maar na het titelblad volgen 127 bladen, 254 pagina’s, waarop, in twee of drie kolommen, samen niet minder dan 221 liedjesteksten zijn gedrukt. Om precies te zijn: het gaat om 217 verschillende teksten, want de uitgever heeft bij deze derde druk blijkbaar over het hoofd gezien dat vier liederen er twee keer in zijn opgenomen. Als onze oudste bundel wereldlijke liedteksten is het boekje heel bijzonder, zo bijzonder dat het in de literatuur- en muziekstudie algemeen als ‘het Antwerps liedboek’ bekend is geworden. Oorspronkelijk werd met het adjectief ‘Antwerps’ in de eerste plaats bedoeld dat het liedboek in Antwerpen werd gedrukt. In die zin is ‘Het Antwerps liedboek’ eigenlijk een foute, zeer misleidende naam. In geen andere stad dan juist Antwerpen immers werden er in de zestiende eeuw nog zoveel andere liedboeken met teksten in het Nederlands gedrukt. De zestiende eeuw was nu eenmaal Antwerpens gouden tijd, niet alleen als havenstad maar ook als drukkerscentrum. Ook andere steden kenden een niet onbelangrijke productie van liedboeken. Herdrukken niet meegeteld, zagen in dezelfde periode bijvoorbeeld in Delft zeven, in Haarlem tien, in Leiden dertien en in Amsterdam zestien verschillende bundels het licht, maar met 24 liedboeken steekt Antwerpen daar flink bovenuit. Bovendien zijn er onder die Antwerpse drukken heel belangrijke bundels, zoals: het Suverlijc boecxken van 1508, het oudst gedrukte Nederlandse liedboek, met 30 geestelijke liedjes; het Devoot ende profitelyck boecxken van 1539, met 259 devote teksten het omvangrijkste liedboek en het eerste met muzieknotatie; de succesrijke Souter Liedekens van 1540 die alleen al in Antwerpen nog zeventien maal werden herdrukt; de Veelderhande schriftuerlijcke Liedekens van 1552, de oudst bekende bundel in het nieuwe genre van het exclusief op een vertrouwelijke omgang met de Bijbel gebaseerde lied; de Ecclesiasticus van 1565, waarin Jan Fruytiers, rederijker uit Rijnsburg, in 116 liederen de spreuken van Jezus Sirach berijmde; de Lustighe Amoureuse Refereynen van 1576 waarin Hendrick Aerts van Boxtel 37 rederijkersrefreinen aan evenzovele amoureuze liedjes koppelde; het nieu Guese Liede Boecxken (met 90 liederen), ook uit 1576 en de oudst overgeleverde editie van het geuzenliedboek; De CL. Psalmen met nog 69 andere liederen uit 1579 van de luthers gezinde factor van de Antwerpse Violierenkamer Willem van Haecht; de psalmberijming van 1580 van de calvinist Filips van Marnix van Sint Aldegonde; het Devoot Geestelijck lietboeck van 1594, met 83 liederen van de katholieke rederijker Nicolaas Janssens, lid van de ‘Witte Rosierkens’ van Rozendaal en koster in de kerk aldaar, enzovoort...

