Terug naar index
Ons Camers và Rhetorike
Verantwoordelijke uitgever:
Verbond van de Kamers van Rhetorica vzw.
Arduinkaai 28
1000 Brussel
website : www.rederijkers.org
28
e jaargang nr 3, juli, augustus, september 2015
Redactie: Bauke van Halem
’t Haantje 2
4854 MV Bavel
Kopij naar:
bvh@vanhalem.nl
In dit nummer ...
Woordje van de redacteur
Beste rederijkers,
Veel leesgenoegen wens ik U allen toe in dit nummer met een
boeiende lezing van Dirk Coigneau, nabeschouwingen over het
congres in Geraardsbergen en het verslag van de Algemene
Vergadering en nog meer!
Met genegen rederijkersgroeten,
Bauke van Halem
Gezocht:kandidaat inrichters congressen, kamers die tot het Verbond
willen toetreden
Op het congres van Geraardsbergen heb ik reeds een warme oproep
gedaan om kandidaat kamers te vinden die de organisatie van een
congres op zich willen nemen.Wij zijn specifiek op zoek naar kamers
die resideren in een gemeente of semi-stad.De organisatie van zo een
congres is zeker en vast mogelijk.Getuige hiervan is de Waag uit
Liedekerke geweest die de eerste kamer was die een congres in een
gemeente heeft georganiseerd.Hebben jullie iets te vieren dan kan je
dit koppelen aan een congres.
In 2016 zijn we te gast in ’s- Hertogenbosch, in 2017 is Brussel terug
kandidaat,voor 2018 en 2019 hebben wij nog niemand.Ook voor
2020 is er nog niemand.Voor 2021 hebben de Catharinisten uit Aalst
zich andermaal kandidaat gesteld,en dit naar aanleiding van hun 130-
jarige herinstelling als kamer.
Wie neemt de handschoen op? Overwin jullie schroom,met de hulp
van het bestuur van het rederijkersverbond kunnen jullie dit vast aan.
Bij deze wil ik ook een oproep lanceren om ons namen van kamers
door te geven die in jullie buurt actief zijn, maar niet aangesloten zijn
bij het Verbond.En als het enigszins mogelijk is ook nog een
contactpersoon van deze kamer.Het is de bedoeling om al deze
kamers aan te spreken om onze gelederen te versterken, zodoende
ontwikkelen wij meer slagkracht.
Kennen jullie een kamer in jullie ruime buurt die weer heringesteld
wil worden via een plechtige ceremonie? Ook dat willen wij weten.
Of eventueel zeer actieve culturele verenigingen die zang, dichtkunst
en of theater beoefenen en interesse in het rederijkersgebeuren
betonen, laat het ons weten.
Jullie kunnen alles sturen naar ons secretariaat, naar Nicole Gits
e-mail wilfried.lissens@skynet.be of naar mezelf
johanderijck@outlook.com
Met rederijkersgroeten, Johan De Rijck,Voorzitter Verbond
Huldeblijk
Aan de Prince van de Koninklijke Rederijkerskamer St.-Pieter
Vreugd en Deugd en zijn Kamer Raden, een huldeblijk
Goed, elders staat er een te plassen, pis pis pis,
Maar die is nep, en dat is erg
Vindt men rond d'Oude Berg,
Manneke Brussel die pist mis!
Voor de chinezen is het zuur,
Ze hebben best een leuke muur,
Maar tot hun grote elgelnis
Is d a a r m e e dus van alles mis!
En nergens is men zo tevreden
Over 't eigen mattenkneden
Als men dat in Vodstad is
Alle anderen zijn ...mis!
Hier alleen zijn reuze reuzen
Andere reuzen zijn maar kneuzen,
Wijl er nooit een Baba is
En da' s bij die Pis niet Mis!
Moet ik hier de lof nog zingen
Van de worp der Krakelingen?
Wie dacht dat zulks ook elders is...
Heeft het heel erg, heel erg, mis!
Ik dacht nog: Die Prins Danny zit te pitten
Moest men achter de Vodden zitten!
Maar 'k erken mijn dom vergis:
t Werd een Juweel, ...da'k nu al mis!
Keizer Frans van het Turfschip van Adriaen van Bergen,
alias Vreugdendal te Breda
Nabeschouwing congres Geraardsbergen
Kamer van Rhetorica De Waag op congres te Geraardsbergen
Op zaterdag 6 juni 2015 zijn we na wat
omzwervingen en omleidingen in Geraardsbergen
toch op het Kasteel Oudeberg ‘Orangerie les
Roses’ geraakt. Hierdoor waren wij iets later op
de afspraak dan voorzien. Een GPS mevrouw kon
dit ook niet op voorhand weten, maar het is haar
bij deze vergeven! Het werd de start van een
aantrekkelijk en mooi programma !
Er wachtte ons een lekker geurende tas koffie als
verwelkoming door de Prince en zijn adjunct
Sandy en omstreeks 11.15u werd het 33ste
Rederijkerscongres in de Parel van de Vlaamse
Ardennen voor geopend verklaard door de
Voorzitter van het Internationaal
Rederijkersverbond, Johan De Rijck.
Terwijl de prinsen en hoofdmannen zich
afzonderden voor de jaarlijkse statutaire
vergadering, wachtte ons een presentatie over de
totstandkoming van de Geraardsbergse
mattentaart, gevolgd door een degustatie van dit
beroemde, overheerlijk, Europees erkend,
streekproduct.
