0 camers3e21






Terug naar index

Ons Camers và Rhetorike


1

Een woordje van onze voorzitter

Het lijkt wel of onze samenlevingsmaatschappij wordt gestraft met de diverse plagen van Egypte. Wanneer je dagdagelijks de krant openslaat of de nieuwsberichten volgt op TV, of door het lezen van de berichten op de sociale media.

Toen ik aan het schrijven van dit voorwoordje begon, kreeg ik hierdoor een automatische reflectie en terug het beeld voor ogen van een opvoering van een theaterstuk dat wij tijdens onze leerplannen Nederlands mochten ( of toen moesten?) meemaken . Het zinnespel heette : “Den Spyeghel Der Salicheyt van Elckerlyc“. Het werd opgevoerd in de toenmalige beursschouwburg te Brussel. De voorstelling nam een aanvang met acteurs en actrices die met een spiegel in de zaal rondliepen en je de kans gaven om even je spiegelbeeld te bewonderen. Op theatervlak iets vernieuwends in die tijd ondanks de heugelijke ouderdom van het stuk zelf.

Dit maakte toch wel indruk op knapen van 17 jaar, destijds met wat minder kilo’s, nog meer veren op ons hoofd en nog geen kraaienpootjes rond de oogleden. Jongens die aan de vooravond stonden van de ontdekking van het ware leven.

En daarom dacht ik bij mezelf: “Wat zou het zijn, mocht men de mensheid nu vandaag deze spiegel voorhouden om te ontdekken wat hun specifieke aandeel is in deze plagen ?“ Zou het besef dan komen wat er fout liep en wat wij a priori hadden kunnen doen om deze desastreuze zaken te vermijden?

Meer dan anderhalf jaar worden wij gegijzeld door een virus dat zich vooral door onze manier van reizen, wereldwijd sneller verspreidde dan het licht. Wanneer je enkele landen in Azië bezocht hebt, kreeg je telkens een cultuurschok wanneer je door de plaatselijke markten liep. Al wat poten of vleugels had, leefde op het land, in de zee of in de lucht werd er met smaak verorberd. Kende het virus hier zijn ontstaan, of in de vleermuisgrotten? De vleermuizen werden behandeld alsof ze de profeet in hoogst eigen persoon waren.

2 Of zou het dan toch een chemisch wapen zijn ontwikkeld in een of ander Chinees lab, wat ontsnapte uit het labo of bewust op de wereld werd losgelaten, waar voormalig President Trump op alludeerde? “Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, in hoeverre zijn we voor de supersnelle verspreiding zelf verantwoordelijk ?“

Recent werd Nederland geconfronteerd met het afschuwelijke en erg verwerpelijke feit dat de heer Peter R. De Vries koelbloedig werd afgemaakt in de straten van Amsterdam. Terwijl de heer De Vries het enkel goed voorhad met onze samenleving en hardnekkig de enige echte waarheid telkens wou boven spitten . “Spiegeltje,spiegeltje aan de wand , ligt de hebberigheid en het snel geldgewin door verhandeling van drugs en de aangeboren aanleg voor criminele daden van sommige individuen in onze samenleving hiervoor aan de basis “? Misschien zou de spiegel ons de waarheid kunnen vertellen!

Door de start van de industrialisering wereldwijd begonnen wij vorige eeuw met zijn allen onze rivieren door de vele lozingen van onze afvalwaters te vergiftigen . Ook de industrie liet zich niet onbetuigd en deed haar duit in de rivieren . Het leven ging dood in onze rivieren bij gebrek aan de nodige zuurstof ,vissen stierven.

De tweeverdieners binnen éénzelfde gezin maakten het mogelijk dat er per gezin twee auto’s voor de deur stonden, reizen werd een stuk socialer en goedkoper. Massaal namen wij het vliegtuig en verkenden de verre horizonten . Gevolg de vele CO2 uitstoot deden gaten in onze beschermende dampkring ontstaan . De opwarming van de aarde werd een feit !

Met als gevolg de vele alles verwoestende stormen, orkanen, tyfoons en de ongekende huidige regenbuien . Plaatselijk tweehonderd of meer liters water per m2 meter plensden naar beneden .De rivieren traden in een mum van tijd buiten hun oevers in België meer bepaald in Wallonië, Nederland, Duitsland, nadien aan de Vlaamse kust , vervolgens werd Oostenrijk geteisterd en als voorlopig laatste land Italië – aan het Comomeer. Dit alles gepaard gaande met een hele boel ellende en veel menselijk- en materieel leed.

3 “Spiegeltje, spiegeltje aan de wand , zijn wij hier ieder van ons, voor een deel niet verantwoordelijk voor“?

Gelukkig bestaat de hobby van de vele rederijkers, die nog resideren in Vlaanderen en Nederland, erin om weer hoopvol uit te kijken naar een nieuw cultureel seizoen, dat misschien toch wel wat soelaas kan brengen in deze sombere tijden.

Met als belangrijkste onderdeel ons ééndaags congres te Gent op zaterdag 9 oktober 2021. Mocht u zich nog niet hebben ingeschreven, aarzel niet om u op de valreep nog in te schrijven.

Met alle mensen van goede wil keren wij het tij en durven wij weer hoopvol aan de spiegel vragen :“Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, zeg mij eens wat het mooie aan onze samenleving is “?

Tot weldra
Johan De Rijck, verbondsvoorzitter

I N H O U D S O P G A V E

1. Een woordje van onze voorzitter
4. Inhoudsopgave
Waar dit nummer over gaat
5. Kamernieuws
- van KTV De Noordstar
- van De Wijngaard
- van St. Pieter Vreugd en Deugd
15. Verzentaal
16. In de Schijnwerpers Rederijkers in Zeeland
19. Eéndaags congres in Gent
22. Bijdrage van Dirk Coigneau

WAAR DIT NUMMER OVER GAAT…

Brussel krijgt in dit nummer bijzondere aandacht: een plezierig gevolg van het laatst gehouden congres in Brussel in 2017! Tot onze vreugde is er ook nieuws te melden uit Zeeland/Zeeuws Vlaanderen en onvolprezen blijft Dirk Coigneau zijn bijdragen leveren onder de noemer “Retoricale kleengedichtjes “.

Dit tijdschrift begint zoals altijd met een woordje van de voorzitter die parafraseert op het sprookje van Sneeuwwitje...

KAMERNIEUWS

REDERIJKERSKAMER DE LELIE KTV DE NOORDSTAR WIE ZIJN WIJ?

Een toneelvereniging gesticht in 1873 hartje Brussel.
Zij stond mede aan de wieg van KVS
Honderdvijftig jaar lang al brengt zij kwaliteitstoneel in verscheidene genres:
  • – Straattoneel in Vlaanderen maar ook over onze grenzen (Noord Frankrijk en Nederland)
  • – Vol avond stukken in Brussel en in de Rand (Rode, Vlezenbeek, Ukkel, Laken)
  • – De groep is sociaal geëngageerd. Opvoeringen voor goede doelen (Ziekenhuis Clowns e.a.
  • – Ze werkt aan de eenzaamheid in de stad. Enkelingen kunnen er t erecht om een nieuw elan te vinden.
  • – Er wordt samengewerkt met allochtone zuster verenigingen. (het Turkse Binfikit, het Braziliaanse Capuèra ensemble e.a.))
  • – De leden krijgen er toneelvorming en de kans ze in de praktijk om te zetten.
  • – Er is jeugdvorming en er zijn jeugdproducties.
  • – De Kamer organiseerde Internationale Congressen en neemt er elders regelmatig deel aan.