Wat is er dan zo apart aan het Schoon liedekensboeck van 1544 dat men van ‘het Antwerps liedboek’ is gaan spreken? Hoewel de drukker de lezer expliciet als ‘vrolijcke sanger’ begroet, geeft het boekje de teksten zonder muzieknotatie en zonder wijsaanduidingen. Er zijn wel twee liederen waar ‘op die selve wijze’ boven staat, maar daar is in beide gevallen de als bekend veronderstelde melodie van het voorafgaande lied mee bedoeld. Er zijn met andere woorden geen verwijzingen naar melodieën van liederen buiten de bundel. Dit laatste vind je in de andere bundels juist wel. De meeste liederen daarin zijn immers ‘contrafacten’, teksten geschreven op de melodieën van liederen waarvan wordt verwacht dat de lezer ze kent of waarvan de muziek mee wordt afgedrukt. Dat konden oudere kerk-, vaak kerstliederen zijn of psalmen op de nieuwe Geneefse zangwijzen, maar dikwijls waren het ook populaire wereldlijke liedjes. Voor veel dichters - met name ook rederijkers - vormde dit repertoire van meestal anonieme liederen uit het orale circuit de muzikale basis waar ze bij het schrijven van hun liedteksten op steunden. Strikt genomen hadden die dichters de oorspronkelijke teksten niet nodig. Die kenden ze, met de melodie, min of meer uit het hoofd, zeker de beginregels dan, waar ze hun tekst mee konden beginnen of waar ze met een ‘op den voys’ of ‘op de wijze van’ naar konden verwijzen. Toch vond drukker Roelans het rond 1540 blijkbaar commercieel interessant genoeg om juist een groot aantal teksten van die algemeen bekende liederen in een bundel aan te bieden.

Met zijn oude of nieuwe liedjes doet het Schoon liedekensboeck dus een greep uit het primaire materiaal waar onder meer ook rederijkers een beroep op deden. Niet alle liedjes in de bundel behoorden echter tot dit collectieve repertoire en het boekje geeft er zeker ook niet alles van. Dit laatste blijkt bijvoorbeeld uit de Souterliedekens van 1540, waarin alle 150 psalmen op een verschillende melodie zijn berijmd. Van de 150 populaire liederen waar in de Souterliedekens naar verwezen wordt, zijn er ‘maar’ veertig in het Schoon liedekensboeck terug te vinden. Roelans had dus meer kunnen geven, maar met wat hij geeft, is zijn boekje als vroegste, omvangrijkste en meest gevarieerde verzameling wereldlijke liedteksten hoe dan ook uniek. Het maakte de bundel in de negentiende eeuw tot een belangrijke bron voor romantisch bevlogen speurders op zoek naar wat zij graag ‘volksliederen’ noemden, eenvoudige liederen die, volgens hun concept, direct met het gevoels- en verbeeldingsleven van het volk te verbinden waren. Duitse onderzoekers namen daarbij het voortouw en het was dan ook de Duitser Hoffmann von Fallersleben die het Schoon liedekensboeck in de bibliotheek van Wolfenbüttel ontdekte en het in 1855 volledig uitgaf onder de titel: Antwerpener Liederbuch vom Jahre 1544. Het was met verwijzing naar deze uitgave dat onderzoekers bij ons vervolgens, met weglating van ‘vom Jahre 1544’, steeds vaker gingen spreken van ‘het Antwerpse liederboek’, later ‘het Antwerps liedboek’, wat in 2004 ten slotte, zonder meer en zonder uitleg, de titel werd van de nieuwste editie (Dieuwke E. van der Poel e.a. (ed.), Het Antwerps Liedboek. Tielt 2004, 2 dln., hier verder afgekort als AL). Juister en preciezer sprak Herman Pleij drie jaar later in Het gevleugelde woord, het laatste algemene overzicht van de Nederlandse literatuur van de zestiende eeuw tot 1560, consequent over ‘het zogenaamde Antwerps liedboek van 1544’ (Het gevleugelde woord. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1400-1560. Amsterdam 2007, p. 259, 343, 387-8, 599, 606-7, 751). Een correcte formulering, maar wel omslachtig, zodat ik, na de hier gegeven uitleg, verder met het nu eenmaal ingeburgerde ‘Antwerps liedboek’ meen te kunnen volstaan.