Omstreeks 13.00 u daalden we af richting de
Markt langsheen de legendarische Muur en door
het mooie, rustige Heilighartpark. Eens we de
Markt bereikten, konden we het oudste plassertje,
Manneken Pis, bewonderen. Het kostuumpje, dat
werd geschonken door het Verbond, werd
plechtig onthuld door peter Bauke en meter
Nicole in het bijzijn van ondermeer de
burgemeester van Geraardsbergen en leden van de
Confrérie van de mattentaart. Enkele Rederijkers
werden opgenomen in het broederschap en zullen
voortaan door het leven gaan als ambassadeurs
van het Geraadsbergse Manneken-Pis.
Nadien waren we te gast in het stadhuis voor de
degustatie van twee lekkere streekbieren, het
“Muurken” en de “Ghulden Cop”, aangevuld met
een overvloed aan lekkere belegde broodjes.
Na deze degustatie werden wij in groepen
verdeeld om onder de kundige leiding van gidsen,
een culturele wandeling te maken langs diverse
parels van de stad, waaronder de St.
Bartholomeuskerk met het oudste schilderij “De
verheerlijking van Christus op de berg Thabor”,
welke werd opgenomen in het blazoen van St.
Pieter Vreugd & Deugd en het “Hof van
permanence” het vroegere politiekantoor en nu
toeristisch kantoor van de stad.
Langs enkele kleine steegjes en een oude
stadspoort gingen we via het park terug de muur
op. Boven wachtte ons nog het bezoek aan de
kapel van den Oudenberg en het uitzichtspunt
met oriëntatietafel van de streek. Ter plaatse
maakten we kennis met de druïdenfeestenuitleg
en tonnekensbrand. Dankjewel gidsen voor de
deskundige uiteenzetting.
‘s Avonds wachtte ons een heerlijk diner in de
“Orangerie les Roses”, een streling voor de
smaakpapillen. Nadien volgde in de tuinen van
de orangerie het hoogtepunt van de dag, het
Rederijkersjuweel. Twee kamers traden in het
strijdperk, Moyses Bosch en St. Pieter Vreugd
& Deugd. Een aangenaam kijkspel over de
perikelen van het begijntje Symforosa en haar
liefde voor de broeder-tuinman. Moyses Bosch
won het Rederijkersjuweel en de prijs van
“oude rot” voor William van dezelfde kamer.
De “jong geweld”-prijs was verdiend voor St.
Pieter Vreugd & Deugd. De avond werd
afgesloten met enkele fragmenten uit “Hallo,
Hallo” en samenzang met muzikale omlijsting
en zo eindigde een mooie eerste congresdag.
Op zondag 7 juni werden we verwelkomd met
een tas koffie of thee in de tuinen van het
kasteel, want de weergoden waren ons
bijzonder gunstig gezind.
Om 10.00 u startte de academische zitting met
een lezing van Professor André De Batselier
over hoe St. Pieter Vreugd & Deugd aan de
naam “Thaboristen” is gekomen en hun
geschiedenis door de eeuwen heen. Een zeer
verrijkende lezing waaruit we heel wat
wijsheid mochten putten, waarvoor dank.
Er volgde ook een reuzenintermezzo door
leden van de inrichtende kamer, dat ons op
ludieke wijze de geschiedenis van de reuzen
bijbracht.
De huidige Voorzitter van het Verbond bracht
vervolgens hulde aan Dhr. Emiel François
voor zijn zeer grote inzet voor het
verenigingsleven en de Rederijkerij in het
bijzonder. Hiervoor kreeg hij de titel van Ere-
Voorzitter toegewezen.
Na een heerlijke lunch volgde nog een
toespraak door Burgemeester Guido De Padt
en Kristin Vangeyte, schepen van Cultuur en
Toerisme.
Nadien werden we vergast op een optreden van “de vodden” in de
tuinen van de orangerie, “De biecht” van Cyriel Buysse. Dit kaderde
in het thema “jong en oud”. Vervolgens werd het 33ste Internationaal
Rederijkerscongres voorgesteld dat in 2016 zal plaatsvinden in ’s
Hertogenbosch. Onze kamer werd in de bloemen gezet met de
overhandiging van de bedankingsbulle van het Verbond voor de
organisatie van het 31ste Internationaal congres in 2014 te
Liedekerke. Met het slotwoord van Voorzitter Johan De Rijck werd
het congres te Geraardsbergen afgesloten.
Moe, maar voldaan, namen we afscheid van onze collega’s
congresgangers en begaven ons huiswaarts met een terugblik op een
prachtig weekend . Proficiat Geraardsbergen voor jullie grote inzet,
de gastvrijheid en jullie enthousiaste ontvangst, we houden vooral
een mooie herinnering over aan dit fijn weekend!
Hoe ‘De Fonteine’ de Grieken hielp
Door Dirk Coigneau
[Op 31 mei 2015 (Drievuldigheidszondag) had in het gebouw van de
Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in
Gent het Patroonfeest van de Gentse kamer “De Fonteine” plaats.
Schrijver dezes hield er een ‘causerie’, met als titel Hoe ‘De
Fonteine’ de Grieken hielp. Johan De Rijck, voorzitter van het
Verbond, vroeg me de tekst in ‘ons tijdschrift’ te willen publiceren.
Een meer uitgebreide versie, met verwerking van verder te
onderzoeken materiaal, hoop ik in het Jaarboek van “De Fonteine”
te kunnen bezorgen.]
