0 Ons Camers 4e 2006






Terug naar index

Ons Camers và Rhetorike

Contactadres en verantwoordelijke uitgever: Verbond van de Kamers van Rhetorica vzw.

Emiel François
Louis Callebautstraat 50
B 9320 Nieuwerkerken,
e-mailadres : emiel.francois@skynet.be
website : www.rederijkers.org
19de jaargang nr 4

In dit nummer

Woordje van de voorzitter

Beste vrienden Rederijkers,

Met deze editie sluiten wij dit kalenderjaar af.
Wat vliegt de tijd..
Nog maar pas hebben wij het jaarlijks congres achter de rug en is voor velen het nieuwe toneeljaar gestart met de komende producties .
De Raad van Bestuur werd in september in Den Bosch gehouden waar wij door de leden van Moyses Bosch ontvangen werden en waar de eerste plannen van het komende congres uit de doeken werden gedaan.
In ons volgend nummer zullen wij daar uitvoerig op terugkomen .
Wij raden wel iedereen aan de data van 1 & 2 juni 2007 vrij te houden.
Vanuit Groningen vernamen wij dat het jaarlijks Concours om-gevormd tot "festival om diverse redenen dit jaar niet kan door-gaan. Wij betreuren dit en hopen dat men in de komende maanden toch een gezamenlijk initiatief kan lanceren.

Einde jaar betekent ook de nieuwe aansluiting voor 2007.
Wij hopen dat wij al de aangesloten Kamers en de "toetredende leden opnieuw als lid mogen begroeten.

Met vriendelijke rederijkersgroet,

Emiel François
Voorzitter.

Levensles van de Rederijkers

Toen mr. Simon van Gijn in 1904 voor het Dordrechts Museum een schilderij kocht van een stoet vreemd uitgedoste toneelspelers wist niemand wat het precies voorstelde. Dat het met de Dordtse rederijkerskamer " De Fonteyn te maken had, was wel duidelijk. Hun motto " Reyn Gheneuecht stond op het meegedragen blazoen.

Nu meer dan 100 jaar later heeft een werkgroep de betekenis van de optocht op het ruim 2 meter lange schilderij uitgebreid onderzocht.
Het is de feestelijke intocht van de Dordtse rederijkers in 1616 in Vlaardingen, waar toen een landelijke rederijkerswedstrijd werd gehouden ( een landjuweel). Er waren prijzen voor toneel, poëzie en welsprekendheid, maar ook voor het geschilderde blazoen en voor de intocht.
Al deze aspecten komen aan bod in het rijk geïllustreerde boek " Op de Hollandse Parnas ( uitgeverij Waanders) en in de bescheiden tentoonstelling " Van 't beste spel die plaats had in het Dordrechts museum en later in het Visserijmuseum te Vlaardingen.
Naast het onlangs gerestaureerde paneel zijn daarop prenten van andere optochten te zien en geschilderde blazoenen van wisselende kwaliteit.
De Fonteynisten uit Dordrecht droegen alvast hun toneelkleding van het op te voeren zinnespel. De inhoud van dat spel staat in de wedstrijdbundel "Vlaerdings Rederijck-bergh die in 1617 uitkwam. Omdat de wedstrijd in het Twaalfjarig Bestand van de 80-jarige Oorlog viel, was de vraag hoe het nu verder moest met het Land.
De allegorische personages proberen een oplossing te vinden.
Naast de vaandeldrager zien we eerst Rijm-konst-liever met de tekst van zijn rol in de hand. Daarachter Vliegend Vernuft, die vindt dat we niet moeten piekeren. Goede Meyning zegt geen antwoord te weten. De boer en de ambachtsman denken dat hun arbeid de wereld zal redden. De Gheleerde Waen ( ingebeelde geleerdheid) en de Onmatige Yver zeggen dat er te weinig eenheid is. En de matroos en de soldaat vinden dat de strijd tegen de Spanjaarden weer moet worden hervat.
Ze worden met zijn allen bespot door de Zot, en de ommekeer brengt Goet Onderwys met zijn weegschaal. Vanaf dat moment toont de stoet de moraal van het verhaal.
Oprecht berouw slaat de haarvlecht af van de IJdelheid c.q. het Kwaad. De man met de tulband staat voor de Straffe Godts. En aan het eind van de stoet zien we Gods-dienst-reyn samen met de Rechtvaerdigheyt. Eind goed al Goed. ( overgenomen uit De Telegraaf van dinsdag 13 juni 2006.)

