0 Ons Camers 3e 2015






Terug naar index

Ons Camers và Rhetorike

Verantwoordelijke uitgever:
Verbond van de Kamers van Rhetorica vzw.
Arduinkaai 28
1000 Brussel
website : www.rederijkers.org
28e jaargang nr 3, juli, augustus, september 2015
Redactie: Bauke van Halem
’t Haantje 2
4854 MV Bavel
Kopij naar: bvh@vanhalem.nl

In dit nummer ...

Woordje van de redacteur

Beste rederijkers,

Veel leesgenoegen wens ik U allen toe in dit nummer met een boeiende lezing van Dirk Coigneau, nabeschouwingen over het congres in Geraardsbergen en het verslag van de Algemene Vergadering en nog meer!

Met genegen rederijkersgroeten,
Bauke van Halem

Gezocht:kandidaat inrichters congressen, kamers die tot het Verbond willen toetreden

Op het congres van Geraardsbergen heb ik reeds een warme oproep gedaan om kandidaat kamers te vinden die de organisatie van een congres op zich willen nemen.Wij zijn specifiek op zoek naar kamers die resideren in een gemeente of semi-stad.De organisatie van zo een congres is zeker en vast mogelijk.Getuige hiervan is de Waag uit Liedekerke geweest die de eerste kamer was die een congres in een gemeente heeft georganiseerd.Hebben jullie iets te vieren dan kan je dit koppelen aan een congres.

In 2016 zijn we te gast in ’s- Hertogenbosch, in 2017 is Brussel terug kandidaat,voor 2018 en 2019 hebben wij nog niemand.Ook voor 2020 is er nog niemand.Voor 2021 hebben de Catharinisten uit Aalst zich andermaal kandidaat gesteld,en dit naar aanleiding van hun 130- jarige herinstelling als kamer.

Wie neemt de handschoen op? Overwin jullie schroom,met de hulp van het bestuur van het rederijkersverbond kunnen jullie dit vast aan.

Bij deze wil ik ook een oproep lanceren om ons namen van kamers door te geven die in jullie buurt actief zijn, maar niet aangesloten zijn bij het Verbond.En als het enigszins mogelijk is ook nog een contactpersoon van deze kamer.Het is de bedoeling om al deze kamers aan te spreken om onze gelederen te versterken, zodoende ontwikkelen wij meer slagkracht.

Kennen jullie een kamer in jullie ruime buurt die weer heringesteld wil worden via een plechtige ceremonie? Ook dat willen wij weten. Of eventueel zeer actieve culturele verenigingen die zang, dichtkunst en of theater beoefenen en interesse in het rederijkersgebeuren betonen, laat het ons weten.

Jullie kunnen alles sturen naar ons secretariaat, naar Nicole Gits
e-mail wilfried.lissens@skynet.be of naar mezelf
johanderijck@outlook.com

Met rederijkersgroeten, Johan De Rijck,Voorzitter Verbond

Huldeblijk

Aan de Prince van de Koninklijke Rederijkerskamer St.-Pieter Vreugd en Deugd en zijn Kamer Raden, een huldeblijk

Goed, elders staat er een te plassen, pis pis pis,
Maar die is nep, en dat is erg
Vindt men rond d'Oude Berg,
Manneke Brussel die pist mis!

Voor de chinezen is het zuur,
Ze hebben best een leuke muur,
Maar tot hun grote elgelnis
Is d a a r m e e dus van alles mis!

En nergens is men zo tevreden
Over 't eigen mattenkneden
Als men dat in Vodstad is
Alle anderen zijn ...mis!

Hier alleen zijn reuze reuzen
Andere reuzen zijn maar kneuzen,
Wijl er nooit een Baba is
En da' s bij die Pis niet Mis!

Moet ik hier de lof nog zingen
Van de worp der Krakelingen?
Wie dacht dat zulks ook elders is...
Heeft het heel erg, heel erg, mis!

Ik dacht nog: Die Prins Danny zit te pitten
Moest men achter de Vodden zitten!
Maar 'k erken mijn dom vergis:
t Werd een Juweel, ...da'k nu al mis!

Keizer Frans van het Turfschip van Adriaen van Bergen,
alias Vreugdendal te Breda

Nabeschouwing congres Geraardsbergen

Kamer van Rhetorica De Waag op congres te Geraardsbergen

Op zaterdag 6 juni 2015 zijn we na wat omzwervingen en omleidingen in Geraardsbergen toch op het Kasteel Oudeberg ‘Orangerie les Roses’ geraakt. Hierdoor waren wij iets later op de afspraak dan voorzien. Een GPS mevrouw kon dit ook niet op voorhand weten, maar het is haar bij deze vergeven! Het werd de start van een aantrekkelijk en mooi programma !


Er wachtte ons een lekker geurende tas koffie als verwelkoming door de Prince en zijn adjunct Sandy en omstreeks 11.15u werd het 33ste Rederijkerscongres in de Parel van de Vlaamse Ardennen voor geopend verklaard door de Voorzitter van het Internationaal Rederijkersverbond, Johan De Rijck.


Terwijl de prinsen en hoofdmannen zich afzonderden voor de jaarlijkse statutaire vergadering, wachtte ons een presentatie over de totstandkoming van de Geraardsbergse mattentaart, gevolgd door een degustatie van dit beroemde, overheerlijk, Europees erkend, streekproduct.