“Het monster ligt verslagen”, en “lang Koning Willem leev’”: zo
klonk het bijna tweehonderd jaar geleden, om precies te zijn op 3 juli
1815, in de toneelzaal van De Fonteine, de zogenaamde
‘Parnassusberg’, op de Houtlei in Gent. Op 18 juni was bij Waterloo
de Franse legermacht verslagen en de toneelvoorstelling die De
Fonteine vijftien dagen later gaf, was dan ook bedoeld ten bate van
de gekwetste militairen, niet die van Napoleon natuurlijk, maar de
gekwetsten onder, ik citeer, “onze dappere wapenbroeders”. Naast
hun entreegeld konden de bezoekers nog een duit in het zakje doen
door zich een of meer exemplaren van een drukwerkje aan te
schaffen, een dubbelblad met de twee gedichten en het lied die bij
dezelfde gelegenheid werden voorgedragen en gezongen. Het eerste
gedicht en het lied zijn van Andries Duncan, het tweede gedicht is
van Pieter-Jan Robijn. Duncan en Robijn waren toen de belangrijkste
dichters van De Fonteine. Duncan, die ook secretaris van de kamer
was - in 1815 was hij vijftig jaar oud - was een geboren
Amsterdammer die zich in 1794, als schilder van landschappen,
stadsgezichten en stillevens, in Gent had gevestigd. In zijn gedicht,
met in het tweede vers het geciteerde “monster” dat “verslagen” ligt,
brengt hij - ze worden elk in een strofe toegesproken - hulde aan de
geallieerde legerleiders Wellington, de prins van Oranje en Blücher.
Daarbij wordt de wonde die de kroonprins aan z’n schouder had
opgelopen met het vers “Gij deed voor ons geluk uw bloed bij
stromen vloeien” wel erg heroïsch opengetrokken. In het lied zijn
alle strofen aan Wellington, de opperbevelhebber van de Engels-
Nederlandse troepen gewijd, maar de Kroonprins komt toch nog
even langs, en wel, alweer, als diegene die, “vol van moed”, “aan het
hoofd der dappre Belgen” “tot ’s dwinglands schrik vergoot zijn
bloed”. In het gedicht van Robijn lijken de woorden “het Neerlands
Heldental, door Pruis en Brit gesterkt” de reële verhoudingen op het
slagveld om te keren, maar deze tekst, die eindigt met “lang Koning
Willem leev’”, plaatst nu eenmaal het sedert 16 maart onder Willem I
verenigde Koninkrijk centraal als hét land dat zich tegen de “dolle
Korsikaen” te verdedigen had. Merkwaardig is het ook om te zien
hoe Robijn, die tijdens de Revolutiejaren in Parijs had gestudeerd en
in 1795 als overtuigd republikein en vrijzinnige naar Gent was
teruggekeerd, nu - hij is in 1815 47 jaar oud - het vijandige leger als
een troep “vuige vorstverraders” en “eer- en trouw- en deugd- en
kerk- en godversmaders” karakteriseert! Wel blijft Robijn verder -
hij sterft in 1823 - een trouwe Orangist en liberaal. Rechtlijnig is hij
in ieder geval altijd geweest in zijn verdediging van de Nederlandse
taal. Nog in volle Franse tijd, in 1810, durft hij, ik citeer, “de vlegels
die het neêrlands durven doemen” aan te vallen en de Fransen als
“zwetsers” neer te zetten. En in 1811, zij het in een besloten
samenkomst van eigen leden - meer was De Fonteine, die sedert het
sluiten, in 1806, van alle Vlaamse schouwburgen feitelijk was
afgeschaft, niet toegestaan - wakkerde Robijn de jongeren aan met
woorden als:
Toont ons krachtdadig, dat de Nederlandsche taal,
- ’t wordt tijd dat ze in dees stad ook eenmaal zegepraal -
in rijk- en duidlijkheid voor geene hoeft te wijken
en doet het zwetsersrot voor haar den wimpel strijken.
“’t Wordt tijd dat ze in dees stad ook eenmaal zegepraal”: daar heeft
Robijn toch nog even op moeten wachten. Onder haar Fransgezinde
voorzitter François Stobbelaers (hij had een ‘bonnetterie’ op de Korte
Munt, wat misschien veel verklaart), werd De Fonteine in 1812 weer
officieel erkend, maar dan wel, dansend naar het pijpen van Parijs,
als een ‘Société’ die, zoals artikel 2 van haar Règlement
Fondamental het uitdrukt, “tend principalement à la propagation de
la langue française”. Later, toen De Fonteine onder de bescherming
van Willem I een ‘Koninklijke maatschappij’ zou worden, is dit
artikel herschreven tot: “de - Maatschappij van Rhetorica te Gend
- is bijzonderlijk aan de uitbreiding der Nederlandsche Tale
toegewijd”.
Al in 1814, nadat de Franse militairen en ambtenaren Gent hadden
verlaten, wou Stobbelaers geen voorzitter en zelfs geen lid van De
Fonteine meer zijn. Hij werd vervangen door Pierre (later ‘Pieter’)
Lejeune, procureur bij de rechtbank van eerste aanleg te Gent. Met
hem wordt de ‘restauratie’ wel heel concreet. Lejeune was namelijk
ook al voorzitter geweest in de jaren 1793 tot ’95, jaren waarin De
Fonteine zich nog een ‘Genootschap ter bevoordering der
Nederduytsche Letterkunde‘ noemde. Klaarde de hemel voor De
Fonteine dus in 1814 op, met de terugkeer van Napoleon scheen, ik
citeer naar het eerste vers van Robijns gedicht van 1815, “dezen
Staat” “een zwarte en donkre wolk” “te treffen”. Maar gelukkig was
er Wellington. In zijn ‘Dichtoffer aan de verlossers van Nederland’
betrekt Duncan in zijn dank aan de Britse veldheer ook de
‘Rhetorica’:
Ja, onverganklijk Held! door dankbaarheid gedreven,
Komt ook Rhetorica verschuldigde eer u geven;
Al ’t geen gij hebt gedaan is ook voor ons geschied!