Met dank aan M.Brons-van Calcar die ons dit persbericht toezond.

Men kan in het Visserijmuseum in Vlaardingen de tentoon-stelling nog bezoeken tot 8 januari 2007.
Info : www.visserij-museum.nl
Van het beste spel Strijdende rederijkers in 1616(pdf)

DE GESCHIEDENIS VAN DE REDERIJKERIJ
Deel 47

Plakkaten | leugenrefrein | Pieter Titelmans | Plakkaten 1540 | 1544_1546 plakkaten tegen drukkers | rederijkers en het Humanisme | 1542 Gent ,Brugge | Visitatie | Contrareformatie | Index verboden boeken | Refereynen_int_sot,_amoureux_ende_wijs | Antwerpse_Liedtboeck |

Plakkaten tegen Rederijkers

Aan deze onverschilligheid van vele rederijkers betreffende religieuze denkbeelden, zal echter een einde komen, door onder andere de Beeldenstorm van 1566. Ook de calvinistische dictaturen in steden als Gent, Brussel en Antwerpen, zullen een krachtiger verzet van de katholiek gebleven rederijkers uitlokken. Deze rederijkers zullen echter een minderheid blijven. De meeste rederijkers zullen immers onverschillig katholiek blijven. Anderen blijken daarentegen duidelijke voorstanders van de Hervorming te zijn, en zullen zelfs dikwijls zelf actief deelnemen aan de strijd tegen de Spaanse overheersing. Na de verovering van de zuidelijke Nederlanden rond 1585 door Alexander Farnese, de hertog van Parma, zullen de meeste van deze hervormde rederijkers er echter de voorkeur aan geven uit te wijken naar het Noorden.

Het rederijkerstoneel vertoont, zoals reeds vermeld, een gematigde opvatting inzake geloofskwesties. De rederijkers nemen niet de verdediging van de traditionele kerk op zich, maar anderzijds richten ze zich ook niet rechtstreeks tegen deze aanvallers. De meeste rederijkersspelen die geloofskwesties behandelen, beperken zich tot het bevestigen van de traditionele opvattingen. Natuurlijk kan mogelijke spot met de kerk, vooral in de komische stukken, niet vermeden worden, maar dit betreft dan de bekende misstanden in de kerk. Ook de twijfel en de onzekerheid op geloofsgebied slagen bij de rederijkers toe en komen, vooral in hun zinnenspelen, regelmatig aan bod. Dit betekent niet dat de geloofsgetrouwe rederijkers zich van de traditionele kerk willen afwenden, hoewel de overheid vaak een andere mening is toegedaan. Indien dan toch afwijkende standpunten behandeld worden, keert men in de meeste gevallen op het einde van het stuk, terug naar de traditionele opvattingen.
Net zoals tijdens de Gentse spelen van 1539, komt men in verschillende rederijkersspelen erasmiaanse invloeden tegen, waarbij men de nadruk legt op de waarden van een bijbels christendom. Maar, ook deze spelen worden door kerk en overheid vaak verdacht gevonden.

In het vorige deel van de Geschiedenis van de Rederijkerij werden nog een aantal plakkaten besproken. Ook in dit deel behandelen we nog een aantal nieuwe, strengere plakkaten, voor de eerste maal rechtstreeks tegen de rederijkers gericht. Meteen het start-schot voor een eerste jacht op die rederijkers die de Hervorming een warm hart toedragen.

Wanneer de hervormingsgezinde rederijkers toch tegen de geestelijkheid tekeer gaan, maken ze graag gebruik van het zogenaamde 'leugenrefrein'.
Zo dist bijvoorbeeld in het refrein op de stok "Ic hout al voor cluchten, sout ooc moghen waer sijn", een "avontuerich ruyterken" aan twee minderbroeders het fantastisch verhaal op: "Matthijs de fluyter is doot", zo heeft hij vernomen, "maer inde kiste en vant men niet - Dan drij felle ratten": de eerste heeft alle "aflaet brieven die den Paus hadden geschreven [..] in stucken gheschuert - En ghebeten", de tweede heeft "Dueren en sloten en grendele" van de kloosters "al in sticken gheknaecht", tot grote vreugde van vele monniken die tegen hun zin waren opgesloten. Ten slotte vertelt hij over de derde rat: "Die derde ratte was gheheel dul en verwoet. Men meynde dat sih soud hebben in d'aerde ghebroet, Maer neen sij, sij spronc ten kisten uut, al dul en verwoet. Sij heeft soo diepe inde aerde ghevroet, Dat sij de poorte vant vagevier heeft ghereyct. Doen seyden die van binnen: mach den ghecruysten Got weer daer // sijn? Neen, seyde de ratte, en heeft tvagevier reyn uut gheseyct [..]"