Omstreeks 13.00 u daalden we af richting de Markt langsheen de legendarische Muur en door het mooie, rustige Heilighartpark. Eens we de Markt bereikten, konden we het oudste plassertje, Manneken Pis, bewonderen. Het kostuumpje, dat werd geschonken door het Verbond, werd plechtig onthuld door peter Bauke en meter Nicole in het bijzijn van ondermeer de burgemeester van Geraardsbergen en leden van de Confrérie van de mattentaart. Enkele Rederijkers werden opgenomen in het broederschap en zullen voortaan door het leven gaan als ambassadeurs van het Geraadsbergse Manneken-Pis.


Nadien waren we te gast in het stadhuis voor de degustatie van twee lekkere streekbieren, het “Muurken” en de “Ghulden Cop”, aangevuld met een overvloed aan lekkere belegde broodjes.

Na deze degustatie werden wij in groepen verdeeld om onder de kundige leiding van gidsen, een culturele wandeling te maken langs diverse parels van de stad, waaronder de St. Bartholomeuskerk met het oudste schilderij “De verheerlijking van Christus op de berg Thabor”, welke werd opgenomen in het blazoen van St. Pieter Vreugd & Deugd en het “Hof van permanence” het vroegere politiekantoor en nu toeristisch kantoor van de stad.

Langs enkele kleine steegjes en een oude stadspoort gingen we via het park terug de muur op. Boven wachtte ons nog het bezoek aan de kapel van den Oudenberg en het uitzichtspunt met oriëntatietafel van de streek. Ter plaatse maakten we kennis met de druïdenfeestenuitleg en tonnekensbrand. Dankjewel gidsen voor de deskundige uiteenzetting.


‘s Avonds wachtte ons een heerlijk diner in de “Orangerie les Roses”, een streling voor de smaakpapillen. Nadien volgde in de tuinen van de orangerie het hoogtepunt van de dag, het Rederijkersjuweel. Twee kamers traden in het strijdperk, Moyses Bosch en St. Pieter Vreugd & Deugd. Een aangenaam kijkspel over de perikelen van het begijntje Symforosa en haar liefde voor de broeder-tuinman. Moyses Bosch won het Rederijkersjuweel en de prijs van “oude rot” voor William van dezelfde kamer. De “jong geweld”-prijs was verdiend voor St. Pieter Vreugd & Deugd. De avond werd afgesloten met enkele fragmenten uit “Hallo, Hallo” en samenzang met muzikale omlijsting en zo eindigde een mooie eerste congresdag.


Op zondag 7 juni werden we verwelkomd met een tas koffie of thee in de tuinen van het kasteel, want de weergoden waren ons bijzonder gunstig gezind.

Om 10.00 u startte de academische zitting met een lezing van Professor André De Batselier over hoe St. Pieter Vreugd & Deugd aan de naam “Thaboristen” is gekomen en hun geschiedenis door de eeuwen heen. Een zeer verrijkende lezing waaruit we heel wat wijsheid mochten putten, waarvoor dank.
Er volgde ook een reuzenintermezzo door leden van de inrichtende kamer, dat ons op ludieke wijze de geschiedenis van de reuzen bijbracht.


De huidige Voorzitter van het Verbond bracht vervolgens hulde aan Dhr. Emiel François voor zijn zeer grote inzet voor het verenigingsleven en de Rederijkerij in het bijzonder. Hiervoor kreeg hij de titel van Ere- Voorzitter toegewezen.
Na een heerlijke lunch volgde nog een toespraak door Burgemeester Guido De Padt en Kristin Vangeyte, schepen van Cultuur en Toerisme.
Nadien werden we vergast op een optreden van “de vodden” in de tuinen van de orangerie, “De biecht” van Cyriel Buysse. Dit kaderde in het thema “jong en oud”. Vervolgens werd het 33ste Internationaal Rederijkerscongres voorgesteld dat in 2016 zal plaatsvinden in ’s Hertogenbosch. Onze kamer werd in de bloemen gezet met de overhandiging van de bedankingsbulle van het Verbond voor de organisatie van het 31ste Internationaal congres in 2014 te Liedekerke. Met het slotwoord van Voorzitter Johan De Rijck werd het congres te Geraardsbergen afgesloten.
Moe, maar voldaan, namen we afscheid van onze collega’s congresgangers en begaven ons huiswaarts met een terugblik op een prachtig weekend . Proficiat Geraardsbergen voor jullie grote inzet, de gastvrijheid en jullie enthousiaste ontvangst, we houden vooral een mooie herinnering over aan dit fijn weekend!


Hoe ‘De Fonteine’ de Grieken hielp

Door Dirk Coigneau

[Op 31 mei 2015 (Drievuldigheidszondag) had in het gebouw van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in Gent het Patroonfeest van de Gentse kamer “De Fonteine” plaats. Schrijver dezes hield er een ‘causerie’, met als titel Hoe ‘De Fonteine’ de Grieken hielp. Johan De Rijck, voorzitter van het Verbond, vroeg me de tekst in ‘ons tijdschrift’ te willen publiceren. Een meer uitgebreide versie, met verwerking van verder te onderzoeken materiaal, hoop ik in het Jaarboek van “De Fonteine” te kunnen bezorgen.]