Aanvaard dan ’t offer dat de erkentnis ons gebied.
Met andere woorden: in Waterloo triomfeerde ook ‘onze Rhetorica’,
De Fonteine dus. En het moet gezegd: na 1815 was de tijd voorbij
“dat het”, zoals Pieter Lejeune het in een terugblik formuleert, “ons
alleen geoorloofd was met toestemming der overheid onze taal te
spreken”. Vrij om haar vleugels in het Nederlands uit te slaan,
vormden de vijftien jaren die volgden voor De Fonteine een
bloeiperiode, waarin ze door de vorst niet alleen met een koninklijke
titel, maar ook met financiële steun begunstigd werd. Op 10 mei
1823 was de koning zelf aanwezig op een voorstelling van De
Fonteine in de grote schouwburg op de Kouter. De kranten merkten
op dat hij tot het einde van de opvoering van de twee stukken bleef:
kennelijk een bijzondere gunst of prestatie! Nauw werkte De
Fonteine in deze periode ook samen met professoren van de in 1817
gestichte Universiteit. Onder hen, als bestuurslid of dienstverlenend:
Jan Matthijs Schrant, hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde; de
medicus Jacques Kesteloot; de botanicus, geoloog en paleontoloog
Jacob van Breda, en de Fransman Louis-Vincent Raoul, hoogleraar
Frans, geschiedenis en Latijnse literatuur. In augustus 1819 mocht de
jongere dichter-Fonteinist Karel Vervier dan ook bij het leggen van
de eerste steen van de aula van de Universiteit zijn ‘Lierzang’
voorlezen. En dan waren er natuurlijk de vele wedstrijden. Wat in de
Franse tijd helemaal uit den boze was, het organiseren van
toneelwedstrijden, lukte De Fonteine tijdens het Verenigd Koninkrijk
tot drie keer toe. Daarnaast waren er verschillende wedstrijden voor
meer individuele prestaties. Op één daarvan wil ik nu verder de
aandacht richten: de wedstrijd van 1826.
Zoals steeds bestond ook deze wedstrijd uit verschillende disciplines
- declamatie, paleografie, enz. - maar ik beperk me hier tot het
onderdeel ‘Dichtkunde’. Op haar vergadering van 8 mei, zo lezen we
in het ‘Bericht’ dat de wedstrijd bekend maakte, besliste De
Fonteine “een gouden Eerpenning voor het best gekeurde Dichtstuk
op den dood van Lord BYRON” uit te loven. De tekst, in het
Nederlands, moest tegen 15 juli, ondertekend met een zinspreuk, aan
de secretaris van de kamer worden toegezonden, samen met een
verzegeld briefje, met daarop nog eens de spreuk en binnenin de
naam en het adres van de schrijver. Een elegisch onderwerp was bij
dichtwedstrijden van rederijkerskamers niet ongewoon, maar dat was
dan meestal naar aanleiding van het recente overlijden van een
plaatselijke bekende. Hier ging het om de dood, meer dan twee jaar
geleden, op 19 april 1824, van de internationaal vermaarde Engelse
dichter Lord Byron. Hoewel de invloed van zijn werk zich in de
Nederlandse literatuur vooral pas vanaf 1830 zal manifesteren, was
Byron toch ook al tijdens zijn leven bij ons als dichter en als
excentrieke society-figuur bekend. Het is echter zijn dood,
waarschijnlijk het gevolg van malaria of de ziekte van lyme, in het
Griekse plaatsje Messolongi, waar hij naartoe was gegaan om er in
de vrijheidsoorlog te dienen, die hem tot een icoon, een ware held
van het filhellenisme maakte. Met de keuze voor de dood van Lord
Byron als onderwerp sloot De Fonteine dan ook duidelijk bij deze
internationale beweging, die in 1826 juist haar hoogtepunt kende,
aan.