Deze 'grap' moet in de 16de eeuw echter heel bekend geweest zijn. Zelfs Anna Bijns gebruikt het verhaaltje in het elfde refrein van haar eerste Refrein Boek, maar dan in een aanval tegen de hervormingsgezinden: "Tot dat de ratten de helle uut pissen, Diet vaghevier uut pisten, hoort Lutherse quanten [..]".
In een ander gedicht (terug te vinden de Brusselse Koninklijke Bibliotheek, hs II, nr 129 gedicht nr 31) vertelt de dichter één van zijn dromen. De paus "met al den gheestelicken staet [..] Keysers, coninghen, princen, hertoghen en graven [..] pussemiers, rentiers, cooplieden, procureurs [..] en landslieden", vragen en verkrijgen van God een toelating hun hebzucht bot te vieren. Wanneer het "arme ghepeupelte" dit verneemt, gaat het zich beklagen bij "Sinte Pieter", die hen echter bemoedigend toespreekt.

Omwille van hun sympathieën voor de Hervorming, komen verschillende rederijkers en hun kamers langzamerhand bij de overheid op een slecht blaadje te staan. Toch kan tot 1539 - 1540 de hervormingsgezindheid zich, zelfs in gedrukte geschriften, nog steeds vrijelijk uiten. Er zijn nog geen 'felle' reacties van Karel V, die nog steeds volledig in beslag genomen wordt door de strijd tegen Frankrijk. Een strijd die al zijn aandacht opeist.

Het klimaat verandert

Na 1540 verandert het optreden van Karel V en van de regering drastisch, en zullen de maatregelen die door de overheid tegen de rederijkers getroffen worden, opmerkelijk scherper worden. Vragen die ook maar enigszins tot religieuze controverse aanleiding kunnen geven, zijn voortaan taboe. Het optreden tegen de rederijkers wijst erop dat de gezagsdragers maar al te goed beseffen hoe belangrijk het rederijkersmilieu is voor de verspreiding van nieuwe en eventueel voor de heersende kerk, gevaarlijke denkbeelden.

Het is immers begrijpelijk dat vooral in tijden van gisting, in een periode dat er bovendien nog niet zoveel gereisd wordt, samenkomsten als landjuwelen en refreinfeesten een uiterst geschikt medium blijken te zijn voor de verspreiding van nieuwe denkbeelden. Op het Antwerpse landjuweel van 1561 bijvoorbeeld, zal de overheid de strengst mogelijke maatregelen nemen, om een herhaling van de 'aanstootgevende' uitingen van het Gentse feest in 1539, te voorkomen. Maar zelfs dan blijken er, ondanks alle voorzorgsmaatregelen, naast de officiële opgegeven refreinen, nog andere, vaak minder onschuldige, gedichten voorgedragen te zijn.

De beruchte inquisiteur Pieter Titelmans, ziet in het feit dat de heilige mysteriën van het katholieke geloof in profane vertoningen behandeld worden door leken, voornamelijk dan in de rederijkerskamers, dé oorzaak van alle ketterij, dwalingen en opstandigheidgevoelens. Volgens hem betekenen deze bijeenkomsten en 'conventikels', waarbij ze voortdurend disputeren en gewijde en profane zaken door elkaar vermengd, het verderf van de staat en de ondergang van de religie. Toch laten vele rederijkers zich, ondanks alle herhaalde waarschuwingen, niet afschrikken en zullen een aantal onder hen steeds onbeschroomder worden in hun uitingen.

Opgeschrikt door de steeds groter wordende vrijmoedigheid, wordt Gent in 1540 streng getuchtigd. Ook Antwerpen wordt als broeinest van ketterij niet meer met rust gelaten. Ook de rederijkers zullen van nu af aan hun deel krijgen. Tijdens zijn bezoek aan de handelsstad in 1545, bemerkt Karel V tot zijn ontsteltenis, dat ook het Antwerpse stadsbestuur niet onschuldig is aan de toenemende ketterij, en tenminste de strenge plakkaten niet naar behoren toepassen. Op 28 februari 1546 beveelt hij de stadsmagistraten, alle ketters te vangen, die aangeklaagd zullen worden door de inquisitoren. Ook maant hij aan om de rederijkers extra in het oog te houden.