“Het monster ligt verslagen”, en “lang Koning Willem leev’”: zo klonk het bijna tweehonderd jaar geleden, om precies te zijn op 3 juli 1815, in de toneelzaal van De Fonteine, de zogenaamde ‘Parnassusberg’, op de Houtlei in Gent. Op 18 juni was bij Waterloo de Franse legermacht verslagen en de toneelvoorstelling die De Fonteine vijftien dagen later gaf, was dan ook bedoeld ten bate van de gekwetste militairen, niet die van Napoleon natuurlijk, maar de gekwetsten onder, ik citeer, “onze dappere wapenbroeders”. Naast hun entreegeld konden de bezoekers nog een duit in het zakje doen door zich een of meer exemplaren van een drukwerkje aan te schaffen, een dubbelblad met de twee gedichten en het lied die bij dezelfde gelegenheid werden voorgedragen en gezongen. Het eerste gedicht en het lied zijn van Andries Duncan, het tweede gedicht is van Pieter-Jan Robijn. Duncan en Robijn waren toen de belangrijkste dichters van De Fonteine. Duncan, die ook secretaris van de kamer was - in 1815 was hij vijftig jaar oud - was een geboren Amsterdammer die zich in 1794, als schilder van landschappen, stadsgezichten en stillevens, in Gent had gevestigd. In zijn gedicht, met in het tweede vers het geciteerde “monster” dat “verslagen” ligt, brengt hij - ze worden elk in een strofe toegesproken - hulde aan de geallieerde legerleiders Wellington, de prins van Oranje en Blücher. Daarbij wordt de wonde die de kroonprins aan z’n schouder had opgelopen met het vers “Gij deed voor ons geluk uw bloed bij stromen vloeien” wel erg heroïsch opengetrokken. In het lied zijn alle strofen aan Wellington, de opperbevelhebber van de Engels- Nederlandse troepen gewijd, maar de Kroonprins komt toch nog even langs, en wel, alweer, als diegene die, “vol van moed”, “aan het hoofd der dappre Belgen” “tot ’s dwinglands schrik vergoot zijn bloed”. In het gedicht van Robijn lijken de woorden “het Neerlands Heldental, door Pruis en Brit gesterkt” de reële verhoudingen op het slagveld om te keren, maar deze tekst, die eindigt met “lang Koning Willem leev’”, plaatst nu eenmaal het sedert 16 maart onder Willem I verenigde Koninkrijk centraal als hét land dat zich tegen de “dolle Korsikaen” te verdedigen had. Merkwaardig is het ook om te zien hoe Robijn, die tijdens de Revolutiejaren in Parijs had gestudeerd en in 1795 als overtuigd republikein en vrijzinnige naar Gent was teruggekeerd, nu - hij is in 1815 47 jaar oud - het vijandige leger als een troep “vuige vorstverraders” en “eer- en trouw- en deugd- en kerk- en godversmaders” karakteriseert! Wel blijft Robijn verder - hij sterft in 1823 - een trouwe Orangist en liberaal. Rechtlijnig is hij in ieder geval altijd geweest in zijn verdediging van de Nederlandse taal. Nog in volle Franse tijd, in 1810, durft hij, ik citeer, “de vlegels die het neêrlands durven doemen” aan te vallen en de Fransen als “zwetsers” neer te zetten. En in 1811, zij het in een besloten samenkomst van eigen leden - meer was De Fonteine, die sedert het sluiten, in 1806, van alle Vlaamse schouwburgen feitelijk was afgeschaft, niet toegestaan - wakkerde Robijn de jongeren aan met woorden als:

Toont ons krachtdadig, dat de Nederlandsche taal,
- ’t wordt tijd dat ze in dees stad ook eenmaal zegepraal -
in rijk- en duidlijkheid voor geene hoeft te wijken
en doet het zwetsersrot voor haar den wimpel strijken.

“’t Wordt tijd dat ze in dees stad ook eenmaal zegepraal”: daar heeft Robijn toch nog even op moeten wachten. Onder haar Fransgezinde voorzitter François Stobbelaers (hij had een ‘bonnetterie’ op de Korte Munt, wat misschien veel verklaart), werd De Fonteine in 1812 weer officieel erkend, maar dan wel, dansend naar het pijpen van Parijs, als een ‘Société’ die, zoals artikel 2 van haar Règlement Fondamental het uitdrukt, “tend principalement à la propagation de la langue française”. Later, toen De Fonteine onder de bescherming van Willem I een ‘Koninklijke maatschappij’ zou worden, is dit artikel herschreven tot: “de - Maatschappij van Rhetorica te Gend - is bijzonderlijk aan de uitbreiding der Nederlandsche Tale toegewijd”.

Al in 1814, nadat de Franse militairen en ambtenaren Gent hadden verlaten, wou Stobbelaers geen voorzitter en zelfs geen lid van De Fonteine meer zijn. Hij werd vervangen door Pierre (later ‘Pieter’) Lejeune, procureur bij de rechtbank van eerste aanleg te Gent. Met hem wordt de ‘restauratie’ wel heel concreet. Lejeune was namelijk ook al voorzitter geweest in de jaren 1793 tot ’95, jaren waarin De Fonteine zich nog een ‘Genootschap ter bevoordering der Nederduytsche Letterkunde‘ noemde. Klaarde de hemel voor De Fonteine dus in 1814 op, met de terugkeer van Napoleon scheen, ik citeer naar het eerste vers van Robijns gedicht van 1815, “dezen Staat” “een zwarte en donkre wolk” “te treffen”. Maar gelukkig was er Wellington. In zijn ‘Dichtoffer aan de verlossers van Nederland’ betrekt Duncan in zijn dank aan de Britse veldheer ook de ‘Rhetorica’:

Ja, onverganklijk Held! door dankbaarheid gedreven,
Komt ook Rhetorica verschuldigde eer u geven;
Al ’t geen gij hebt gedaan is ook voor ons geschied!
Aanvaard dan ’t offer dat de erkentnis ons gebied.