De vrijheidsoorlog van de Grieken tegen het Turks-Ottomaanse
bewind begon in april 1821 en eindigde eigenlijk samen met de
Russisch-Turkse oorlog van 1828-29, waarna Griekenland in 1830
als een soeverein koninkrijk (het gaat dan om iets minder dan de
helft van het huidige grondgebied) werd erkend. Al die jaren waren
de Griekse kwestie en strijd bij ons en in de ons omringende landen
voorpaginanieuws. Terwijl de Alliantie van de Europese
mogendheden de opstand eerst als rebellie tegen een wettige en
bevriende heerser veroordeelde en later, om economische redenen en
uit wederzijds wantrouwen, vooral de vrede, het status quo en de
neutraliteit werden verdedigd, konden de Grieken steeds meer op de
sympathie van een groot deel van de bevolking in Europa en de
Verenigde Staten rekenen. Verschillende motieven kunnen in deze
door journalisten, publicisten, dichters en kunstenaars aangestuurde
en vormgegeven ‘sympathie’ worden onderscheiden: religieuze
motieven (de tegenstelling Christendom-Islam), historisch-culturele
(de moderne Grieken geïdealiseerd als de nazaten van de wijze en
moedige helden uit de tijd van Pericles en Leonidas, en als ze dat in
werkelijkheid toch nog maar weinig blijken te zijn, zo luidt de
redenering, dan is dat het gevolg van eeuwen Turks bestuur; eenmaal
daarvan bevrijd zal het oude Hellas als een feniks uit z’n as
herrijzen), politiek-liberale motieven (de strijd voor vrijheid en
grondwettelijkheid tegenover oosterse willekeur en despotisme; bij
ons trekt men daarbij ook graag de parallel met de opstand tegen de
Spaanse en Franse tirannie) en, ten slotte, motieven van algemeen-
menselijke aard (de afschuw van wreedheden, geweld en bepaalde
vormen van slavernij). Elkaar in hun effect versterkend, hebben een
drietal gebeurtenissen en de berichtgeving erover ertoe bijgedragen
dat het filhellenisme in 1826, het jaar van onze wedstrijd, zijn
hoogtepunt bereikte. De gebeurtenissen kunnen met de namen
‘Chios’, ‘Lord Byron’ en ‘Messolongi’ worden weergegeven. Het
zijn namen die in de toenmalige literatuur en kunst niet zonder
resonantie bleven. Een schok ging door Europa bij het horen van het
nieuws over de Turkse wraakactie en het bloedbad dat, van april tot
juli 1822, werd aangericht op het eiland Chios (men denke aan de
Massacre de Scio van Eugène Delacroix, door sommigen ook wel de
‘massacre de la peinture’ genoemd). De tragedie ‘Chios’ leidde tot
de oprichting van ‘The London Greek Committee’, waarvan Lord
Byron de vertegenwoordiger op Griekse bodem werd. Het
‘Committee’ wist in 1824 een eerste staatslening van 800.000 pond
voor de Grieken te verkrijgen. Het geld zou door Byron worden
beheerd, maar hij stierf zes dagen voor de overdracht. Het zou later
vooral aan particuliere belangen worden verkwanseld. Byron stierf in
1824 op 36-jarige leeftijd. Bijna als een knaap nog heeft de Brugse
schilder Joseph Odevaere hem, romantiserend, op z’n doodsbed
afgebeeld. Jongemannen, veel Duitse studenten, trokken in 1822-23
als vrijwilliger naar Griekenland. Sommigen sneuvelden, anderen
kwamen geheel gedesillusioneerd terug, maar Byron, de meest
vermaarde onder de vrijwilligers, bleef inspireren. Hij stierf in
Messolongi. Juist deze symbolische, maar ook strategisch belangrijke
stad valt, na een maandenlange belegering en uithongering, op 23
april 1826, in handen van de Turks-Egyptische coalitie. Liever dan
zich over te geven, blazen de achtergeblevenen zichzelf op. Een
theatrale daad, maar voor de rest lijkt alles verloren.
‘Net goed’, zal kanselier Metternich, de leidende figuur binnen de
Alliantie, hebben gedacht. Hij bleef in de Grieken onverantwoorde
rebellen zien, maar zo dachten de meeste burgers in Europa er niet
over, ook al hielden hun regeringen nog lang vast aan de neutraliteit.
Zo werden naar het voorbeeld van ‘The London Committee’ in tal
van steden comités opgericht, die acties ten voordele van de Grieken
initieerden en coördineerden. De bedoeling was vooral het
bijeenbrengen van geld, dat dan verder aan meer centrale comités in
bijv. Den Haag, Brussel, Parijs of Genève werd overgemaakt. Ook
in bijna alle belangrijke steden in de Nederlanden waren zulke
comités actief, alleen niet in Gent, of ruimer, Oost-Vlaanderen, en
ook in Zeeland niet. In de zeer gedocumenteerde studie van Lutgard
Wagner-Heidendal (Het filhellenisme in het Koninkrijk der
Nederlanden (1821-1829) uit 1972) kan men lezen dat de
gouverneurs van de genoemde twee provincies zich angstvallig aan
het regeringsstandpunt hebben gehouden. In Gent werkte gouverneur
De Lens filhellenistische initiatieven tegen door de wet op de
collectes streng naar de letter toe te passen. In mei 1826 openden de
Gentse studenten een inschrijvingslijst, waarmee ze uiteindelijk 965
frank wisten te verzamelen. Maar toen zij hun geslaagde actie tot de
universiteit en de professoren uit wilden breiden, kon de rector daar
op advies van de gouverneur geen toestemming voor geven. In
diezelfde maand mei besliste De Fonteine dus om haar dichtwedstrijd
aan de dood van Lord Byron te wijden. Meer dan morele steun aan
de Grieken kan men daar niet in zien, want geld leverde het niet op.
Integendeel: er moest aan de winnaar een gouden ‘eerpenning’
worden verstrekt. En toch heeft, zoals we nog zullen zien, onze
wedstrijd de Grieken financieel gebaat. Maar eerst nog dit: op
dezelfde vergadering waarop tot het organiseren van de wedstrijd
werd beslist, besloot het bestuur van De Fonteine ook tot - ik citeer -
het “spelen ten voordeele der Grieken”. Men opteerde daarbij voor
iets populairs, namelijk “den Deserteur, zangspel”, “gevolgd door
David Teniers, blijspel met zang”. De opvoering had plaats op
zondag, 11 juni, en bracht 200 frank op, die aan het Centraal
Griekenlandcomité in Brussel werd overgemaakt.