Er zijn bovendien nog twee andere manieren om ‘het Antwerps liedboek’ te begrijpen. Men zou er mee kunnen bedoelen: een boek met Antwerpse liedjes, liedjes die in Antwerpen zijn ontstaan. Zoals nog zal blijken, is dat zeker niet voor alle teksten het geval. In de liedjes zelf overigens worden, om maar iets te noemen, ‘Brugge’ of ‘de Rijn’ vaker vermeld dan ‘Antwerpen’ of ‘de Schelde’. Blijft over: een boek met liedjes die in Antwerpen populair waren en er op straten en pleinen, in kroegen en vrolijke gezelschappen werden gezongen. Een aantrekkelijke voorstelling vanwege het ‘bruisende’ leven dat erdoor wordt opgeroepen. Op zich is er met ‘Antwerps’ in deze betekenis geen probleem als men het begrip niet al te exclusief hanteert en ‘Antwerpen’ volop zijn rol van metropool laat spelen: een plaats waar mensen van her en der elkaar ontmoetten en hun liedjes lieten horen. Antwerpen dus als een stad die exemplarisch was voor wat er zoal in de Nederlanden werd of kon worden gezongen. Zo vindt men bijna een kwart van de liedteksten uit het Antwerps liedboek, amoureuze liedjes vooral, ook in bundels die eind zestiende en begin zeventiende eeuw in Amsterdam werden gedrukt. Enkele van deze liederen werden, in afwijkende versies, zelfs nog in de twintigste eeuw uit de ‘volksmond’ opgetekend, met name op Terschelling en in Groningen (nrs. 62, 87 en 97 in AL). Heel anders verging het de meeste zogenaamde ‘historieliederen’ uit het Antwerps liedboek, meer bepaald de liederen die handelden over gebeurtenissen die in 1544 nog vers in het geheugen lagen. Zo hebben elf van de nieuwe teksten waar Roelans op het titelblad wervend naar verwees, betrekking op schermutselingen uit de jaren 1542 en ’43 tijdens de opmars van Gelderse troepen in Brabant onder leiding van Maarten van Rossem. Op één enkele uitzondering na is er na 1544 van deze liederen geen spoor meer te bekennen. De uitzondering betreft een lied over de belegering van Leuven en het moedige, succesvolle verzet van vrouwen en studenten aldaar in augustus 1542 (nr. 197 in AL). Twintig jaar later, in juli 1562, organiseerde de rederijkerskamer De Corenbloem in Brussel een grote refreinen- en liederenwedstrijd. De deelnemers waren talrijk - 70 in totaal - en afkomstig uit verschillende steden in Brabant, Vlaanderen, Zeeland en Holland. Hun bijdragen werden een jaar later samen in een boek uitgegeven. Het is in dit boek (Refereynen ende Liedekens van diversche Rhetoricienen wt Brabant / Vlaenderen / Hollant ende Zeelant. Brussel 1563, fol. 57-58) dat het enige bewijs te vinden is dat het lied over het Leuvense verzet na 1544 nog niet vergeten was. Het eerste vers ervan (‘In Augusto den tweeden dach’) fungeert er namelijk als wijsaanduiding bij een geestelijk lied dat oproept tot verweer tegen de aanvallen van de ‘Vyant’ oftewel de duivel. Het historielied over het Leuvense verzet was dus in 1562 nog bekend, maar veelzeggend is dat het hier een bijdrage van een lid van de Leuvense kamer ‘De Rose’ betreft. Kort na de gebeurtenissen van 1542 is het lied in Antwerpen dus misschien luidkeels gezongen en er door Roelans aan zijn verzameling toegevoegd. Na 1544 vond het echter alleen nog in het collectieve geheugen en de lokale trots van Leuvenaars de kracht om het iets langer dan de tien andere die in het Antwerps liedboek over dezelfde strijd tegen de Geldersen handelden, uit te zingen.