Rederijkerskamer De Lelie

In 2000 kreeg onze toneelvereniging KTV De Noordstar de functie toegewezen van de aloude Rederijkerskamer De Lelie. Kamer die meer dan 550 jaar bestaat.
De functie van Rederijkerskamer loopt parallel met de werking van de toneelvereniging.
Vooral op sociaal vlak dan.
Het doel is het verleden in ere te houden met oog voor de toekomst . Dit werd mooi verwoord in het Brus sel gedicht voorgesteld op het Internationaal Rederijkers c ongres van 2019 dat in Brussel doorging. Gedicht van de hand van Rapster Miss Ely en van Luc Collin op basis van getuigenissen van bezoekers aan de expo in het AMVB uit het lager onderwijs.

Traditioneel neemt Rederijkerskamer De Lelie deel aan de jaarlijkse Ommegang te Brussel met apotheose op de Grote Markt.

Koninklijke:

KTV De Noordstar kreeg de titel van Koninklijke van zijne majesteit Leopold II De vereniging overleefde niet minder dan zes koningen en miste op een haar de zevende t.w. Leopold I

U bent belangrijk:

Als publiek bent u onze grootste steun. Als medewerker kunt u terecht in het acteren, decorbouw, techniek, organisatie.

Voelt u het kriebelen neem dan contact:
e-mail: collin.luc@telenet.be
Tel: 02/3805898
Of met een van onze leden.

PROGRAMMA 2022

Corona speelde ons parten zoals aan iedereen. We moesten verschillende keren inbinden en omwerpen.

Het programma dat nu ter tafel ligt en hopelijk kan doorgaan ziet er als volgt uit.

Het volavond stuk “Bubbels of zonder zon geen schaduw” wordt op verschillende plaatsen gebracht in 2022:

19 februari in Laken - Nekkersdal om 20u15
20 februari in Ukkel - CC Rodestraat om 15u
11 – 12 en 13 maart in de Boesdaalhoeve Rode om 15u
19 en 20 maart ten voordele van de Ziekenhuis Clowns.(plaats nog te bepalen wegens Corona- op zondagen starten we om 15 uur)

Wij zijn voorzichtig geworden door Corona en hebben een vormgeving van ons stuk gekozen die alle veiligheid moet garanderen. Maar wees gerust het wordt lachen geblazen in deze grijze tijden.

Verder zal het accent op ons jubileumjaar liggen en brengen wij een “Podiumkunsten Festival” in open lucht in de Boesdaalhoeve op 17 september 2022. Het wordt een programma met doorlopend de meest diverse acts en optredens die allen een link hebben met het verleden van de vereniging. Wij hebben zo veel mensen gekend. U geraakt er aan een natje en een droogje en er zal leute zijn voor iedereen.

In de loop van de maand oktober zal er op een nader te bepalen zaterdag een ontvangst zijn op het Brusselse stadhuis.

Wij hebben onze medewerking toegezegd aan de Aalsterse Rederijkerskamer De Catharinisten indien die viering doorgaat en bereiden ons optreden voor voor Bokrijk 2022.

En nu duimen voor een geweldige post-corona periode!


In 2011 organiseerde De Lelie toen nog samen met De Wijngaard het Internationaal Rederijkers Congres in Brussel onder de deskundige leiding van Emiel François.

In 2017 vloog De Lelie op eigen vleugels om het 34ste Internationale Rederijkerscongres in Brussel te huisvesten met als moto “Bruggen Bouwen”.

Er was allochtone inbreng met Met-X, met het Turkse Binfikir en ook de jeugd was een target. Kathleen Deblauwe van het AMVB deed super werk om het museum naar het brede veld te brengen. en slaagde er in de jeugd voor de Rederijkerij te sensibiliseren. Het resultaat was het “Brusselgedicht” dat geïnspireerd werd door reacties op een bord neergepend door jongeren, vooral uit het basisonderwijs, na een bezoek aan de tentoonstelling. Een groepje werd zelfs bereid gevonden om bezoekers rond te leiden op de expo.

Luc Collin en rapster Miss Elli brouwden het volgende uit de puzzle:

Re …..RE
Rederij..... Rederij
Rederijkers

REDERIJKERS IN DE STAD


Kinderen roepen het
Verwonderd
Kinderen roepen het
BLIJ

Re.... RE
Rederij …..Rederij
Rederijkers
HOERA!

Car pooling, metro en een stukje
te voet,
brengen ons in de stad

Hey, hoy met mij!
Er staan hier niet veel koeien in de wei

Hey, hoy alles goed!
KIJK!
Allemaal gaten in de grond,
met fluo hekken er rond

Er is wel gezang

Niet van de vogels nee!

Maar uit auto's zij aan zij.

Files, files ongezien En geen bomen langs de baan.

Wel hoge grauwe gevels,
schilden waarachter pareltjes schuilen,
klaar om ontdekt te worden door wie wil.

Mocht de zon nu wat meer schijnen.....
Pour nous réchauffer un peu …..
Plus à l'aise quoi.

(vervolg)>>
COOL!
Wat ik hiermee bedoel?
Ik weet het niet echt.
Er zijn zoveel dingen die ik voel.

Zie dat oude gebouw!

Fraai!
Zeer fraai

Maar ik lees wel
Entrepôt de munitions.....
En iets van napoleon
Weg!
Het is hier gevaarlijk!

Rustig maar!
Het is gewoon een theaterzaal.
Loop maar door, volg de geur
van oud papier,
de Arduinkaai langs.
Stap daar beneden
de sfeer van oude dingen
BINNEN!

WOW!
Het AMVB!
Tussen al die relieken,
ervaringen delen,
met velen.
Historische momenten om niet te
vergeten.
Wij zorgen wel voor het heden.
BOEIENDE KLUS!

Voilà nu lekker wafels eten
en nog effen langs bij Manneken Pis,
op de sokkel boven zijn pool!

Dan tussen wegenwerken door,
op zoek naar het juiste tramspoor
A l'aise …..
Terug naar onze Rand

Het was tof!
We hebben ontdekt en genoten!

Re ...re ….re

REDERIJKERS HOEZEE!


Brusselgedicht 2

Niet alleen jongeren kwamen in het AMVB over de vloer. Ook volwassenen van diverse oorsprong deden mee en deelden hun indrukken op het bord.
Een selectie leidde tot volgend gewrocht.
REDERIJKERS IN DE STAD

MENSEN ZIJN ZE!
Mensen in de stad.
Mensen van vlees en bloed.
Mensen met een hart dat klopt,
voor Brussel.
Dat klopt voor anderen, de voeten stevig op
de grond.

REDERIJKERS IN DE STAD!

De voeten stevig op de grond ….....
HET HOOFD HOOG IN DE WOLKEN,
met oog voor het gedoe.
Het gedoe ….
Al dat gedoe daar beneden.......
Het gedoe aan hun voeten in de stad.

MET OOG VOOR BRUSSEL,
ons Brussel,
van hoog in de wolken!

MET GEVOEL,
van hoog in de wolken,
voor dat gedoe,
beneden aan hun voeten

Ze zeggen ons
NEEMT DE TIJD
Plukt de tijd en kijkt!