De feestelijke prijsuitreiking van de wedstrijd had plaats op 24
augustus, niet toevallig ook de verjaardag van de koning. Voor het
onderdeel ‘Dichtkunde’ waren vier stukken binnengekomen. Twee
ervan zijn in ons archief bewaard, maar de winnaar is er niet bij. De
twee bewaarde inzendingen zijn op zich interessant, maar het zou ons
te ver leiden er hier op in te gaan. De winnaar werd de dichter die
“Ja, wie op aard de zaak der christenheid beminnen, Betreuren Lord
Byron” als zinspreuk genomen had. Uit de beoordelingen van de
juryleden, die eveneens in ons archief zijn bewaard, is af te leiden dat
men geaarzeld heeft om de eerste prijs aan zijn gedicht toe te kennen,
en wel om zaken die in Gent gevoelig lagen. Jurylid Schrant hield het
in z’n verslag nog omfloerst bij “uitweidingen, welke tot het
onderwerp niet regtstreeks behooren”, maar Vervier en Van Breda
zijn explicieter. Zo schrijft de eerste onder meer: “wat grond en vorm
betreft zou ik geenszins aarzelen om aan dit stuk den voorkeur boven
de andere toe te kennen ware niet de staatkundige leer die daarin
voorkomt - misschien wat te vrijpostiglijk ontwikkeld, en kon
dezelve niet aan velen als seditieus [oproerig, woelziek] voorkomen”.
Het duidelijkst zegt Van Breda waar het om gaat: “door het
ongepaste uitvaren tegen de Vorsten, die in Europa regeren, en dat
ons glimplagchend om den Staatkundigen Tinnegieter deed denken,
heeft het geheel meer het aanzien van een wapenkreet, dan van een
gedicht op den Dood van Byron”. Hij is dan ook van mening dat het
gedicht lof verdient maar vanwege zijn “Staatkundige
ontboezemingen” niet bekroond kan worden. Uiteindelijk blijken de
geopperde bezwaren De Fonteine toch niet te hebben belet het
gedicht de prijs en de dichter dus de “gouden Eerepenning” te geven.
Wie was de gelukkige? Bij de opening van het verzegelde briefje
bleek het om een in het Friese Leeuwarden gevestigde procureur te
gaan, luisterend naar de naam: Christiaan Petrus Eliza Robidé van
der Aa. De man is in de Nederlandse literatuurgeschiedenis geen
onbekende: in 1837 zal hij samen met de jongere Potgieter het
tijdschrift De Gids oprichten. Als sociaal bewogen christen ijverde
publicist en dichter Robidé van der Aa echter vooral, onder meer via
de Maatschappij tot ’t Nut van ’t Algemeen, voor de algemene
volksontwikkeling. Ook was hij, ik citeer, “Lid van de Hulp-
Commissie tot verzameling van een fonds tot ondersteuning der
Grieken, te Leeuwarden”. Wat Gent niet had - een filhelleens comité
- had Leeuwarden dus wel. Met de toestemming van De Fonteine
heeft Robidé zijn gedicht op de dood van Byron dan ook ten bate van
de Grieken in een fraai boekje uitgegeven. Men kon het voor één
gulden kopen. Uit Robidé’s brieven aan De Fonteine blijkt dat hij het
ter verspreiding ook aan de Gentse kamer heeft aangeboden. Of het
in (Oost-)Vlaanderen iets heeft opgeleverd, weet ik niet, maar in het
Noorden ging het goed. Zo zorgden de leden van het Rotterdamse
Griekenlandcomité voor de verkoop van 17 exemplaren; in
Gorinchem verkocht de secretaris van het Griekencomité er 36, en in
Maastricht en omgeving werden het er veertig. Uiteindelijk kon
Robidé met de verkoop van zijn bekroonde dichtstuk de, volgens
Wagner-Heidendal, “aanzienlijke” som van 501,55 gulden aan het
centraal comité van Den Haag overmaken. Ten slotte stuurde Robidé
ook een exemplaar van z’n boekje aan Jean Gabriel Eynard, de
voorzitter van het Griekenlandcomité van Genève (dat als centraal
station voor heel Europa fungeerde). Eynard feliciteerde de dichter
met z’n werk en deelde hem mee dat hij het gedicht aan Jannis
Kapodistrias, de president van de (nog niet erkende) Griekse
‘republiek’ had overgemaakt. En zo, dames en heren, hebben Robidé
én De Fonteine dus de Grieken geholpen.
Om de lezer een idee te geven van, onder meer, de ‘Staatkundige
ontboezemingen’ in Robidé’s boekje, volgen hier enkele citaten uit
De dood van Lord Byron - Uitgegeven ten voordeele der Grieken
(Leeuwarden, 1827):
Uit de Voorrede: ‘Moge dit voortbrengsel mijner Muze velen
welkom zijn, dan zal het doel bereikt worden dat ik mij met deszelfs
uitgave voorstelde: het vergaderen namelijk van een penningske, ter
leniging van Griekenlands nood, dien geen Christen, maar allerminst
een bewoner van Nederland onverschillig mag aanschouwen’.
Het gedicht (276 verzen tellende) opent als volgt:
Noch rang, noch stand geeft ooit op Aarde
Den sterfling reine menschenwaarde;
De deugd alleen, die zetelt in ’t gemoed,
Getuigt aan de Aard’ den adeldom van ’t bloed.
’t Zegt weinig, dat, ten troon verheven,
Hij heer zij over dood en leven
En heel een volk op zijne wenken beev’,
Maar veel, dat eens, na zijn verscheijen,
De menschheid bij zijn graf blijv’ schreijen,
En eeuwiglijk zijn naam in ’t dankbaar harte leev’
(dit laatste, zo suggereert de dichter, geldt met name voor Lord
Byron).