Met andere woorden: in Waterloo triomfeerde ook ‘onze Rhetorica’, De Fonteine dus. En het moet gezegd: na 1815 was de tijd voorbij “dat het”, zoals Pieter Lejeune het in een terugblik formuleert, “ons alleen geoorloofd was met toestemming der overheid onze taal te spreken”. Vrij om haar vleugels in het Nederlands uit te slaan, vormden de vijftien jaren die volgden voor De Fonteine een bloeiperiode, waarin ze door de vorst niet alleen met een koninklijke titel, maar ook met financiële steun begunstigd werd. Op 10 mei 1823 was de koning zelf aanwezig op een voorstelling van De Fonteine in de grote schouwburg op de Kouter. De kranten merkten op dat hij tot het einde van de opvoering van de twee stukken bleef: kennelijk een bijzondere gunst of prestatie! Nauw werkte De Fonteine in deze periode ook samen met professoren van de in 1817 gestichte Universiteit. Onder hen, als bestuurslid of dienstverlenend: Jan Matthijs Schrant, hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde; de medicus Jacques Kesteloot; de botanicus, geoloog en paleontoloog Jacob van Breda, en de Fransman Louis-Vincent Raoul, hoogleraar Frans, geschiedenis en Latijnse literatuur. In augustus 1819 mocht de jongere dichter-Fonteinist Karel Vervier dan ook bij het leggen van de eerste steen van de aula van de Universiteit zijn ‘Lierzang’ voorlezen. En dan waren er natuurlijk de vele wedstrijden. Wat in de Franse tijd helemaal uit den boze was, het organiseren van toneelwedstrijden, lukte De Fonteine tijdens het Verenigd Koninkrijk tot drie keer toe. Daarnaast waren er verschillende wedstrijden voor meer individuele prestaties. Op één daarvan wil ik nu verder de aandacht richten: de wedstrijd van 1826.
Zoals steeds bestond ook deze wedstrijd uit verschillende disciplines - declamatie, paleografie, enz. - maar ik beperk me hier tot het onderdeel ‘Dichtkunde’. Op haar vergadering van 8 mei, zo lezen we in het ‘Bericht’ dat de wedstrijd bekend maakte, besliste De Fonteine “een gouden Eerpenning voor het best gekeurde Dichtstuk op den dood van Lord BYRON” uit te loven. De tekst, in het Nederlands, moest tegen 15 juli, ondertekend met een zinspreuk, aan de secretaris van de kamer worden toegezonden, samen met een verzegeld briefje, met daarop nog eens de spreuk en binnenin de naam en het adres van de schrijver. Een elegisch onderwerp was bij dichtwedstrijden van rederijkerskamers niet ongewoon, maar dat was dan meestal naar aanleiding van het recente overlijden van een plaatselijke bekende. Hier ging het om de dood, meer dan twee jaar geleden, op 19 april 1824, van de internationaal vermaarde Engelse dichter Lord Byron. Hoewel de invloed van zijn werk zich in de Nederlandse literatuur vooral pas vanaf 1830 zal manifesteren, was Byron toch ook al tijdens zijn leven bij ons als dichter en als excentrieke society-figuur bekend. Het is echter zijn dood, waarschijnlijk het gevolg van malaria of de ziekte van lyme, in het Griekse plaatsje Messolongi, waar hij naartoe was gegaan om er in de vrijheidsoorlog te dienen, die hem tot een icoon, een ware held van het filhellenisme maakte. Met de keuze voor de dood van Lord Byron als onderwerp sloot De Fonteine dan ook duidelijk bij deze internationale beweging, die in 1826 juist haar hoogtepunt kende, aan.