Wikkel je,
WIKKEL JE LANGZAAM
Laat je doordringen
BEZOEKER......
Neem alles op.....
Etonné

Vervoerd, verrast, verblijd …..
Verwarmd.

Vraies philosophes
Calmos
Evitez le stress
Tranquille,
Chill

(vervolg) >>

Zelfs de vroege vogels,
in de ontluikende morgen,
vliegen nog te snel boven de stad.......
En missen
Missen.....
Veel!

Ik draag ze in mijn hart,
mijn stad,
door wel en wee,
door rampen en vlagen van geluk heen,
in zonneschijn, regen of kou,

BRUXELLES MA BELLE!

Mijn Brussel,
jij barst van de kansen.
Het rommelt voortdurend in je darmen,
een vurige Etna.

Con tus mil idiomas y millones de
historias.
Rijkelijk, kleurenvol.

Soms sluimer je,
honderden jaren.
En je buigt
SOMS …...
Maar breekt nooit.

JE LEEFT!

Hij, ik, jij …..
Lui, moi, toi, eux.....
en zij …...
WORDEN WIJ.
Nous sommes Bruxelles.

Een wemeling van talen.....
Een bonte verzameling van culturen......
Een centrum van leven.....
Een zalige thuis voor mensen van overal.

(vervolg) >>

Main Brussel es ne micmac,
altaaid geweist.
En toch es ze altaaid heurzelve gebleive.
Me da specioele giest van heu …..
Da giest dei blaaift leive,
in gruute en klain theoeters,
museis,
palaize,
stroete en parke
kerke en caberdouchkes.....
Tot in de Rue de la Loi,
où l'on parvient toujours...
ou presque
à s'arranger oep zen Brussels.

Grande diplomate,
tu es mondialeman connue
en gestimeid.

Brussel ik zeen a geire,
me a gruute kwalitaite
et tes mignons petits défauts

Plas mo vouch Manneke;
Plas mo vouch
avec conviction et sans limite.
Zaai gerust, da potteke doe beneie,
gerokt nuut ofte jamais ni vol!

REDERIJKERSKAMER DE WIJNGAARD, RONSE

Theater VTV serveert de bevrijdende lach in een post-corona seizoen

In oktober 2020 kon Theater VTV-Rederijkerskamer De Wijngaard Ronse nog net de geplande voorstellingen van ‘De Tolbrug’ afronden vooraleer de cultuursector zich voor een nieuwe lockdown geplaatst zag. Sedertdien werd er hard gewerkt aan een nieuw seizoen rond de bevrijdende lach én aan een nieuwe structuur.

In mei verzamelde de straks 110 jaar oude toneelvereniging de leden in de stallingen van Boerderij 63 in de Hoogdeurnestraat voor een coronaveilig symposium waarop werd nagedacht over de werking in de toekomst. Penningmeester Cédric Ogez: “Sedert januari werd het symposium, het vierde in de geschiedenis van Theater VTV Rederijkerskamer De Wijngaard, voorbereid in diverse werkgroepen. Dat moet halverwege september resulteren in een nieuw bestuur waar plaats is gemaakt voor de jeugd.“
Intussen stoomde de huidige ploeg het programma klaar voor het komende seizoen. Artistiek leider Donaat Deriemaeker: “We starten het seizoen 2021-2022 met een gastvoorstelling door de groep Les 4 au Quai die eerder al ons theatercafé in de Volksbond in vuur en vlam zette met een cabaretavond gevuld met Franse chansons. Op 11 september brengen ze hun programma Scène sur Seine in de grote theaterzaal.“ De eerste eigen productie wordt gespeeld op 5,6,12,13,19 en 20 november en voert het publiek naar Zwitserland. Of is het Oostenrijk? Regisseur Koen Lauwereyns: “Peepshow in de Alpen van Marcus Köbeli toont ons het leven op de Alm van de familie Hölzer. Er wordt in Kleinseehlen nog wel gejodeld en de vrouwen dragen er nog wel bloemenschorten maar voor de rest is het er armoe sta ons bij. Voorzitter van de gemeenteraad Hugentobler wil daar verandering in brengen en hij heeft een sluw plan. Dat moet tot uitvoer worden gebracht door Cédric Ogez, Leen Vandenhoucke, Joske Vancoppenolle, Geert Desmytere en Johan Debisschop. Niet evident.“
Sopranen Astrid Stockman en Liesbeth Devos en accordeonist Stijn Bettens maken het jaar rond met hun gastproductie TaTaTaTaaa over Ludwig von Beethoven op 11 december. In CC Maskerade in Mater spelen Pascal Baeke en Tine Deroeck op 22 en 23 oktober ook nog de VTV-productie ‘Gif’ die in maart 2020 moest worden stopgezet vanwege… u weet wel.

On Purge, Bébé

In 2022 wordt het druk in de Volksbond vanaf Valentijn. Op zaterdag 12 februari is Mathias Sercu er te gast met zijn Opportuniteiten Rik Tans en BB. Mathias vertelt verhalen over zijn leven en hij maakt er samen met zijn kompanen muziek bij. De dag erna is het tijd voor een traditioneel Valentijnsbal met een traditioneel orkest en traditionele liedjes. Op 12,13,18,19,25 en 26 maart gaat het doek open voor de tweede eigen VTV-productie: On Purge, Bébé van de koning van het Franse vaudevilletheater Georges Feydeau. Een fabrikant van porselein wil daarin mega veel pispotten verkopen aan het Franse leger. Zijn poging tot netwerken eindigt bij de verstoorde stoelgang van zijn zoontje. Het laxeermiddel wordt toegediend door Willemien Verstichel, Alexandra Baekelandt, Nancy Van Rechem, Wout Desmytere, Donaat Deriemaeker, Wim Van Coppenolle en Cédric Ogez. Geert Desmytere regisseert.

Reserveren voor de voorstellingen van het seizoen 21-22 kan via www.theatervtv.be of via de facebookpagina van Theater VTV, waar u ook alle info vindt over het programma en de geldende coronamaatregelen in de Volksbond.


REDERIJKERSKAMER ST.PIETER VREUGD EN DEUGD,
GERAARDSBERGEN

Dinsdag 29 juni is de feestdag van onze patroonheilige Sint-Pieter! Dit jaar helaas geen uitgebreid banket, maar de Vodden hebben er zoals gewoonlijk het beste van gemaakt. In dit kader geven we jou graag een weetje mee over onze patroonheilige.

Je vindt hem in Geraardsbergen onder andere terug in de Sint-Bartholomeuskerk.
Daar valt meteen een zwierige preekstoel op. Sint-Pieter wordt er afgebeeld naast Christus, onder een medaillon.

Geraardsbergse beeldhouwer Gilles de Ville bracht in de 18de eeuw een hoogst originele versie van de Franse rococo in de Sint-Bartholomeuskerk. Met veel animo rekte hij de reeds gracieuze ornamenten maximaal uit. Brugse beeldhouwer Pieter Pepers vervaardigde de witmarmeren beeldengroep van Christus en Petrus en het medaillon. Inspiratie vonden de beeldhouwers in de befaamde preekstoel van Laurent Delvaux in de Sint-Baafskathedraal te Gent. De zwierige dynamiek, de dubbele trap maar bovenal de zeldzame combinatie van donker eikenhout en stralend wit marmer treft men ook hier aan. Merkwaardig is het Petrustafereel in een preekstoel van een kerk gewijd aan Bartholomeus. Mogelijk heeft onze rederijkerskamer er financieel aan bijgedragen en ook het thema kunnen bepalen.