Tot het strijdende, maar door ‘politiek Europa’ onbegrepen
Griekenland spreekt de dichter:
Moog Staatkunde ook uw pogen wraken,
De godsdienst wraakt den kampstrijd niet
Die om uw slavenboei te slaken
En voor uw heiligst recht geschiedt.
Na het lijden van het Griekse volk onder de Turkse heerschappij te
hebben geëvoceerd, volgen de verzen:
Ach! harder dan de steen uit Paros’ schoot gedolven,
Ach! kouder dan het ijs der wit besneeuwde golven
Die breken op de punt van ’s noordens laatste reê,
Vertoonde Europa zich bij d’ aanblik van uw wee!
- Kan elders vuig belang de kiem der deugd versmoren,
Nog doet Menschlievendheid haar stem der wereld hooren;
Zij, die voor menschenheil van zuivren ijver brandt,
Eischt luide hulp en troost voor ’t lijdend Griekenland.
Geen Staatzucht, hoe zij woel’, kan ooit die stem verdooven,
Want de almacht van de deugd gaat hare macht te boven.
Voor ’t hart dat angstvol klopt in purper of satijn
Moog zij of oproerkreet of ijdle wanklank zijn,
Haar nagalm roert de ziel van velen-
Ten slotte spreekt ‘De maagd van Griekenland’ tot de stervende
Byron de volgende profetische troostwoorden:
Wat Staatkunde ooit verbond, wordt op Gods wil geslaakt:
De sluimerende geest der christenheid ontwaakt-
En wijl de trotsche Turk voor zijne wreedheid boet,
Wordt Griekenland door de Aarde als vrije staat begroet.
ALGEMENE VERGADERING
VERBOND KAMERS VAN RHETORICA vzw
ALGEMENE VERGADERING
06-06-2015 GERAARDSBERGEN
Aanwezig: Raadsleden : Johan De Rijck, Willy De Meyer, Dirk
Coigneau, Luc Collin, Thierry Hermans, Carlo van de Water, Bauke
van Halem, Nicole Gits
Koninklijke Aloude Rederijkerskamer Ste Barbara, Aalst
Koninklijke Aloude Rederijkerskamer De Catharinisten, Aalst
Rederijkerskamer Het Turfschip van Adriaen Van Bergen, Breda
Kamer Van Retorika De Gezellen van de H.Michiel, Brugge
Rederijkerskamer De Leliebloem, Brussel
Rederijkerskamer Moyses’Bosch, ‘s- Hertogenbosch
Koninklijke Souvereine Hoofdkamer van Retorica De Fonteine, Gent
Koninklijke Rederijkerskamer St.Pieter Vreugd en Deugd,
Geraardsbergen
Koninklijk Prov.Groninger Rederijkersverbond, Groningen
Rederijkerskamer Trou moet Blycken, Haarlem
Rederijkerskamer Nut en Genoegen, Holwierde
Koninklijke Rederijkerskamer Tollens, Hoogesand-Sappemeer
Rederijkerskamer De Constminnende Jonckheyt, Lebbeke
Rederijkerskamer De Waag, Liedekerke
Rederijkerskamer De Wijngaard, Ronse
Rederijkerskamer De Suyghelingen van Pollus, Zottegem
Afwezig met kennisgeving :
Kamers : Rederijkerskamer De Violieren, Antwerpen
De Egelantier, Aduard
Agendapunten :
- Verwelkoming en goedkeuring van de agenda
Welkomwoord door de Voorzitter Johan De Rijck, op de jaarlijkse
verplichte statutaire vergadering in het kader van het 32ste
internationaal rederijkerscongres in Geraardsbergen.
Aantal aanwezige Kamers : 16
Verontschuldigde Kamers : 2
Volmachten : geen
Gezien statutair de aanwezige kamers beslissingen kunnen nemen,
ongeacht het aantal aanwezigen of volmachtdragers, kan rechtsgeldig vergaderd worden.
De agenda wordt goedgekeurd.
- Werkingsverslag dienstjaar 2014
N.Gits brengt verslag uit over de werking van het Verbond tijdens
het voorbije dienstjaar.
Dit werkingsverslag wordt door de Algemene Vergadering
goedgekeurd.
- Financiën
Jaarrekening 2014
Willy De Meyer, penningmeester, stelt de jaarrekening 2014 voor.
De jaarrekening wordt goedgekeurd door de Algemene Vergadering.
De Algemene Vergadering geeft haar akkoord voor de ontlasting van
de beheerders.
Voorleggen begroting 2015
De penningmeester stelt de begroting voor het werkjaar 2015 voor.
Deze begroting in evenwicht werd vooraf voorgelegd aan de Raad
van Bestuur ter informatie tijdens de eerste vergadering van de RVB
in 2015.
De voorgestelde begroting 2015 is sluitend en wordt door de
Algemene Vergadering goedgekeurd.
Opmerking: de lidgelden komen zeer traag binnen, sommigen haken
af. Het Verbond kan op geen enkele sponsoring rekenen.
- Voorleggen en goedkeuren gewijzigde statuten
Er kwamen slechts twee reacties binnen op de voorgestelde
wijzigingen van de statuten.
Om kosten uit te sparen worden deze statutenwijzigingen en de
nieuwe samenstelling van het bestuur samen gepubliceerd in het
Staatsblad.