De vrijheidsoorlog van de Grieken tegen het Turks-Ottomaanse bewind begon in april 1821 en eindigde eigenlijk samen met de Russisch-Turkse oorlog van 1828-29, waarna Griekenland in 1830 als een soeverein koninkrijk (het gaat dan om iets minder dan de helft van het huidige grondgebied) werd erkend. Al die jaren waren de Griekse kwestie en strijd bij ons en in de ons omringende landen voorpaginanieuws. Terwijl de Alliantie van de Europese mogendheden de opstand eerst als rebellie tegen een wettige en bevriende heerser veroordeelde en later, om economische redenen en uit wederzijds wantrouwen, vooral de vrede, het status quo en de neutraliteit werden verdedigd, konden de Grieken steeds meer op de sympathie van een groot deel van de bevolking in Europa en de Verenigde Staten rekenen. Verschillende motieven kunnen in deze door journalisten, publicisten, dichters en kunstenaars aangestuurde en vormgegeven ‘sympathie’ worden onderscheiden: religieuze motieven (de tegenstelling Christendom-Islam), historisch-culturele (de moderne Grieken geïdealiseerd als de nazaten van de wijze en moedige helden uit de tijd van Pericles en Leonidas, en als ze dat in werkelijkheid toch nog maar weinig blijken te zijn, zo luidt de redenering, dan is dat het gevolg van eeuwen Turks bestuur; eenmaal daarvan bevrijd zal het oude Hellas als een feniks uit z’n as herrijzen), politiek-liberale motieven (de strijd voor vrijheid en grondwettelijkheid tegenover oosterse willekeur en despotisme; bij ons trekt men daarbij ook graag de parallel met de opstand tegen de Spaanse en Franse tirannie) en, ten slotte, motieven van algemeen- menselijke aard (de afschuw van wreedheden, geweld en bepaalde vormen van slavernij). Elkaar in hun effect versterkend, hebben een drietal gebeurtenissen en de berichtgeving erover ertoe bijgedragen dat het filhellenisme in 1826, het jaar van onze wedstrijd, zijn hoogtepunt bereikte. De gebeurtenissen kunnen met de namen ‘Chios’, ‘Lord Byron’ en ‘Messolongi’ worden weergegeven. Het zijn namen die in de toenmalige literatuur en kunst niet zonder resonantie bleven. Een schok ging door Europa bij het horen van het nieuws over de Turkse wraakactie en het bloedbad dat, van april tot juli 1822, werd aangericht op het eiland Chios (men denke aan de Massacre de Scio van Eugène Delacroix, door sommigen ook wel de ‘massacre de la peinture’ genoemd). De tragedie ‘Chios’ leidde tot de oprichting van ‘The London Greek Committee’, waarvan Lord Byron de vertegenwoordiger op Griekse bodem werd. Het ‘Committee’ wist in 1824 een eerste staatslening van 800.000 pond voor de Grieken te verkrijgen. Het geld zou door Byron worden beheerd, maar hij stierf zes dagen voor de overdracht. Het zou later vooral aan particuliere belangen worden verkwanseld. Byron stierf in 1824 op 36-jarige leeftijd. Bijna als een knaap nog heeft de Brugse schilder Joseph Odevaere hem, romantiserend, op z’n doodsbed afgebeeld. Jongemannen, veel Duitse studenten, trokken in 1822-23 als vrijwilliger naar Griekenland. Sommigen sneuvelden, anderen kwamen geheel gedesillusioneerd terug, maar Byron, de meest vermaarde onder de vrijwilligers, bleef inspireren. Hij stierf in Messolongi. Juist deze symbolische, maar ook strategisch belangrijke stad valt, na een maandenlange belegering en uithongering, op 23 april 1826, in handen van de Turks-Egyptische coalitie. Liever dan zich over te geven, blazen de achtergeblevenen zichzelf op. Een theatrale daad, maar voor de rest lijkt alles verloren.

‘Net goed’, zal kanselier Metternich, de leidende figuur binnen de Alliantie, hebben gedacht. Hij bleef in de Grieken onverantwoorde rebellen zien, maar zo dachten de meeste burgers in Europa er niet over, ook al hielden hun regeringen nog lang vast aan de neutraliteit.
Zo werden naar het voorbeeld van ‘The London Committee’ in tal van steden comités opgericht, die acties ten voordele van de Grieken initieerden en coördineerden. De bedoeling was vooral het bijeenbrengen van geld, dat dan verder aan meer centrale comités in bijv. Den Haag, Brussel, Parijs of Genève werd overgemaakt. Ook in bijna alle belangrijke steden in de Nederlanden waren zulke comités actief, alleen niet in Gent, of ruimer, Oost-Vlaanderen, en ook in Zeeland niet. In de zeer gedocumenteerde studie van Lutgard Wagner-Heidendal (Het filhellenisme in het Koninkrijk der Nederlanden (1821-1829) uit 1972) kan men lezen dat de gouverneurs van de genoemde twee provincies zich angstvallig aan het regeringsstandpunt hebben gehouden. In Gent werkte gouverneur De Lens filhellenistische initiatieven tegen door de wet op de collectes streng naar de letter toe te passen. In mei 1826 openden de Gentse studenten een inschrijvingslijst, waarmee ze uiteindelijk 965 frank wisten te verzamelen. Maar toen zij hun geslaagde actie tot de universiteit en de professoren uit wilden breiden, kon de rector daar op advies van de gouverneur geen toestemming voor geven. In diezelfde maand mei besliste De Fonteine dus om haar dichtwedstrijd aan de dood van Lord Byron te wijden. Meer dan morele steun aan de Grieken kan men daar niet in zien, want geld leverde het niet op. Integendeel: er moest aan de winnaar een gouden ‘eerpenning’ worden verstrekt. En toch heeft, zoals we nog zullen zien, onze wedstrijd de Grieken financieel gebaat. Maar eerst nog dit: op dezelfde vergadering waarop tot het organiseren van de wedstrijd werd beslist, besloot het bestuur van De Fonteine ook tot - ik citeer - het “spelen ten voordeele der Grieken”. Men opteerde daarbij voor iets populairs, namelijk “den Deserteur, zangspel”, “gevolgd door David Teniers, blijspel met zang”. De opvoering had plaats op zondag, 11 juni, en bracht 200 frank op, die aan het Centraal Griekenlandcomité in Brussel werd overgemaakt.