Rederijkers in het Antwerps Liedboek
Daarmee hebben we het al even over rederijkers ‘om’ het Antwerps liedboek gehad. Meer daarover in het volgende nummer van Ons Camers van Rhetorike, maar nu eerst iets over rederijkers ‘in’ het Antwerps liedboek. Vanuit rederijkersperspectief - en in 1544 zitten we, zoals bekend, midden in het eerste hoogtij van de rederijkerij - was het Antwerps liedboek als gedichtenbundel eigenlijk een onmogelijk geval. Nieuwe liedjes waarvan de tekst geheel aan de normen van hun eigen poëtica beantwoordden, figureerden er naast oude, vertrouwde liedjes die onze rederijkers nu en dan wel graag zullen hebben gezongen maar waarvan ze de teksten nooit zelf zouden hebben willen schrijven. Met hun weesverzen en onzuivere rijmen waren die liedjes voor hen toch vaak al te ‘kunstloos’ en gebrekkig. Neen, een tekst moest niet alleen inhoudelijk iets betekenen maar, met name bij voordracht, ook de oren strelen met wat de taal aan klankharmonieën ter beschikking had. Die ‘natuurlijke muziek’ te ontginnen en consequent zuiver in vaste, overzichtelijke patronen te doen klinken, dat was de lust en het leven van iedere ware ‘retrosijn’. Een hybride bundel als die van Roelans geeft dus niet echt blijk van voeling met of directe betrokkenheid bij de rederijkerij. Er zijn van deze drukker ook geen uitgaven van zuivere rederijkersproducten bekend. Dit neemt niet weg dat bijna een kwart van de 217 teksten in de nieuwste editie van het Antwerps Liedboek terecht als ‘rederijkerslied’ werden gekwalificeerd. Als typerende kenmerken fungeerden daarbij naast het kunstige rijm ook nog een specifiek taalgebruik (met bijvoorbeeld woorden als ‘jent’, ‘samblant’, ‘faconde’, ‘perfect’, enz.) en overeenkomsten met de vorm van het bij de rederijkers in het algemeen hoger dan het lied aangeschreven (niet gezongen) refrein. Het betreft hier dan het gebruik van een zelfde vers, de zogenaamde ‘stokregel’, om elke strofe te besluiten en het woord ‘prince’, ‘princesse’ of afleidingen daarvan in de aanhef van het laatste couplet. Noodzakelijke attributen waren stokregel en ‘prince’ evenwel niet. Ze ontbreken in ieder geval in de drie liederen die ons als enige iets over hun retoricale herkomst verklappen. Laten we ze even bekijken.

Een rederijker die over zijn succes in de liefde schrijft, is eigenlijk een beoefenaar van twee kunsten tegelijk: de ‘ars amatoria’, de minnekunst, en de ‘const van rhetoriken’. Dat is wat lied nr. 39 in het Antwerps liedboek ons duidelijk wil maken. De dichter begint verhalend met ‘Een jonck meysken, reyn van seden, / Hadde mi tot haren bedde gedaecht’ en beschrijft wat daarop volgt ongeveer als ‘een nacht die je alleen in films ziet’ - natuurlijk drukte hij zich anders uit met woorden als : ‘Mi docht dat ick daer rooskens las [= plukte]’. Vervolgens bezingt hij in zijn lied de vreugdevolle roes van elk geslaagd liefdesavontuur. In de zesde strofe onderbreekt hij deze lof om er ‘minnaers ende rosiers’ aan te spreken over lieden die van de minnekunst geen kaas hebben gegeten en in hun driestheid en nijdige, jaloerse ijver alles verknoeien. Zijn stelling dat de ‘conste’ - hier te begrijpen als de minnekunst - door ‘die onconstighe’ verloren gaat, past dan ook goed als waarschuwing aan het adres van ‘minnaers’. Maar wie zijn de ‘rosiers’? Die kunnen gelukkig in de laatste strofe worden thuisgebracht. Daar zegt de dichter dat hij van ‘Dermonde’ is (‘Die dit liedeken heeft ghemaect, / ... Van Dermonde is hi geboren’), van Dendermonde dus, waar hij dan ook wel lid van de daar gevestigde rederijkerskamer ‘De Rosiers’ zal zijn geweest. ‘Minnaers ende rosiers’: je kan de nevenschikking begrijpen als minnaars in het algemeen en leden van de Rosiers in het bijzonder, maar onder meer vanwege het spel dat de dichter met het bij rederijkers zo geliefde woord ‘conste’ speelt, denk ik dat hij zich veeleer exclusief tot zijn minnende kamerbroeders heeft gericht, tot hen dus die ‘minnaars’ zijn en ‘rosiers’ tegelijk.