In 1540 worden niet minder dan twee ordonnanties of plakkaten, als een nieuwe uitbreiding en verscherping van de vroegere strafwetten tegen de ketters, met nauwelijks twee maanden verschil, uitgevaardigd. Het bekendste is het gedrukte plakkaat van 22 september 1540, dat als eerste officieel ingrijpen tegen de rederijkers van de overheid beschouwd wordt.
In deze ordonnantie die aan de Raad van Vlaanderen gericht is, worden allerlei boeken verboden, waaronder "de spelen die cortelinghs ghespeelt sijn gheweest in onze stadt van Ghendt byden negentien cameren op het refereyn, welck den mensche stervende de meesten troost es".
Twee maanden voordien blijkt er echter reeds een andere ordonnantie te zijn opgesteld, namelijk op 10 juli 1540. Hierin maakt de Geheime Raad, de Leuvense meier attent op de verspreiding van een aantal ketterse boeken en geschriften, die nog maar pas door de Leuvense censoren zouden zijn afgekeurd. Hieronder bevinden zich eveneens de Gentse spelen van sinne, naast een aantal onbehoorlijke spelen, liederen, refreinen en figuren, die in het plakkaat van 22 september niet vernoemd worden.

Van de ordonnantie van 10 juli 1540, die te Brugge opgesteld is, worden verschillende exemplaren naar de belangrijkste steden doorgezonden. Meteen een bewijs dat deze ordonnantie van meer plaatselijk belang is. Dit document is, voor zover geweten, de allereerste keizerlijke ordonnantie waarin officieel gereageerd wordt tegen de rederijkers, en niet alleen zoals in de meeste voorgaande plakkaten, tegen de ketterse geschriften in het algemeen. Het plakkaat verbiedt de rederijkers spelen of kluchten op te voeren of voor te dragen, die tegen de heilige schriftuur en de sacramenten, instellingen of inrichtingen van de katholieke kerk gericht zijn. Het verschil met het gedrukte plakkaat van 22 september 1540, zit in het feit dat de rederijkers in dit laatste plakkaat nooit expliciet vermeld worden. Nochtans worden in beide plakkaten dezelfde verboden boeken opgesomd, op één uitzondering na. De ordonnantie van 22 september is wellicht dan ook een uitvloeisel van het plakkaat van 10 juli.

Verder beveelt de ordonnantie van 10 juli 1540 het doorzoeken van huizen van drukkers, boekhandelaren, rederijkers en anderen, naar verdoemde en verboden boeken, vooral naar die welke expliciet op de Indexlijst vermeld worden. Deze boeken moeten in beslag genomen en openbaar verbrand worden. Diegenen die het nalaten ketters te verklikken en degenen die verzoekschriften ten gunste van ketters indienen, zullen als medeplichtigen bestraft worden. De magistraten die de straffen verzachten zullen uit hun ambt ontzet worden.

In tegenstelling met het plakkaat van 22 september 1540, is er in dat van 10 juli, dus naast de Gentse spelen van sinne, ook sprake van onbehoorlijke spelen, liederen en refreinen. In de Franse versie van het plakkaat lezen we:
"Certains jeuz, nagairies imprimez en nostre ville de Gand et par ceulx des dixneuf chambres illecq jouez sur le mot et devise; laquelle chose poelt plus consoler l'homme morant. Et avec se vendent et distribuent plussieurs jeuz, chansons, balades et figures scandaleux, dangereux et suspect d'héréserie".
Wellicht verbieden de Leuvense censoren hier niet alleen de Gentse spelen van sinne, maar ook de liederen, refreinen en esbattementen die bij die gelegenheid eveneens opgevoerd zouden zijn, in één ruk door. Toch blijft het vreemd, vermits er van Gentse esbattementen en liederen tot dusver geen enkele druk bekend is, en wellicht ook niet verkocht en verspreid zijn.
Daarnaast is er ook sprake van schandaleuze figuren, waarmee spotprenten bedoeld worden en waarmee geen enkel verband bestaat met het Gentse rederijkersfeest. De onbehoorlijke spelen, refreinen en liederen, die in het plakkaat bedoeld worden, slaan wellicht niet op de Gentse rederijkerswedstrijd, maar eerder op een algemeen verbod van verdachte spelen, refreinen, liederen en figuren, naar aanleiding van het feest te Gent. Daarom zijn ze wellicht ook niet, in tegenstelling tot de Gentse spelen van sinne, toegevoegd aan de lijst van verboden vermeld in het plakkaat van 22 september. Het is dan trouwens de eerste maal dat de meeste keizerlijke plakkaten niet alleen het willekeurig uitgeven en verspreiden van boeken verbieden, maar ook van liederen en refreinen.