De feestelijke prijsuitreiking van de wedstrijd had plaats op 24 augustus, niet toevallig ook de verjaardag van de koning. Voor het onderdeel ‘Dichtkunde’ waren vier stukken binnengekomen. Twee ervan zijn in ons archief bewaard, maar de winnaar is er niet bij. De twee bewaarde inzendingen zijn op zich interessant, maar het zou ons te ver leiden er hier op in te gaan. De winnaar werd de dichter die “Ja, wie op aard de zaak der christenheid beminnen, Betreuren Lord Byron” als zinspreuk genomen had. Uit de beoordelingen van de juryleden, die eveneens in ons archief zijn bewaard, is af te leiden dat men geaarzeld heeft om de eerste prijs aan zijn gedicht toe te kennen, en wel om zaken die in Gent gevoelig lagen. Jurylid Schrant hield het in z’n verslag nog omfloerst bij “uitweidingen, welke tot het onderwerp niet regtstreeks behooren”, maar Vervier en Van Breda zijn explicieter. Zo schrijft de eerste onder meer: “wat grond en vorm betreft zou ik geenszins aarzelen om aan dit stuk den voorkeur boven de andere toe te kennen ware niet de staatkundige leer die daarin voorkomt - misschien wat te vrijpostiglijk ontwikkeld, en kon dezelve niet aan velen als seditieus [oproerig, woelziek] voorkomen”. Het duidelijkst zegt Van Breda waar het om gaat: “door het ongepaste uitvaren tegen de Vorsten, die in Europa regeren, en dat ons glimplagchend om den Staatkundigen Tinnegieter deed denken, heeft het geheel meer het aanzien van een wapenkreet, dan van een gedicht op den Dood van Byron”. Hij is dan ook van mening dat het gedicht lof verdient maar vanwege zijn “Staatkundige ontboezemingen” niet bekroond kan worden. Uiteindelijk blijken de geopperde bezwaren De Fonteine toch niet te hebben belet het gedicht de prijs en de dichter dus de “gouden Eerepenning” te geven. Wie was de gelukkige? Bij de opening van het verzegelde briefje bleek het om een in het Friese Leeuwarden gevestigde procureur te gaan, luisterend naar de naam: Christiaan Petrus Eliza Robidé van der Aa. De man is in de Nederlandse literatuurgeschiedenis geen onbekende: in 1837 zal hij samen met de jongere Potgieter het tijdschrift De Gids oprichten. Als sociaal bewogen christen ijverde publicist en dichter Robidé van der Aa echter vooral, onder meer via de Maatschappij tot ’t Nut van ’t Algemeen, voor de algemene volksontwikkeling. Ook was hij, ik citeer, “Lid van de Hulp- Commissie tot verzameling van een fonds tot ondersteuning der Grieken, te Leeuwarden”. Wat Gent niet had - een filhelleens comité - had Leeuwarden dus wel. Met de toestemming van De Fonteine heeft Robidé zijn gedicht op de dood van Byron dan ook ten bate van de Grieken in een fraai boekje uitgegeven. Men kon het voor één gulden kopen. Uit Robidé’s brieven aan De Fonteine blijkt dat hij het ter verspreiding ook aan de Gentse kamer heeft aangeboden. Of het in (Oost-)Vlaanderen iets heeft opgeleverd, weet ik niet, maar in het Noorden ging het goed. Zo zorgden de leden van het Rotterdamse Griekenlandcomité voor de verkoop van 17 exemplaren; in Gorinchem verkocht de secretaris van het Griekencomité er 36, en in Maastricht en omgeving werden het er veertig. Uiteindelijk kon Robidé met de verkoop van zijn bekroonde dichtstuk de, volgens Wagner-Heidendal, “aanzienlijke” som van 501,55 gulden aan het centraal comité van Den Haag overmaken. Ten slotte stuurde Robidé ook een exemplaar van z’n boekje aan Jean Gabriel Eynard, de voorzitter van het Griekenlandcomité van Genève (dat als centraal station voor heel Europa fungeerde). Eynard feliciteerde de dichter met z’n werk en deelde hem mee dat hij het gedicht aan Jannis Kapodistrias, de president van de (nog niet erkende) Griekse ‘republiek’ had overgemaakt. En zo, dames en heren, hebben Robidé én De Fonteine dus de Grieken geholpen.

Om de lezer een idee te geven van, onder meer, de ‘Staatkundige ontboezemingen’ in Robidé’s boekje, volgen hier enkele citaten uit De dood van Lord Byron - Uitgegeven ten voordeele der Grieken (Leeuwarden, 1827):

Uit de Voorrede: ‘Moge dit voortbrengsel mijner Muze velen welkom zijn, dan zal het doel bereikt worden dat ik mij met deszelfs uitgave voorstelde: het vergaderen namelijk van een penningske, ter leniging van Griekenlands nood, dien geen Christen, maar allerminst een bewoner van Nederland onverschillig mag aanschouwen’.

Het gedicht (276 verzen tellende) opent als volgt:

Noch rang, noch stand geeft ooit op Aarde
Den sterfling reine menschenwaarde;
De deugd alleen, die zetelt in ’t gemoed,
Getuigt aan de Aard’ den adeldom van ’t bloed.
’t Zegt weinig, dat, ten troon verheven,
Hij heer zij over dood en leven
En heel een volk op zijne wenken beev’,
Maar veel, dat eens, na zijn verscheijen,
De menschheid bij zijn graf blijv’ schreijen,
En eeuwiglijk zijn naam in ’t dankbaar harte leev’
(dit laatste, zo suggereert de dichter, geldt met name voor Lord Byron).