Bron: Provincie Oost-Vlaanderen, & Huygens, F. (2019). Erfgoedsprokkels: Sint-Bartholomeuskerk Geraardsbergen. De Riemaecker Printing, Maarkedal.
https://docplayer.nl/154474457-Sint-bartholomeuskerk-geraardsbergen-erfgoedsprokkels.html

Bron: Coppens, J. (2019). Preekstoel Sint-Bartholomeuskerk Geraardsbergen [Foto].



V

E

R

Z

E

N

T

A

A

L

Passage
Even slechts
Zag ik het beeld
Een ooghoek vol
Voorbij en weg
Niet mijn beeld
Was het
Al liep ik er
En voelde zwak
En weerloos

Even slechts was ik het beeld
Een leven lang
Van worsteling
En klemmens lang
Een aarzeling
Gevangen
In de twijfel

Even slechts
Dat ik het was
En pijn en strijd
Beleefde
Voorbij het
Zinnig denkend zijn
En enkel
Afgrond wist

Pas lang daarna
Wist ik
Wat niet
Mijn lot meer is

En zuchtte
licht

Bauke ‘Freiherr’ van Halem

IN DE SCHIJNWERPERS Rederijkers in Zeeland

Tot ons genoegen kunnen we nu ook interessant nieuws van de Zeeuwse Rederijkers plaatsen.
We hopen dat vaker te kunnen doen!

Onlangs is de site https://jeanguepin.com/ van start gegaan. Het is een samenwerking tussen het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen en de Rederijkerswerkgroep Zeeuws-Vlaanderen. Op gemelde site kunt u lezen wat de doelstelling is. Misschien zijn er onder de lezers van het rederijkersblog ook liefhebbers voor deze Vlissingse dichter. Daarom stuur ik het eerste blog van Jean Guépin rond om een indruk te geven.

Een goede manier om kennis te maken met iemand is door zijn portret te tonen. Bij Jean Guépin hebben we echter alleen de beschikking over de beschrijving van Mr. Jan de Timmerman (1726-1765):

Op de afbeelding
van den heere
JAN GUEPIN
schepen en raad te Vlissingen

Dus toont de kunst GUEPIN, o Vlissinge, uwen Raad,
Die uw belangen kent en voor uw’ handel staat,
Wiens ongekreukt gemoed uw Vierschaar strekt ter paarle,
Wiens vlijt uw Zeevaard schraagt, der Zanggodinnen vrind,
Die, al wat wijsheid heet, in taal bij taal bemint ,
In 't kort den Koopman van VAN BAARLE.1

De verblijfplaats van het echte portret, vermoedelijk een gravure of een silhouetafbeelding, is niet bekend. Ook zijn er geen afbeeldingen bekend. Het is dus nog maar de vraag of er daadwerkelijk sprake is van een bestaand portret. De geboden tekst is namelijk eerder een beperkte karakteruitbeelding van de persoon Guépin dan de beschrijving van een afbeelding. Maar niettemin is hij hier herkenbaar beschreven.

Van Baarle

Samenvattend toont de kunst ons de Koopman van Van Baarle. Kaspar van Baerle is Casparus Barleus (1584-1648) die op 9 januari 1632 zijn oratie hield bij de inwijding van de Illustre School te Amsterdam met als titel Mercator Sapiens (de wijze koopman). Kennelijk zag De Timmerman die zelf pensionaris van Middelburg was, hem in de eerste plaats als een verstandig ondernemer. De overige kwalificaties zijn gevat tussen de eerste en laatste versregel. Bij elkaar tonen zij, in vogelvlucht, wie Jean Guépin was en wat hij deed.


Vlissingen
Als schepen en raad van Vlissingen heeft de stad in hem een vertegenwoordiger die handelt in het belang van Vlissingen. Hij strekt bovendien een ieder tot voorbeeld door zijn onkreukbare gedrag.

Door zijn ijver levert hij - als reder - een bijdrage aan de handel en scheepvaart. De woordkeus schraagt veronderstelt dat hij een ware steun was op dit terrein. We zullen later echter gaan vaststellen dat daarop wel het een en ander valt af te dingen. Zo werkte hij samen met de Middelburgsche Commercie Compagnie die bekendheid geniet vanwege de slavenhandel. Of en in hoeverre Guépin hierbij betrokken was, zal nog blijken. Maar vooralsnog geldt: over de doden niets dan goeds.

De muzen
Guépin wordt vriend van de zanggodinnen genoemd. We kunnen dus verwachten dat hij ze regelmatig opvoert in zijn poëzie. Onder de zanggodinnen worden de negen muzen verstaan. Een tweetal muzen dat we zeker tegen zullen komen in zijn gedichten is Kalliope (muze van de epische poëzie, de filosofie en de retorica; zie de afbeelding2) met onder andere een schrijftafel en schrijfstift als attribuut en Polyhymnia (muze van de retoriek en de gewijde liederen). En misschien kende Guépin wel een eigen muze die als inspiratie diende voor zijn poëzie.

Liefde voor taal
Ook in zijn taaluitingen vindt De Timmerman Guépin een wijs man die zich een waar liefhebber van de taal

toont. Zo schaafde Guépin aan zijn gedichten (hij schreef er honderden) dat het een lieve lust was, beheerste hij Nederlands, Frans, Engels en Latijn, was op de hoogte van de literatuur der groten van die talen en trad bovendien zelf op als vertaler. Daarnaast stond hij aan de wieg van enkele genootschappen die goed taalgebruik als hoogste doel stelden.


Nagedachtenis
N.C. Lambrechtsen (1752-1823) schrijft in het slot van zijn hulde aan de nagedachtenis van wijlen Jean Guépin: [...] "twijfel ik nogtans niet, of bevoegde beoordeelaars zullen zijne verdiensten erkennen, en hem geene plaats ontzeggen onder de Dichters der 18de eeuw."3 In 1819, ruim een halve eeuw na Guépins dood, vond men het dus nog de moeite waard om deze huldeblijk te publiceren, maar een brede waardering van Guépins werk is (tot op de dag van vandaag) eigenlijk uitgebleven. Moge de beslissing om al zijn gedichten te publiceren recht doen aan Jean Guépin.

Bronnen
  1. 1. Nagelaten gedichten van MrJan de Timmerman in leven pensionaris der stad Middelburg, Middelburg 1774, p. 318. De datum ontbreekt bij dit gedicht, maar het is geplaatst tussen een serie portretbeschrijvingen van rond 1748. Het gedicht moet echter van oudere datum zijn, want Guépin werd pas in 1759 voor het eerst tot schepen benoemd (Bron: Middelburgsche Courant, 5 mei 1759).
  2. 2. http://www.koxkollum.nl; gezien op 26 augustus 2021.
  3. 3. [N.C. Lambrechtsen], "Hulde aan de nagedachtenis van wijlen Jan Guépin, weleer schepen en raad der stad Vlissingen, en aldaar overleden in den jare 1766', in: H.W. Tydeman en N.G. van Kampen, Mnemosyne, vijfde stuk, Dordrecht 1819, 201.
Geplaatst door Jan van Loo op 7 september 2021.