Wat er ook van zij, de plakkaten van 10 juli en 22 september luiden de steeds groter wordende vervolging van de rederijkers in. De beduchtheid voor de rederijkers is het beste bewijs voor de relevantie van hun kunstbeoefening. Het bewijst dat hun impact op de publieke opinie groot is, hun kunst niet wereldvreemd, hun allegorieën levensvatbaar en hun engagement duidelijk. De rederijkers zijn op dat ogenblik een duidelijk stuk stedelijke cultuur.

Op 31 mei 1542 stuurt de landvoogdes Maria van Hongarije enkele brieven naar de baljuw van het Land van Waas, met het bevel "de faire deffence ès limites de sa jurisdiction, de non à jouer auccuns jeuz de rethoricque, que iceulx fuyssent préalablement vuez et entenduz pas les officiers et gens de Loy".

In 1544 en 1546 worden specifieke plakkaten uitgevoerd die de vrijheid van de drukkers en boekhandelaren nog meer beperken. Het plakkaat van 1546 bevat bovendien een catalogus van boeken die in scholen gebruikt mogen worden, alsook een Index van verboden boeken, opgesteld door de Leuvense censoren. Het plakkaat verordert eveneens reeds dat niemand in de Nederlanden mag drukken, boeken, refreinen, balladen, liederen, brieven, almanakken, prognosticaties of andere pamfletten, oude of nieuwe, die op één of andere manier zouden raken aan de heilige schriften, zonder vooraf 'gevisiteerd' te zijn en behoorlijk goedgekeurd door de geestelijke censuur.

Bij dit alles dient echter vermeld te worden, dat de Vlaamse rederijkerskamers, voornamelijk die van Gent en Antwerpen, de lutherse kruistochten niet met evenveel geweld ondersteund hebben als de kamers uit het Noorden. Men vindt in het repertorium van de zuidelijke rederijkers, weinig stukken terug die ronduit vijandig tegen de kerk gekant zijn, zoals bijvoorbeeld de "Boom der Schriftueren". In onze contreien is het eerder de kritische geest van Erasmus die zich hier manifesteert, dan de 'vijandige' geloofsleer van Luther. De rederijkers van de 16de eeuw behoren (grotendeels) tot de intellectuele klasse. Ze zijn geraakt door het humanisme en de Renaissance. Wellicht hebben ze niet ver van de verzetsstem gestaan. Maar in de ogen van de Inquisitie en van de koninklijke gezagsdragers zal dat al té veel zijn.

De rederijkers en het Humanisme
Het Humanisme dat op het einde van de 15de eeuw in onze gewesten opkomt, heeft aanvankelijk weinig aanrakingspunten met de rederijkersliteratuur. De humanisten vormen eerder een intellectuele elite, die voornamelijk bestaat uit schoolmannen en geleerden, die zich van de 'ruwe en onbeschaafde' beoefening van de literatuur in de volkstaal wensen te distantiëren. Niet alle humanisten hebben echter met misprijzen op de rederijkers-literatuur neergekeken. De Gentse schoolman Eligius Houckaert bezorgt bijvoorbeeld een Latijnse vertaling van het eerste boek "Refereynen" van Anna Bijns, en de Maastrichtse rector Chr. Sterck (Ischyrius) verzorgt een bewerking in het Latijn van "Elckerlijc".