Tot het strijdende, maar door ‘politiek Europa’ onbegrepen Griekenland spreekt de dichter:

Moog Staatkunde ook uw pogen wraken,
De godsdienst wraakt den kampstrijd niet
Die om uw slavenboei te slaken
En voor uw heiligst recht geschiedt.

Na het lijden van het Griekse volk onder de Turkse heerschappij te hebben geëvoceerd, volgen de verzen:

Ach! harder dan de steen uit Paros’ schoot gedolven,
Ach! kouder dan het ijs der wit besneeuwde golven
Die breken op de punt van ’s noordens laatste reê,
Vertoonde Europa zich bij d’ aanblik van uw wee!
- Kan elders vuig belang de kiem der deugd versmoren,
Nog doet Menschlievendheid haar stem der wereld hooren;
Zij, die voor menschenheil van zuivren ijver brandt,
Eischt luide hulp en troost voor ’t lijdend Griekenland.
Geen Staatzucht, hoe zij woel’, kan ooit die stem verdooven,
Want de almacht van de deugd gaat hare macht te boven.
Voor ’t hart dat angstvol klopt in purper of satijn
Moog zij of oproerkreet of ijdle wanklank zijn,
Haar nagalm roert de ziel van velen-

Ten slotte spreekt ‘De maagd van Griekenland’ tot de stervende Byron de volgende profetische troostwoorden:

Wat Staatkunde ooit verbond, wordt op Gods wil geslaakt:
De sluimerende geest der christenheid ontwaakt-
En wijl de trotsche Turk voor zijne wreedheid boet,
Wordt Griekenland door de Aarde als vrije staat begroet.

ALGEMENE VERGADERING

VERBOND KAMERS VAN RHETORICA vzw
ALGEMENE VERGADERING
06-06-2015 GERAARDSBERGEN

Aanwezig: Raadsleden : Johan De Rijck, Willy De Meyer, Dirk Coigneau, Luc Collin, Thierry Hermans, Carlo van de Water, Bauke van Halem, Nicole Gits

Koninklijke Aloude Rederijkerskamer Ste Barbara, Aalst
Koninklijke Aloude Rederijkerskamer De Catharinisten, Aalst
Rederijkerskamer Het Turfschip van Adriaen Van Bergen, Breda
Kamer Van Retorika De Gezellen van de H.Michiel, Brugge
Rederijkerskamer De Leliebloem, Brussel
Rederijkerskamer Moyses’Bosch, ‘s- Hertogenbosch
Koninklijke Souvereine Hoofdkamer van Retorica De Fonteine, Gent
Koninklijke Rederijkerskamer St.Pieter Vreugd en Deugd, Geraardsbergen
Koninklijk Prov.Groninger Rederijkersverbond, Groningen
Rederijkerskamer Trou moet Blycken, Haarlem
Rederijkerskamer Nut en Genoegen, Holwierde
Koninklijke Rederijkerskamer Tollens, Hoogesand-Sappemeer
Rederijkerskamer De Constminnende Jonckheyt, Lebbeke
Rederijkerskamer De Waag, Liedekerke
Rederijkerskamer De Wijngaard, Ronse
Rederijkerskamer De Suyghelingen van Pollus, Zottegem

Afwezig met kennisgeving :
Kamers : Rederijkerskamer De Violieren, Antwerpen
De Egelantier, Aduard

Agendapunten :

  1. Verwelkoming en goedkeuring van de agenda Welkomwoord door de Voorzitter Johan De Rijck, op de jaarlijkse verplichte statutaire vergadering in het kader van het 32ste internationaal rederijkerscongres in Geraardsbergen.

    Aantal aanwezige Kamers : 16
    Verontschuldigde Kamers : 2
    Volmachten : geen
    Gezien statutair de aanwezige kamers beslissingen kunnen nemen, ongeacht het aantal aanwezigen of volmachtdragers, kan rechtsgeldig vergaderd worden.

    De agenda wordt goedgekeurd.

  2. Werkingsverslag dienstjaar 2014 N.Gits brengt verslag uit over de werking van het Verbond tijdens het voorbije dienstjaar.
    Dit werkingsverslag wordt door de Algemene Vergadering goedgekeurd.
  3. Financiën Jaarrekening 2014
    Willy De Meyer, penningmeester, stelt de jaarrekening 2014 voor.
    De jaarrekening wordt goedgekeurd door de Algemene Vergadering.
    De Algemene Vergadering geeft haar akkoord voor de ontlasting van de beheerders.

    Voorleggen begroting 2015
    De penningmeester stelt de begroting voor het werkjaar 2015 voor.
    Deze begroting in evenwicht werd vooraf voorgelegd aan de Raad van Bestuur ter informatie tijdens de eerste vergadering van de RVB in 2015.
    De voorgestelde begroting 2015 is sluitend en wordt door de Algemene Vergadering goedgekeurd.
    Opmerking: de lidgelden komen zeer traag binnen, sommigen haken af. Het Verbond kan op geen enkele sponsoring rekenen.

  4. Voorleggen en goedkeuren gewijzigde statuten Er kwamen slechts twee reacties binnen op de voorgestelde wijzigingen van de statuten.
    Om kosten uit te sparen worden deze statutenwijzigingen en de nieuwe samenstelling van het bestuur samen gepubliceerd in het Staatsblad.
    De Algemene Vergadering keurt de voorgestelde wijzigingen van de statuten goed.