Het tweede lied is een van de zeven meiliederen in het Antwerps Liedboek (nr. 76 in AL). Het is ook het enige in het hele boek dat in de laatste strofe aan de ‘heeren ende wet’ en de hele stadsbevolking opgedragen wordt (‘Ter eeren van deser stede, / Heeren ende wet eerbaer / Ende al het ghemeynte mede, / So doen wi dit voorwaer’). In dit meilied spreekt dan ook geen individuele minnaar tot zijn geliefde om haar bij het aanbieden van een meitak zijn liefde te verklaren. Neen, hier gaat het om drie personen die zich - letterlijk - presenteren als dragers van een lichte last, met name de mei die ze de stad binnenbrengen (‘Hier zijn drie lichte geladen, / Wi brenghen u den mey, / Den mey met sinen bladen: / Neemt danckelic ons intrey’). Het gebruik van zowel individuen als allerlei gezelschappen om in het begin van de maand mei buiten de stad takken en bloemen te gaan halen om er hun huizen en straten mee te versieren, was algemeen verbreid. In de late middeleeuwen ziet men deze activiteiten, die vaak met zang en dans gepaard gingen, door stedelijke overheden steeds meer gereglementeerd en geofficialiseerd worden tot vieringen waarbij meer bepaald rederijkerskamers een organiserende rol toebedeeld kregen. Dat was blijkens dit lied ook zo in Ieper. Er worden hier namelijk drie kamers uit deze West-Vlaamse stad bij name genoemd: de kamer ‘De Lichtgeladen’, die kennelijk de leiding had en de meiboom binnenbracht die centraal in de stad zou worden geplant, en de kamers ‘De Rosiers’ en de ‘Vreuchdenaers’. Hun (jonge) leden worden in de laatste strofe opgeroepen om met hun oogst aan takken en groen ook hun bijdrage aan het feest te leveren:

Rosiers ende Vreuchdeners coene
Ghi jongers van herten fijn,
Trect om den mey int groene,
Vertoont u blijde aenschijn.
Ons werck is dijn, sonder fenijn,
In dit termijn, schenct in den wijn
Ende laet ons vrolijc sijn!
De derde tekst met herkomstgegevens is een amoureus klaaglied (nr. 170 in AL). De geheimhouding waartoe hij verplicht is en de opvallende, onvergelijkbare schoonheid van zijn uitverkorene maken de dodelijk verliefde spreker onzeker. Slechts in tien van de 72 verzen richt hij zich rechtstreeks tot zijn geliefde. Op het einde van de derde strofe is dat met de woorden: ‘Schoon liefken, trou moet blijcken’. ‘Laat, alstublieft, met ‘woorden soet’, blijken dat ik je kan vertrouwen’, bedoelt hij, maar het is wellicht ook een verwijzing naar de spreuk van de Haarlemse Pellicanisten. De mogelijkheid dat we hier met een tekst uit deze kamer te maken hebben, wordt versterkt door het feit dat het lied buiten het Antwerps liedboek alleen in Hollandse bundels te vinden is en door wel meer dan tien