NB: Dit artikel is vanwege het belang een herhaling van het bericht in vorige tijdschriften

Eéndaags Congres Gent

Let op: De locatie is verplaatst:
Zowel de Algemene Vergadering als aansluitend de Academische Zitting gaan door in het NOVOTEL, Goudenleeuwplein 5
of Hoogpoort 52 (via parking).

De oorspronkelijke locatie in de KANTL, Koningsstraat 18, Gent, moest door het succes van het aantal inschrijvingen voor het congres, verlaten worden aangezien de zaal te klein werd.

Eéndags-rederijkerscongres te Gent op 9 oktober 2021 .
Een samenwerking tussen de hoofdkamer “De Fonteine“ uit Gent en het “Verbond van Kamers van Rhetorica“

Dat de pandemie onze rederijkersactiviteiten verstoort, hoeft nauwelijks betoog.

Gezien de cijfers nog niet goed zijn en de vaccinatie vertraging oploopt, hebben wij ervoor gekozen om het congres dat op 26 juni 2021 gepland was, te verschuiven naar zaterdag 9 oktober 2021.

Om praktische redenen houden wij de inschrijvingsdatum en de deadline om te betalen uit elkaar.

Inschrijven kan vanaf 1 augustus op het verbondssecretariaat bij mevrouw Nicole Gits via het emailadres: wilfried.lissens@skynet.be. Gelieve per kamer alle deelnemers op te geven a.u.b.

De deelname aan het congres kost per persoon 65€, ten laatste te betalen op 15 september 2021 via de rekening van het “Verbond van Kamers van Rhetorica Vlaanderen-Nederland“: IBAN BE 41 2930 3224 8010.

Hier volgt het programma:
  • 9u30-10u30 Statutaire Vergadering voor alle hoofdmannen van de kamers.
  • 10u-10u30 Ontvangst van de andere leden van de kamers met koffie/thee en cake.
  • 10u35 Verwelkoming door de verbondsvoorzitter.
  • 10u40-10u55 Muziek met bard Walter Evenepoel van de groep ARJAUN.
  • 10u55-11u55 Lezing van dr. Arjan van Dixhoorn:
    “Rederijkerscultuur in de Noordelijke Schelderegio (1400-1800), een revaluatie“.
  • 11u55-12u00 Overhandiging van de bulle aan het KPGRV voor de organisatie van het congres in Groningen in 2019 (door covid-19 was er in 2020 geen congres in Brugge).
  • 12.00u-12u10 Voorstelling van het congres in Aalst op 11 en 12 juni 2022 en uitdeling van de Caerte.
  • 12.10-12u30 Afsluiting van de Academische Zitting met muziek van Walter Evenepoel.
  • 21-12u30-15u Lunch in restaurant “Carlos Quinto“, Kammerstraat 20 in Gent. Inbegrepen zijn het aperitief, de maaltijd met drank en, ter afsluiting, koffie of thee.
  • 15u-17u Toeristische rondleiding in Gent met gids, in groepen van maximum 25 personen.
  • 17u-17u30 Afscheidsdrink in een café op de Vrijdagmarkt (dit is in de buurt van zowel de Konings- als de Kammerstraat).

Parkeren kan onder de Vrijdagmarkt.

Hopelijk kan dit programma jullie bekoren en mogen wij van alle kamers een ruime delegatie begroeten.

De Raad van Bestuur van het Rederijkersverbond.

LET OP: GEEN DIESELAUTO’S MET EURONORM 4 MOTOREN (van vòòr 1/1/2011) TOEGELATEN IN HET CENTRUM VAN GENT !!!



VAN DIRK COIGNEAU

Retoricale kleengedichtjes (11)

De eersten die Eduard de Dene in zijn literair testament of Testament Rhetoricael (zie ‘Rhetoricale kleengedichtjes 10’ in het vorige nummer) met een legaat bedenkt, zijn de pastoor (‘myn prochiepape’) en de andere priesters en kapelaans van zijn parochie. Hun prominente plaats in een rij van 135, veelal in Brugge te situeren legatarissen hebben de eerwaarde heren te danken aan de taak die hen potentieel als ‘huutreeckers [‘bedienaren, verstrekkers’] der heligher sacramenten’ bij zijn sterven en begrafenis wacht, al toont de (in 1561) 56-jarige dichter zich ook wel bewust van het feit dat hij nog helemaal niet weet waar of hoe hij de dood zal vinden. Bestaat er bij De Dene als testateur dus geen twijfel over het nut of de noodzakelijkheid van een beroep op de (parochie)geestelijkheid wanneer het tijdelijke voor het eeuwige wordt gewisseld, de aard van zijn legaat laat toch ook zien dat zijn waardering voor deze ambtsdragers niet onvoorwaardelijk is. Het erfstuk dat hij hen gunt, is namelijk een refrein waarin hen wordt aangemaand hun ambt niet voor geldgewin te misbruiken. ‘Quetst hu met gheen ghiericheyt, heerders der schaepen’, klinkt het tot viermaal toe in de stokregel. ‘Vele nemen ende lettel gheven’ ligt nu eenmaal in ’s mensen aard, maar beter is het de woorden van ‘ons meester Christus’ te volgen en een schat in de hemel te vergaren in plaats van een aardse die door roest of motten verteerd of door dieven opgegraven kan worden. Prekend op het gezag van ‘zijn’ bijbel, serveert onze geëmancipeerde rederijker de seculiere geestelijkheid dus een koekje van eigen deeg. Ook elders gaat het testeren bij De Dene vaak met een vermanende vinger, een satirische prik of een veeg uit de pan gepaard.

Direct na de parochiepriesters komen de kloosterlingen van de vier bedelorden in Brugge aan bod. Deze monniken zouden wel willen, zo stelt de dichter in een inleidend versje, dat hij hen vooral tijdens zijn leven iets geeft, maar dat zit er, mede door de zuinigheid van zijn strenge vrouw, niet in. Wel vindt hij het passend, al was het maar voor de vorm, om hen na zijn dood iets te ‘gunnen’, want, zo verklaart hij, ‘meer dan tien jaren’ heb ik ‘naar hun sermoenen’ ‘geleefd’. De Dene ‘bevestigt’ dit laatste met de woorden ‘dat es waerachtich / Al ben ick als mensche anders leughenachtich’, waarin de tweede zin de eerste weer direct op losse schroeven zet. Zonder ironisch ommetje zijn beide zinnen samen te vertalen als ‘maar niet echt’. Wel blijven die exacte ‘meer dan tien jaren’ en de voltooide tijd (‘heb geleefd’) intrigeren. In lijn met de kritiek van humanisten in het algemeen en Erasmus in ‘t bijzonder, zou het kunnen betekenen dat de preken van deze monniken, voor een zo ruim mogelijk publiek theatraal opgezet en met allerlei legenden en wonderverhalen gestoffeerd, voor De Dene al lang passé zijn en te weinig bijbels gefundeerd. De ‘meer dan tien jaren’ kunnen dan in zijn jeugd of kindertijd worden gesitueerd. Maar goed, bij het testamentaire gedenken van de kloosters wordt expliciet recht gedaan aan de anciënniteit van de onderscheiden orden. Alle vier zijn ze in de dertiende eeuw ontstaan, maar de eersten waren de ‘graubroerkens’, de franciscanen of minderbroeders. Volgens De Dene zijn zij in 1206 ‘inghestelt’, waarna elf jaar later de ‘predicaren’, de dominicanen of predikbroeders, volgden. Weer een tijd later ontstond de ‘oordene der Augustinen’ en als jongste zag die van de ‘Caermers’, de karmelieten, het licht. Na dit keurig op een rijtje te hebben gezet, merkt De Dene fijntjes op dat de oudste orde toch die ‘des huwelicx’ is, een orde die door ‘God’ ‘zelve’ kort nadat Hij de wereld schiep is ‘inghestelt en ghemaect’. Zo, dat konden die broeders met al hun pretenties maar lekker in hun zak steken.