Anderzijds is er de Antwerpse rederijker Cornelis Crul, voornamelijk bekend van zijn "Heynken de Luyere", die de "Colloquia" "rethorickelick" bewerkt. Ook andere werken van de humanisten worden in de volkstaal overgezet en worden in rederijkerskringen druk gelezen. De invloed van Erasmus, vooral in zijn ethische en theologische opvattingen, op de rederijkersliteratuur mag in geen geval onderschat worden. De hernieuwde studie van de klassieke oudheid zorgt echter niet voor een grootschalige vernieuwing van de literatuur in de volkstaal. Het nieuwe geluid dat in de Nederlandse poëzie na 1560 stilaan begint op te duiken, en waaraan namen verbonden zijn van bijvoorbeeld de Gentse schilder-dichter Lucas d'Heere (1534 - 1584) en van de Antwerpse patriciër jonker Jan van der Noot (1539 - 1595), zal eerder onder het impuls van de Franse dichters van de Pléiade, of zelfs van hun voorgangers, tot stand komen. De mythologische versierselen waarmee de 16de eeuwse rederijkers graag uitpakken, en zelfs de behandeling van de klassieke stoffen, doen eigenlijk wezenlijk af aan de laatmiddeleeuwse literaire traditie, die deze rekwisieten en inspiratiebronnen nooit heeft versmaad.

Toch zijn er verschillende rederijkers die in de voetstappen van het Humanisme stappen. Zij putten hun onderwerpen uit de klassieke oudheid en sieren hun refreinen op met quasi onuit-puttelijke mythologische en klassieke verwijzingen.
Zelfs Anna Bijns bedient zich nu en dan van antieke, zelfs mythologische figuren, middenin een hele opsomming van bijbelse personages, als illustratie in moraliserend refreinen.

Ook is er, zoals reeds vermeld, rederijkerswerk met erasmiaanse inslag terug te vinden, dat nogal naar de Hervorming overhelt. Dit genre rederijkerswerk wordt in het oog van de overheid als gevaarlijk beschouwd. Godsdienst wordt door hen immers, zoals we reeds weten, nog steeds als een regeringszaak beschouwd.
Een aantal rederijkers komen in opstand tegen de onwetendheid waarin men de mens wenst te houden. Dat kadert volledig in de geest van het Humanisme en van de Renaissance, die binnendringen in de populaire literatuur van de rederijkers.
Reorganisatie van het kerkelijk bestuur
Vanaf 1540 verslechtert het religieuze klimaat in onze gewesten heel snel, en dit heeft tot gevolg dat ook de houding van de overheidsinstanties tegenover de rederijkerskamers verandert.
Jan Utenhove weet hiervan mee te spreken. Hij is een telg uit een bekende Gentse patriciërsfamilie, en organiseert in 1543 volledig op eigen houtje een toneelspel te Roborst (in het zuiden van Oost-Vlaanderen,nabij Munkzwalm). Hierin verkondigt hij openlijk aan het volk een sterk protestantse overtuiging. |
Dit voorval is meteen het startsein voor een ver doorgedreven eerste klopjacht op de hervormden, en het begin van een eerste emigratiegolf naar het Noorden, Duitsland, en Engeland.
Op 20 juni 1542 verbiedt Gent, wanneer de openlijke bescherming van stadswege uit van de rederijkerskamers reeds geruime tijd op een laag pitje staat,
"dat niement van nu voorts an en vervoordere [= zich zou beijveren] vut te stellene [= bekend te maken], vertooghene [= spelen] ofte vut te ghevene eeneghe spelen, refreynen, liedekens, loven of andere dichten van rethoriquen, af andersins in eeneghe maniere, anders dan de ghone van heere ende wet weghe ghevisiteert ende gheconsenteert".
Op 24 juni van datzelfde jaar, dus vier dagen na Gent, bepaalt de Brugse stadsmagistraat op zijn beurt dat alle "spelen, refereynen, liedekins, loven en andre dichten van retoricquen [..] vanden heere ende wet weghe ghevisiteert ende gheconsenteert moeten worden. Een zekere vorm van censuur of controle vooraf behoort echter elders reeds decennia tot de normaalste zaak van de wereld, zoals in Rijsel, waar al in 1470 de verplichting bestaat toneelspelen eerst te laten controleren. Van dergelijke controle vooraf, zijn er sporen terug te vinden in de Gentse stadsrekeningen, waar de spelen die de rederijkers wensen op te voeren, 'gevisiteert' worden door de dominicanen die hiertoe door de schepenen verzocht worden. Zij dienen sporen van de nieuwe leer op te sporen en kenbaar te maken. In de stadsrekeningen over 1549-1550 lezen we "Item betaelt broeder Jan Denijs, religieulx ten Predicheeren, de somme van III s. IIII d. gR. Hem bij scepenen toegheleidt jn gratuiteite voor den wijn jnt regarde dat hij als prior gheweest vanden voornomden convente, ten verzoucke van scepenen, ghevisiteert heeft zekere spelen van retorijcken, bij den retorisiers ghespeelt ende vertoocht gheweest, omme te wetene offer eenighe suspecte materie jnne waere [..] III s. IIII gr.".