26
Hollandse dichters als wijsaanduiding is gebruikt. Het gedicht is in ieder geval een prachtig staaltje van rederijkerslyriek waar, zes strofen lang, het rijmplezier van afspat. In elke strofe worden de a- en c-rijmen niet minder dan zes keer herhaald, met uitzondering van de eerste strofe, waarin het vers ‘Twelc Venus heeft ontsteken’ het patroon doorbreekt. In plaats van ‘heeft’ verwacht men hier een woord op -iet: ‘liet’ lijkt me de beste optie. Graag laat ik de lezer nog even van het Haarlemse rijmenspel genieten. Hier volgen de eerste drie strofen, met cursivering van de rijmende syllaben:
(1) Uut liefden siet / Lijde ick verdriet.       In tswerelts troon / Door haren toon
Ic en macht ooc niet uutspreken Spant si den croon der vrouwen
Hoe dat si hiet / Diet herte doorschiet, In desen hoon / Haer dienaers loon.
Twelc Venus ‘liet’ ontsteken. Wie soude die scoon vertrouwen?
Noyt smert so groot / In desen stoot, (3) Liefs woorden soet / Voor ghelt, voor goet,
Wie soude den cloot genaken? Want lief bi lief moet blijven.
Reyn roosken root, / Troost mi, tis noot,     Noch vint men goet / Dat troosten doet,
Eer ic den doot sal smaken. Twelc liefde doet verdrijven.
(2) Ic ben doorwont / Sijt des oorcont, Mer dees kersou / Daerop ick bou,
In tshertsen gront met lijden. Is bi geen vrou te ghelijcken.
Nochtans haer mont / En borstkens ront Derf ic den dou / Ick sterf van rou.
Can mi terstont verblijden. Schoon liefken, trou moet blijcken.

Van slechts één lied in het Antwerps Liedboek is ons de auteur bekend is. De dichter is Matthijs de Castelein. Deze factor van ‘Pax Vobis’ in Oudenaarde en van ‘De Kersouwe’ in het aangrenzende Pamele was een van de weinige rederijkers die zelf ook de muziek bij hun liederen componeerden. Een liedboek van hem moet al tijdens zijn leven hebben gecirculeerd - hij verwijst er naar in zijn in 1555 postuum verschenen Const van Rhetoriken (p. 58, str. 174; zie ook de inleiding van de drukker) - maar wij kennen deze Diversche Liedekens, zoals de bundel heet, alleen uit latere herdrukken van 1574 en 1612. Als eigen composities hebben de 31 liederen in deze bundel natuurlijk geen externe wijsaanduidingen; wel is er muzieknotatie toegevoegd. Losgezongen van de bundel is een van De Casteleins amoureuze liedjes in het Antwerps Liedboek terechtgekomen (nr. 49 in AL). Het is het lied