Vooral met de franciscanen lijkt De Dene niet hoog op te lopen. Van de vier bedelorden zijn zij de enigen die het zonder tekstueel legaat moeten stellen. Het enige wat hij hen te bieden heeft, is de ‘belofte’ dat ze het geld dat hij hen bij leven nooit heeft gegeven (‘dat noyndt’ hun ’handen roock’) na zijn dood kunnen komen halen in ruil voor een vat bier! De augustijnen kregen wel een gedicht – een beschrijving van de glasramen in de ‘ommeghanck’ van hun klooster – maar bij wijze van schimpscheut ook een vossenstaart of drie bezems om hun ‘bestoven’ bibliotheek toch maar eens te vegen, hoewel ze daar zelf maar weinig komen! De opmerking is niet bepaald vleiend, maar veel groter is het venijn jegens de bedelmonniken dat in de staart van de reeks in Brugge te situeren legatarissen schuilt. Na tal van kloosters, kerken, kapellen en daaraan verbonden gilden en broederschappen worden in het Testament ook de wereldlijke en justitiële instanties niet vergeten, met op het eind de ‘Steenwaerdere ofte Cypier’ van de gevangenis, de gevangenen zelf en als ultieme hekkensluiters de ’potdraghers vanden steene’, zij die de gevangenen hun magere ‘steeghercost’ – letterlijk: ‘walgkost’ – bezorgden. Wat dit laatste betreft, was De Dene ervaringsdeskundig: in 1545 had hij voor onbetaalde schulden twee dagen in de Brugse gevangenis doorgebracht. Bij testament schenkt hij daar nu elke potdrager een visspaan om er hun al te schuimige goedje mee uit te scheppen. De gevangenen zelf krijgen van De Dene een refrein en twee liederen toebedeeld. In de aanloop naar deze erfstelling schreef hij echter eerst een gedichtje van acht verzen neer dat in het geheel niet over gevangenen gaat, maar waarvan het eerste vers via het kwartet dat erop volgt wel op gedetineerden wordt betrokken. Het begint namelijk met de vaststelling dat er in de wereld een volk is dat vrij rond kan lopen ondanks het koord waarmee het ‘gebonden’ is. Het kwartet, het eigenlijke erfstellingsgedichtje, haakt daar vervolgens contrastief op in met de introductie van een ‘ander volck’, een volk dat ‘ongekoord’ is maar toch gevangen, ‘niet meughende, eylacen, alomme wandelen’. Los van enig kloosterverband duiken hier dus weer de bedelmonniken op, want met de ‘gekoorden’ die vrij rond kunnen lopen, zijn overduidelijk de minderbroeders bedoeld die, naar het koord dat ze om hun middel dragen, ook wel ‘kordeliers’ – naar het Franse ‘cordelier’ – werden genoemd. Het gedichtje gaat als volgt:

Ter weerelt es volck vry ghaende, nochtans zynde ghecoord.
Men gheeft ze veel, en van thuere gheven zy niet.
Zy hooren tsvolcx secreit, nyemand thuerlieder hoort.
Zy ghebruucken vrauwen, ende nyemand dhuerlieder ziet.
Huer kyndren worden ghehouden zonder daer toe gheven iet
Ende nyemands kyndren thoudene zyn zy beluuckende.
Ghewilleghe aermoe hebben zy bespiet,
Schynende niet hebben, maer alle dyngh ghebruuckende.

Men kan het als volgt vertalen: ‘Er zijn op deze wereld mensen die vrij kunnen gaan en staan waar ze willen en toch met een koord gebonden zijn. Veel wordt hen gegeven, maar van het hunne geven ze niets. Ze horen waar mensen privé mee zitten, maar niemand die hun geheimen verneemt. Ze weten vrouwen (van anderen) in te palmen, maar niemand ziet die van hen. Hun kinderen worden onderhouden, zonder enige vergoeding, maar bij hen worden van niemand kinderen ter verzorging opgenomen. Hun opzet is vrijwillig in armoede te leven, niets hebbende zogezegd, maar van alles maken ze naar hartenlust gebruik’. Zowat alles wat de minderbroeders reeds in de middeleeuwse standensatire en in latere kluchten en novellen werd aangewreven, is in het gedichtje aanwezig. Origineel is wellicht wel dat het laat zien hoe ongelijk verdeeld het in de wereld met die bedelmonniken is. Alles wat die klaplopende, zich als biechtvader liefst bij vrouwen en in de huizen van gegoeden opdringende ‘kordeliers’ zich konden permitteren, was de brave, hard werkende en voor zijn kroost verantwoordelijke burger niet toegestaan. Meer dan bij emotionele verzuchtingen of expliciet kritisch commentaar het geval zou zijn, maakt het gedichtje met zijn nuchtere toon en zakelijke tegenstelling de wrevel voelbaar.

Dubbelzinnig maar weinig subtiel ten slotte is nog een gedichtje in De Dene’s Testament waarin de vier bedelorden samen als ‘voorbeelden’ fungeren. Al naargelang de tekst bij lectuur naar links of naar rechts wordt gekanteld, zijn deze voorbeelden in positieve of in negatieve zin te verstaan. ‘Handelt als minorite niet ghierich ghelt’ is het eerste vermaan, wat te lezen is als ‘ga, net als een minderbroeder, niet gierig of begerig om met geld’, maar ook, daaraan tegengesteld: ‘ga niet gierig met geld om als een minderbroeder’. Zo ook de verzen twee tot vier:

‘Weest als augustyn oock niet luxurieux [wellustig] / Als iacobite [dominicaan] zoo niet ypocritich ghetelt [u hypocriet voordoend] / end als carmelyte niet presumptueux [aanmatigend, hoogmoedig]’.

De beginregel en de twee laatste verzen (‘Eerdsch goedt vergaderen om rycke tzyne / Es anders niet dan druck en pyne’) verklaren de aanwezigheid van dit sextet onder een groep gedichten in het Testament die aan de ‘gierigheid’ is gewijd.