Inmiddels is in 1544 de Vrede van Crépy gesloten tussen de Franse koning Frans I en Karel V. Frans verliest hierbij Kamerijk en erkent de volledige onafhankelijkheid van Vlaanderen en Artesië. Karel V ziet op zijn beurt hierbij definitief af van Bourgondië en de steden aan de Somme. Beide vorsten besluiten om samen de officiële kerk te beschermen en de Turken te bestrijden. De hertog van Orleans ten slotte zal de oudste dochter of een nicht van Karel huwen en de Nederlanden of Milaan als bruidsschat krijgen. De hertog sterft echter reeds in 1545.

Het toezicht wordt nog meer verscherpt respectief in 1546 en 1550. In 1548 gaat Maria van Hongarije, de landvoogdes van de Nederlanden, in Augsburg, bij haar broer Karel V, smeken om de plakkaten in de Nederlanden te verzachten en om niet van de Inquisitie te spreken. Zij slaagt dit tijdelijk te bekomen, maar enkel voor het hertogdom Brabant, omwille van de vreemde kooplieden in Antwerpen. In 1550 voert men (officieel) de Index in. Dit laatste is wellicht een gevolg van het Concilie van Trente.

Contrareformatie
Van 1545 tot 1563 beraden de kerkelijke leiders zich immers over mogelijke hervormingsmaatregelen binnen de katholieke kerk, om aan de crisissituatie eindelijk het hoofd te kunnen bieden en als reactie op de protestantse hervormingen. De Contrareformatie, dat als een katholiek hervormingsstreven mag beschouwd worden, komt op gang. Men zoekt verder naar doeltreffende oplossingen om de strijd tegen de Hervorming aan te binden. Zoals we gezien hebben, dreigen de 'ketterijen' immers de grondslagen van de eredienst en het gehele institutionele en leerstellige bouwwerk te ondermijnen.

Op internationaal vlak zijn er drie fasen in de Contrareformatie. De eerste is dat er in de kerk een strengere richting opkomt die een hervorming nastreeft van het oude instituut 'in hoofd en leden'. De tweede fase is de samenwerking tussen de curie en het Concilie om een vernieuwing van het kerkelijk instituut te verwezenlijken. De derde en laatste fase is het doorwerken van de verjonging van organisatie en geest van de katholieke kerk in de verschillende Roomse landen. Wil er een verbetering tot stand komen van de verschillende onderdelen van het kerkelijk instituut, moet er dus eerst een hervorming aan de top van dit instituut zijn. Om hervormingsgezinde pausen verkozen te krijgen, moet er eerst een hervormingsbeweging in de kerk zelf zijn, die ten slotte een meerderheid in het conclaaf verwerft. Het streven om de kerk intern te hervormen, was reeds in Spanje, en deels ook in Italië aanwezig, op het ogenlik dat de Hervorming zich BUITEN de kerk van het christendom inzet in Duitsland. Door de kerkhervorming krijgt dit streven een krachtige stimulans, wat na 1520 zichtbaar zal worden door de stichting van nieuwe orden, van de Inquisitie en de algehele roep om het Concilie. Dit streven zal haar bekroning vinden in 1555 als Paulus III tot paus gekozen wordt. Vanaf nu wordt snel de verdere hervorming aan de top doorgevoerd.

Tijdens het Concilie worden aldus de richtlijnen voor de Contrareformatie opgesteld. Het houdt zich bezig met een nieuw, duidelijk formuleren van de katholieke leer en een verbetering van het niveau van de clerus. Op het Concilie ontvangt de Roomse kerk haar definitieve gestalte. Met de afkondiging van de decreten van Trente in de verschillende landen begint aldus de laatste fase. Onder krachtige medewerking van de opeenvolgende pausen en samen met de verschillende landsvorsten, voert de kerk nu in alle landen die Rome trouw gebleven zijn of zich alsnog aan Rome onderwerpen, de hervorming van de geestelijkheid en het geestelijke leven door. In de Spaanse Nederlanden zal dit later dan elders geschieden, omdat Parma in onze contreien eerst een voorbereidende militaire en politieke actie zal moeten voeren.