    Thierry Hermans merkt op dat wel degelijk rekening dient gehouden met de kosten van de publicatie. Met de huidige inkomsten, namelijk alleen de lidgelden, geen subsidiëring en geen sponsoring, wordt dit moeilijk werken.
    Vraag: wat met de lidgelden ? Verschillend lidgeld voor kleine en grote Kamers ?
    Voorstel vergadering : €50 voor grotere Kamers.
    RVB zal voorstel rondsturen voor ander bedrag lidgeld Kamers en toetredende leden.

    Contacten in Noord-West-Frankrijk : als hier een rederijkersvereniging kan gevonden/gesticht worden dan is er misschien kans op Europese subsidiëring (verenigingen in drie landen nodig) -> aan tafel met de Orde van de Prince.

    Het probleeem van de veroudering stelt zich; hoe jongeren aantrekken?
    J.A.Buiskool : organiseren poëzie i.s.m. de scholen - laatste jaar middelbaar onderwijs met deelnemen van->
    Laureaat KPGRV - dit levert veel publiek op en een zeer geslaagde activiteit

    Jonge mensen trekken jonge mensen aan, men moet proberen om hen vlug een kans te geven. Rederijkerskamers zijn niet meer bekend, misschien een tekort in het onderwijs ?
    Bauke van Halem : grootouders aansporen om hun kleinkinderen te vertellen over rederijkerskamers vroeger en nu.
  5. Herverkiezing Willy De Meyer, Thierry Hermans en Carlo van de Water zijn ambtshalve herverkiesbaar en hebben zich opnieuw verkiesbaar gesteld.
    Zij werden door de Algemene Vergadering met algemeenheid van stemmen herverkozen voor een nieuwe termijn van zes jaar.

  6. Tijdschrift en website - actualisering adressen/emailadressen De Voorzitter bedankt J.A.Buiskool voor het beheren van de website en Bauke van Halemvoor het opvolgen en verzorgen van het tijdschrift.
    De beschikbare contactadressen van de Kamers voor het toesturen van het tijdschrift per post en/of de gekende emailadressen dienen geactualiseerd te worden. De vraag wordt naar alle Kamers doorgestuurd.
  7. Bestuursbeslissing Wegens zijn grote verdienste i.v.m. de rederijkerij en uit respect voor zijn inzet, heeft de Raad van Bestuur beslist het ere-Voorzitterschap toe te kennen aan Emiel François.
    Tijdens de academische zitting op zondag zal hem het diploma met de titel “Ere-Voorzitter” overhandigd worden.

  8. Allerlei en Rondvraag
    • Denny Imbo: oude en slapende kamers aanspreken om opnieuw aan te sluiten
      bv.Poperinge. Hier zijn er reeds contacten.
    • Voorname taak voor het Bestuur : contact opnemen met de Kamers
    • Willem Veenhoven: vraagt dat alles duidelijk en klaar zou zijn in september voor het Rederijkersjuweel van volgend jaar, zodat dit in de jaarplanning kan ingepast worden
    • J.A.Buiskool: E.François heeft alle kamers vanaf 1450 ingebracht in een database. (gegevens uit het boek van L. Van de Velde); Dit is nu klaar - alleen de blazoenen nog te realiseren - het resultaat is reeds zichtbaar op internet - Emiel zal alles nog eens controleren aan de hand van zijn eigen bijgehouden notities en zo nodig aanvullingen maken.
      Eventueel te publiceren in boekvorm of in het tijdschrift?


    De Voorzitter sluit de vergadering, bedankt alle leden van de Algemene Vergadering voor hun aanwezigheid en wenst iedereen een aangenaam congres toe.

Contributie verhoging

In de laatste bestuursvergadering heeft het bestuur besloten om de lidgelden meer in lijn te brengen met de grootte van de verschillende kamers.
Dit betekent dat Rederijkerskamers die niet meer leden hebben dan 5 personen het lidgeld van € 30,00 per jaar blijven betalen en alle grotere kamers in ledental voortaan zal worden gevraagd om € 50,00 te gaan betalen en wel met ingang van het jaar 2016

Tenslotte

De vaste rubrieken over het fenomeen jaarzang en over Mirakels! worden vanwege het zeer lezenswaardige verhaal van Dirk Coigneau in een volgend nummer van dit tijdschrift weer ingevuld.

Een lofdicht

Hoort Poorters, Burgers, Vodden en Ghesellen
Wat dat ik hier als Peter-gast U wil vertellen
Dat mij en ook Nicole-Meter een grote eer werd toebedeeld
Om voor het internationaal befaamde beeld
Van echt het oudste Manneken , dat vol de Dender al had gepist
Voordat de Brusselse pendant z’n eerste druppelken te persen wist
Daar dus, in ’t kader van een schoon congres
Van rederijkers, kregen wij de les
Hoe rijk toch Geraardsbergs’ historie is
Voordat men mij -en ook Nicole gewis-
Met slagen van een zwaard in de Broederschap kon aanstellen
En ik voortaan van Manneken Pis in Geraardsbergen mag vertellen
Maar meer dan ’t machtig mooie Manneken, mogen de Muur, de
Mattentaart en ook de Mastellen er dus wezen
En meer nog kunt U lezen
Leren en ervaren, ergo weest verheugd
Sluit U aan bij de Koninklijke Rederijkerskamer van St Pieter
Vreugd en Deugd!