Na een eerste deel met legaten aan reële, concreet in Brugge aan te wijzen begunstigden, volgt in het Testament inderdaad een tweede deel waarin de dichter zich, binnen het algemene systeem van de zeven hoofdzonden – of ‘doodzonden’, zoals De Dene ze noemt – tot groepen van mensen richt die bepaalde morele, psychologische of maatschappelijke categorieën vertegenwoordigen. Zo komen bijvoorbeeld binnen de eerste hoofdzonde, de ‘hoveerdicheyt’ of hoogmoed, als legatarissen naast ‘overmoedige rijken’ die ‘als upghezwollen teken’ hun ‘schamel simpel ghebuers’ verachten onder meer nog (vanuit een religieuze optiek) wereldsgezinden, ongehoorzamen, ‘Gods ghebod verachters’, ‘afgodisten’, licht- of bijgelovige dwazen en verwaande mensen aan bod. Tussen de legaten door heeft De Dene verschillende korte gedichtjes opgenomen waarin klassieke of bijbelse personages als goede of slechte voorbeelden worden opgevoerd. Ik laat er hier een paar de revue passeren. Het eerste valt onder het thema der ‘hoveerdicheyt’:

Xerses, de Conyngh van Perssen crachtich,
Dhoveerdichste, de rycxste, de machtichste machtich
Ten voorleden termyne,
Was oetmoedigher dan nu veel menschen warachtich,
Want zyns zynde ghedachtich, sprack, al wast hem pyne,
Een conyngh ken ick my stof end asschen te zyne.

Men kan het vertalen als: ‘Xerxes, de koning van het sterke Perzië, in zijn tijd de hoogmoedigste, rijkste en machtigste (vorst), was waarlijk ootmoediger dan veel mensen nu, want, zich over zijn bestaan bezinnend, sprak hij, al stemde het hem droef: “Hoewel een koning, weet ik mij (niet meer) dan stof en as te zijn“’. Het is werkelijk een merkwaardig gedichtje. Dat Xerxes, Perzisch koning in de vijfde eeuw voor Christus, hier in het kader van de zonde der hoogmoed opduikt, hoeft niet te verbazen. In zijn streven naar wereldheerschappij de goden, het lot en de elementen tartend, was hij door Herodotus in de Historiën en door Aeschylus in zijn tragedie De Perzen tot een ‘klassiek’ toonbeeld van hovaardigheid en overmoed ofte ‘hybris’ gestempeld. Toen Louis Couperus in 1918-19 zijn roman over deze vorst publiceerde, deed hij dat, in de lijn der traditie, dan ook onder de titel Xerxes of de hoogmoed. Het wonderlijke in ons gedichtje is wel dat ook De Dene erkent dat Xerxes in zijn tijd ‘dhoveerdichste’ was maar hem desondanks ‘nu’ aan ‘veel menschen’ als een voorbeeld van ootmoed meent voor te kunnen houden. Het strenge oordeel dat hij daarmee over zijn tijdgenoten velt, heeft kennelijk te maken met de onwil van velen om het tijdelijke van hun bestaan onder ogen te zien en te beseffen dat zij, hun stand of status ten spijt, eens tot stof en as zullen vergaan. De idee dat Xerxes beter wist, zal De Dene direct of indirect gebaseerd hebben op de scène bij Herodotus waar de koning, tijdens zijn expeditie tegen de Grieken in 480, in Abydos zijn schepen en manschappen op de Hellespont bij een parade overschouwend, in snikken uitbarstte toen hij er plots aan moest denken ‘hoe kort het mensenleven eigenlijk is’ en dat er van al de aanwezige mannen ‘over honderd jaar niemand meer’ zou leven (geciteerd naar Hein L. van Dolens vertaling: Herodotos. Het verslag van mijn onderzoek. Nijmegen 1995, p. 457 [7: 44-47]). We hebben hier kennelijk te maken met een uiting van een van de ‘zieleverteederingen’ die, zoals Couperus het op zijn manier formuleerde, ‘zoo menschelijk harmoniesch’ in Xerxes afwisselden met zijn ‘zielehoogmoedigheden’. Van stof en as echter maakte Xerxes geen gewag. Het zijn woorden die aan ’s konings uitspraak een bijbels-christelijke draai hebben gegeven.

Zo goed als geheel ’bijbels’ is het volgende gedichtje waarin De Dene zijn zesde hoofdzonde, die der ‘nijdigheid’, afgunst of jalousie, presenteert:

Nydicheit es als een woorme int hout gheseten,
Beroestheyt int ysere, als een motte int cleed,
Want zoo dees hem zelven inde materie eten,
Zoo eit de nydeghe mensche hem zelven ghereed [‘helemaal op’].
Nydicheyt heeft blydschap in ander lieden leed [‘andermans leed’]
Ende droufheyt inne haerlieder [‘hun’] voorspoed.
Aldus benyde Caym Abel, dien hy dood smeet:
Zynen broeder zynde, sturtede zyn bloed
Ende Saul, deur nydicheyt oock ghemoed [‘gedreven, bewogen’],
Vervolgde den helighen conyngh David zeere,
Maer God dheere heeft hem bewacht [‘beschermd’] en behoed.
Nydeghe, dit gheef ick thulieder leere [‘opdat jullie er iets uit leren’].

Nog altijd kan men zich in het Nederlands opvreten van nijd, ergernis of spijt. Op de Brusselse Grote Markt kon men het van 1448 tot 1560 ook om de zeven jaar op de zondag voor Pinksteren bij de opvoering van de Eerste Bliscap van Maria op het toneel zien gebeuren. Al in de eerste scène verscheen daar het personage ‘Nijt’, een duivel die uit afgunst op het eerste mensenpaar zichzelf ‘verbitende’ is, zich letterlijk stukbijt en meer bepaald van kwaadheid zijn handen opeet. Dat vreet, zoals zijn gesprekspartner Lucifer opmerkt, ook duidelijk aan zijn tanden: die heeft hij ‘van groten spite’ al helemaal ‘dor cnauwelt en versleten’. Maar ook van binnenuit knaagt de haat aan Nijt, zodat hij wegkwijnend nog maar een schaduw is van zichzelf. Gelukkig slagen ze er later in om Eva en vervolgens ook Adam tot zonde te verleiden want anders had Nijt niet alleen zijn handen maar ook nog zijn voeten ‘af’ gegeten. Voor de zelfvernietigende kracht van de nijd gebruikte De Dene andere maar even treffende beelden, met name de twee hier al eerder genoemde uitvreters van aards bezit, het roest en de mot (naar Mattheus 6:19-21 en Jacobus 5:2-3), gecombineerd met de ‘niet-bijbelse’ worm in het hout. Het concept blijft echter hangen in het eerste kwartet. Vanaf het tweede gaat het om de dreiging die van de nijdige naar de benijde(n) uitgaat. Bij Abel liep het fout, maar David werd door God beschermd. Bij Adam en Eva uit de Eerste Bliscap zou je, vanuit de idee van de ‘felix culpa’, van een samengaan van beide uitkomsten kunnen spreken.

De volgende twee teksten vallen in het Testament onder de zevende hoofdzonde, de ‘traegheyt’, ledigheid of luiheid. Beide gedichten gaan, het eerste geheel, het tweede in hoofdzaak, over het tegenovergestelde van deze zonde en dus over vlijt, ijver of naarstigheid. Bij het eerste gaf De Dene zelf aan dat hij zijn informatie over ‘Didimus’ neerstichede’ aan de 88ste brief van Seneca ontleende (Seneca’s 124 Epistolae morales ontstonden in de jaren 62 tot 65 na Christus). Het gedicht presenteert ons een wel zeer indrukwekkend ‘exemplum bonum’:

Wy vinden dat Didimus, een goet latiniste,
In ledicheyt vry lettel tyds verquiste,
Want zo neerstich was hij in zyn leven
Dat hy heeft vier duusent boucken ghescreven.