27
dat begint met ‘Ghepeys, ghepeys, vol van envijen’ (‘Gepieker, gepieker vol jaloezie’). In 1544 was de auteur nog in leven - hij overleed in 1550 - maar De Castelein kennende zal hij met de opname van zijn gedicht in het liedboek alles behalve blij zijn geweest. De tekst in het Antwerps Liedboek vertoont namelijk nogal wat afwijkingen ten opzichte van die in de Diversche Liedekens en ritmisch en inhoudelijk zijn dat zeker geen verbeteringen. Zo lijkt me op het metrische vlak bijvoorbeeld ‘Hoe queldy my met fantasyen’ (v. 3) uit de Diversche Liedekens juister te ‘klinken’ dan ‘Hoe queldi mi nu met fantasijen’ in het Antwerps Liedboek. Zo ook ‘Als (= Al) doetse my dees quale’ (v. 6) tegenover ‘Al doetse mi dese quale’ of ‘Dat doen thien duysent vremde dinghen / Ons been ghebeurt’ (v. 39-40) tegenover ‘... / Ons beyden ghebuert’, of nog ‘Schoon lief / dats tprincipale’ (v. 68) tegenover ‘Schoon lief, dat is tprincepale’. Bij de verschillen die de inhoud raken, valt vooral de tweede strofe op. In beide versies stelt de spreker dat hij de liefde, die hij als een kwaal of ziekte omschrijft, pas laat leerde kennen of heeft willen erkennen. Daar passen vervolgens beter de verzen ‘Hoe spagher [van ‘spadiger’ = later] liefde hoe meerder pyne / Hoe blender wonde hoe argher ducht [= hoe ernstiger, gevaarlijker] (v. 15-16) uit De Casteleins bundel bij dan die uit het Antwerps Liedboek met ‘stadigher liefde’ [= standvastiger liefde] en ‘vuylder wonde’. Vooral dit laatste beeld is, in tegenstelling tot een ‘blinde’, tijdelijk onzichtbaar gebleven wonde, wel zeer ongepast in een lied dat ondanks de door haar veroorzaakte pijn met veel lof en respect over de geliefde spreekt (‘My dunct dat my mijn herte scheurt: / God gheve haer vreucht deur wient gebeurt / Al doetse my dees quale’, v. 4-6). Correcter, in ieder geval minder eenzijdig, zijn verder nog de verzen ‘Watt is / is haer en my bekent’ (v. 28) en ‘Tsal al wel zijn / doet mijn bevel’ (v. 67) in de Diversche Liedekens tegenover ‘Wat is, tis haer bekent’ en ‘Tsal al wel zijn door mijn bevel’ in het Antwerps Liedboek. Als het Liedboek De Castelein ooit onder ogen is gekomen, zullen de afwijkingen van ‘zijn’ tekst hem niet hebben verbaasd. Sedert de geheel verknoeide uitgave van zijn in balladestrofen berijmde (maar niet overgeleverde) verhaal van Piramus en Thisbe had hij niet bepaald veel vertrouwen in de omgang van drukkers met teksten. Dat gebrek aan vertrouwen had hij al eind 1521 of begin 1522 bij het afsluiten van zijn politieke Baladen van Doornijcke uitgesproken. Verbaasd zal hij dus niet zijn geweest, maar wel geërgerd, het meest nog door de manier waarop, tot zes maal toe, het refrein van zijn lied in het Antwerps Liedboek werd weergegeven. In het refrein vraagt de minnaar de nachtegaal telkens de in de voorafgaande strofe verwoorde gedachten aan de geliefde over te brengen.
In de Diversche Liedekens luidt dit:
‘Rascht u ghy nachtegale / Vlieght uut dat wilde wout / Seght haer dit altemale / En groetse my duysentfout’
.
Vooral het ‘ale’-rijm klinkt daarbij helder op omdat ook elke strofe met een verzenpaar op ‘-ale’ afsluit. Ook in het Antwerps Liedboek is dat zo en het eerste vers van het refrein heeft ook altijd ‘nachtegale’. De twee laatste verzen van het refrein daarentegen hebben telkens weer: ‘Gaet, segt haer dit

28
altemael / Ende groetse mi menichfout’, met ‘altemael’ dus in plaats van ‘altemale’! Voor De Castelein die zo op zuivere rijmen hamerde, moet deze plompe ontkenning van zijn kunstige ‘vierslag’ (vier en niet drie maal ‘-ale’) een gruwel zijn geweest!

Dirk Coigneau

C O L O F O N

O n s C a m e r s v à R h e t o r i k e is het officiële orgaan van het Verbond van de Kamers van Rhetorica Vlaanderen-Nederland vzw. Het Verbond is opgericht in Brussel in 1987.

Het tijdschrift verschijnt eenmaal per drie maanden in een oplage van circa 100 exemplaren.

Adres Bankgegevens van het Verbond
’t Haantje 2, 4854 MV Bavel BIC GEBABEBB
Nederland IBAN BE41 2930 3224 8010

Lidmaatschap van het Verbond
Kamers van 6 leden of meer € 50,00 per jaar
Kamers met 5 leden of minder en toetredende leden € 30,00
Alle leden ontvangen het tijdschrift

Website Druk
www.rederijkers.org     KLA4 Steunpunt Welzijn vzw