De Algemene Vergadering keurt de voorgestelde wijzigingen van de
statuten goed.
Thierry Hermans merkt op dat wel degelijk rekening dient gehouden
met de kosten van de publicatie. Met de huidige inkomsten, namelijk
alleen de lidgelden, geen subsidiëring en geen sponsoring, wordt dit
moeilijk werken.
Vraag: wat met de lidgelden ? Verschillend lidgeld voor kleine en
grote Kamers ?
Voorstel vergadering : €50 voor grotere Kamers.
RVB zal voorstel rondsturen voor ander bedrag lidgeld Kamers en
toetredende leden.
Contacten in Noord-West-Frankrijk : als hier een
rederijkersvereniging kan gevonden/gesticht worden dan is er
misschien kans op Europese subsidiëring (verenigingen in drie
landen nodig) -> aan tafel met de Orde van de Prince.
Het probleeem van de veroudering stelt zich; hoe jongeren
aantrekken?
J.A.Buiskool : organiseren poëzie i.s.m. de scholen - laatste jaar
middelbaar onderwijs met deelnemen van->
Laureaat KPGRV - dit levert veel publiek op en een zeer geslaagde
activiteit
Jonge mensen trekken jonge mensen aan, men moet proberen om hen
vlug een kans te geven. Rederijkerskamers zijn niet meer bekend,
misschien een tekort in het onderwijs ?
Bauke van Halem : grootouders aansporen om hun kleinkinderen te
vertellen over rederijkerskamers vroeger en nu.
- Herverkiezing
Willy De Meyer, Thierry Hermans en Carlo van de Water zijn
ambtshalve herverkiesbaar en hebben zich opnieuw verkiesbaar
gesteld.
Zij werden door de Algemene Vergadering met algemeenheid van
stemmen herverkozen voor een nieuwe termijn van zes jaar.
- Tijdschrift en website - actualisering adressen/emailadressen
De Voorzitter bedankt J.A.Buiskool voor het beheren van de website
en Bauke van Halemvoor het opvolgen en verzorgen van het
tijdschrift.
De beschikbare contactadressen van de Kamers voor het toesturen
van het tijdschrift per post
en/of de gekende emailadressen dienen geactualiseerd te worden. De
vraag wordt naar alle Kamers doorgestuurd.
- Bestuursbeslissing
Wegens zijn grote verdienste i.v.m. de rederijkerij en uit respect voor
zijn inzet, heeft de Raad van Bestuur beslist het ere-Voorzitterschap
toe te kennen aan Emiel François.
Tijdens de academische zitting op zondag zal hem het diploma met
de titel “Ere-Voorzitter” overhandigd worden.
- Allerlei en Rondvraag
- Denny Imbo: oude en slapende kamers aanspreken om opnieuw aan te sluiten
bv.Poperinge. Hier zijn er reeds contacten.
- Voorname taak voor het Bestuur : contact opnemen met de Kamers
- Willem Veenhoven: vraagt dat alles duidelijk en klaar zou zijn in
september voor het Rederijkersjuweel van volgend jaar, zodat dit in de jaarplanning
kan ingepast worden
- J.A.Buiskool: E.François heeft alle kamers vanaf 1450 ingebracht
in een database. (gegevens uit het boek van L. Van de Velde); Dit is nu klaar -
alleen de blazoenen nog te realiseren - het resultaat is reeds zichtbaar op internet - Emiel zal
alles nog eens controleren aan de hand van zijn eigen bijgehouden notities en zo nodig
aanvullingen maken.
Eventueel te publiceren in boekvorm of in het tijdschrift?
De Voorzitter sluit de vergadering, bedankt alle leden van de
Algemene Vergadering voor hun aanwezigheid en wenst iedereen
een aangenaam congres toe.
Contributie verhoging
In de laatste bestuursvergadering heeft het bestuur besloten om de
lidgelden meer in lijn te brengen met de grootte van de verschillende
kamers.
Dit betekent dat Rederijkerskamers die niet meer leden hebben dan 5
personen het lidgeld van € 30,00 per jaar blijven betalen en alle
grotere kamers in ledental voortaan zal worden gevraagd om € 50,00
te gaan betalen en wel met ingang van het jaar 2016
Tenslotte
De vaste rubrieken over het fenomeen jaarzang en over Mirakels!
worden vanwege het zeer lezenswaardige verhaal van Dirk Coigneau
in een volgend nummer van dit tijdschrift weer ingevuld.
Een lofdicht
Hoort Poorters, Burgers, Vodden en Ghesellen
Wat dat ik hier als Peter-gast U wil vertellen
Dat mij en ook Nicole-Meter een grote eer werd toebedeeld
Om voor het internationaal befaamde beeld
Van echt het oudste Manneken , dat vol de Dender al had gepist
Voordat de Brusselse pendant z’n eerste druppelken te persen wist
Daar dus, in ’t kader van een schoon congres
Van rederijkers, kregen wij de les
Hoe rijk toch Geraardsbergs’ historie is
Voordat men mij -en ook Nicole gewis-
Met slagen van een zwaard in de Broederschap kon aanstellen
En ik voortaan van Manneken Pis in Geraardsbergen mag vertellen
Maar meer dan ’t machtig mooie Manneken, mogen de Muur, de
Mattentaart en ook de Mastellen er dus wezen
En meer nog kunt U lezen
Leren en ervaren, ergo weest verheugd
Sluit U aan bij de Koninklijke Rederijkerskamer van St Pieter
Vreugd en Deugd!