De bewuste ‘Didimus’ is Didymus van Alexandrië, een Griekse filoloog en grammaticus uit de eerste eeuw voor Christus. Van de 4000 boeken die hij volgens Seneca geschreven zou hebben – een andere bron spreekt van 3500 boeken, nog altijd een mooi rond getal – blijkt er maar één, een commentaar op de redevoeringen van Demosthenes, te zijn overgeleverd. Jammer van al dat werk, maar zijn ‘neerstichede’ heeft hem in ieder geval een goede naam opgeleverd. Dat kan van het ‘hoofdpersonage’ in het volgende gedicht, met als titel ‘Exemple’, alvast niet worden gezegd.

Exemple
Voortyds Heliogabalus, hoe anders [‘voor de rest’] gheel zondich,
Hadde vry ghemaecte slaven ten dienste staende
Die hy noode ledich zach eenich stondich [‘voor een kortere of langere tijd’],
Dies altyds hemlieden [‘hen’] yet te doene vermaende [‘aanspoorde iets te doen’].
Up eenen tydt beval hy de twee uutghaende
Zyn bevel te doene met neersteghe zinnen.
Van deen wildhy elleven duust vlieghen zyn ontfaende [‘ontvangen’]
Dus ghebood hy die vergadren om zyn vriendschap winnen [‘om hem gunstig te stemmen’].
Den andre also vele coppeghespinnen [‘evenzoveel spinnenwebben’]
Up dat zy hem [‘zich’] daer inne mee mochten occuperen.
Liever dan ledich tzyne tzynen dienste binnen
Was zoo zyn meenynghe int ordonneren.
Hy vandse ledich eerst den tyd passeren,
Zegghende zy wisten niet te doene int bemerck [‘vonden nergens wat te doen’].
Dies omme dats hemlieden [‘opdat ze zich’] niet zouden excuseren
Heeftze uutghezonden te vuldoene tvoornoemde werck.

Een ‘moeder van alre quaethede’ wordt ‘ledicheyt’ in 1448 in de ‘Instelbrief’ van De Fonteine in Gent, de oudste statuten die van een kamer bewaard zijn, genoemd. De beste remedie ertegen, zo weet de brief ook, is ‘ghenoucheliker onlede’, een aangename bezigheid of een prettig tijdverdrijf. Niets beters dan de beoefening van de ‘const van Rethoriquen’, is dan ook de conclusie. Heel andere middelen om ‘ledicheyt’ te verdrijven, werden volgens De Dene ingezet door Heliogabalus, die van 218 tot 222 na Christus keizer van Rome was. Zo kregen twee slaven die niets om handen bleken te hebben op een dag van de keizer het bevel om met ‘neersteghe zinnen’ elk een bijzonder werk te verrichten. De ene moest elfduizend vliegen gaan vangen, de andere evenzovele spinnenwebben verzamelen.

Nog wonderlijker dan wat De Dene met Xerxes deed, is het beeld dat hier van de Romeinse keizer wordt opgehangen: Heliogabalus als werkgever of ergotherapeut, ijverig in de weer om werkloosheid en lanterfanterij tegen te gaan. De ‘positief’-ethische rol die de dichter hem hier, zij het ook binnen een voor de rest ‘geheel zondig’ leven, heeft gegund, steekt merkwaardig af tegen het negatieve oordeel waarmee de keizer in de geschiedschrijving, unaniem en volkomen, als een monsterlijke tiran of een ‘verwijfde’, zich in buitenissige weelde badende wellusteling werd bestempeld, totdat er, tegen het einde van de negentiende eeuw, voor hem als tragische held van het decadentisme in de literatuur een milder voetlicht werd aangestoken. Zoals bekend was dit laatste onder meer het geval in de in 1905-1906 verschenen roman De berg van licht van, alweer, Louis Couperus. Voor de kentering van het genoemde ‘fin de siècle’ viel er dus geen goed woord over Heliogabalus te horen, behalve dan uit de mond van ‘Cornelia’, die in het colloquium Senatulus (1529) de keizer prijst voor zijn instelling van een vrouwensenaat die allerlei wetten en regels voor de kledij en het gedrag van vrouwen, onderscheiden naar rang en stand, uitvaardigde, maar die lof was door Erasmus geheel ironisch bedoeld. Bij De Dene echter geen spoor van ironie rond de toch wel ‘gekke’ keizerlijke bevelen. De bron die (waarschijnlijk indirect) aan de basis ligt van de hier berijmde anekdote is de Vita Heliogabali, een biografie geschreven op het einde van de vierde eeuw die, op naam van een zekere Aelius Lampridius, in de zogenaamde Historia Augusta werd opgenomen. Anders dan bij De Dene hebben de groteske bevelen van de keizer in de Vita geen sociaal-‘ethische’ functie maar worden ze in een bredere context van extravagante feesten met hoeren, schandknapen en wilde dieren als voorbeelden van ‘s keizers nutteloze grillen opgevoerd. De Vita heeft het overigens niet over elfduizend spinnenwebben, maar over duizend pond ervan. De opdracht was er bovendien als een wedstrijd voor al zijn slaven bedoeld en die brachten uiteindelijk tienduizend pond van die webben samen. Met het andere bevel wil Heliogabalus in de Vita ook niet dat men hem vliegen brengt, maar ‘tienduizend muizen, duizend wezels en duizend spitsmuizen’ (naar de vertaling van Vincent Hunink in Het schandelijke leven van Heliogabalus, de decadentste keizer van Rome. Amsterdam 2001, p. 36). Van de vliegen wordt alleen gezegd dat de keizer er ontelbaar veel in allerlei soorten potten stopte. Bij Couperus, nauwer aansluitend maar ook niet geheel bij de Vita, hebben de bevelen dan weer een ‘esthetische’ functie. Ze zijn er de uitdrukking van de vindingrijke, onschuldig-speelse geest van de achttienjarige keizer die tranen lacht en ‘zich wentelt van dolvroolijkheid’ bij het zien van de wegstuivende slaven die van de beloning die zal volgen hopen te genieten, want als de keizer ‘dolvroolijk’ is en lacht, ‘dan gooit hij gul met het goud’ (De berg van licht. Amsterdam / Antwerpen 1993, pp. 354-355)!

Bij het einde van ons verhaal gekomen, zult u wellicht vragen: ‘Maar waren er over de gulzigheid en vooral over de onkuisheid geen interessante ‘kleengedichtjes’ uit het Testament van De Dene te sprokkelen’? Ja, toch wel, maar om de spanning erin te houden, heb ik die voor de volgende aflevering bewaard.

Dirk Coigneau

C O L O F O N

O n s C a m e r s v à R h e t o r i k e is het officiële orgaan van het Verbond van de Kamers van Rhetorica Vlaanderen-Nederland vzw. Het Verbond is opgericht in Brussel in 1987.

Het tijdschrift verschijnt eenmaal per drie maanden in een oplage van circa 100 exemplaren.

Adres Bankgegevens van het Verbond
’t Haantje 2, 4854 MV Bavel BIC GEBABEBB
Nederland IBAN BE41 2930 3224 8010

Lidmaatschap van het Verbond
Kamers van 6 leden of meer € 50,00 per jaar
Kamers met 5 leden of minder en toetredende leden € 30,00
Alle leden ontvangen het tijdschrift

Website Druk
www.rederijkers.org     KLA4 Steunpunt Welzijn vzw