Dit Concilie zal er trouwens ook voor zorgen dat de katholieke kerk en de kunst elk hun eigen weg inslaan. Reeds snel, in 1546, stellen Leuvense theologen, zoals we reeds weten, een eerste

Index

Index met verboden boeken op, een lijst van 36 verboden werken, waaronder reeds vermeld de Gentse spelen van 1539. Door deze lijst wordt het rederijkersrepertorium gevoelig ingekrompen.
Deze lijst is nieuw, maar toch was er reeds vanaf 1520 een kerkelijke instemming verplicht voor het drukken en uitgeven van álle boeken. Samen met de lijst verschijnt een ordonnantie die alle vroegere plakkaten in strengheid overtreft. Ook dit is het gevolg van de onverdraagzame houding van Karel V tegenover de ketters na het sluiten van de vrede van Crépy in 1540. In 1550 zal dit plakkaat bevestigd worden. Een veel uitgebreidere lijst volgt in juli 1546. Opgesteld onder supervisie van de Leuvense universiteit, treffen we naast de 'Boom der Schriftueren' en het 'Spel van Sinnen opt derde, tvierde en tvijfste capitelen van dwerck der Apostelen', ook een klucht aan: het Ieperse "Batement van iiij Personagies, den pastoor, den medcijn, den advocaet ende den sot ghenaemt Onnosel". Van deze laatste tekst is de inhoud onbekend: het enige bewaarde document ging in de Eerste Wereldoorlog tijdens bombardementen in de vlammen op. Ook de "Refereynen int sot, amoureux ende wijs" van Jan van Doesborch worden in 1546 voor de eerste maal vermeld. Ook in 1550 zal deze bundel opnieuw op de dan uitgebreidere Indexlijst staan. Ondanks het feit dat deze refreinen niet echt hervormingsgezind zijn, en ze verschijnen in 1528-1530 (dus voor de Gentse wedstrijd van 1539), lijken ze in de ogen van de beoordeelaars toch op z'n minst verdacht. Hiervan getuigt een sterk gecensureerde herdruk in 1640.Naast een herdruk in 1640, is er ook nog eentje in 1548. Hieruit blijkt dat de refreinen vrij populair zijn en dus nog steeds in omloop als de Leuvense censoren hun indices opstellen. In elk geval blijken de "Refereynen int sot, amoureux ende wijs"ook jaren later nog zeer begeerde maar verboden literatuur. Zij zijn immers veelvuldig terug te vinden in verschillende inventarissen van verboden boeken die in de jaren 1568-1569 te vinden zijn bij een groot aantal boekhandelaren. Vooral in Brussel lijken deze refreinen een vrij grote afzet te vinden.

Ook het "Antwerpse Liedtboeck", nochtans pas gedrukt in 1544, zal onder de censuurmaatregelen vallen.

Het begrip Contrareformatie is heel ruim op te vatten.
Allereerst is er dus de katholieke reactie tegen de protestantse opvattingen,dus tegen de ideeën en de publicaties van onder meer Luther en Calvijn. De afweerreactie zal bestaan uit bullen, plakkaten, verbanningen, en zo verder. Ook pamfletten, liederen en gedichten en toneelstukken zullen, zoals we verder nog zullen zien, aangepast worden. Anderzijds wordt ze ook beschouwd als een interne katholieke reformatie. In wezen volledig tegen-overgesteld aan de protestantse reformatie. Reactie is echter niet haar enige voedingsbodem, want enkele van haar kiemen liggen reeds ver in de tijd vóór Luther en Calvijn. De kiemen van de Contrareformatie zijn in de Nederlanden dus zeer vroeg te stellen. Reeds in 1520 verschijnt de pauselijke nuntius Alexander te Antwerpen bij Karel V. Zijn zending heeft directe gevolgen. Vanaf dat jaar worden massa's verdachte boeken op bevel van de keizer verbrand,een bevel dat vanuit Spanje instemmend aangemoedigd wordt. De staatsmachine tegen de ketters en andersdenkenden wordt in werking gesteld. In 1521 worden de eerste ketterse personen aangehouden. Het volgende jaar treedt François van der Hulst als staatsinquisiteur op en kan Alexander vertrekken. Na dit bezoek wordt onmiddellijk het eerste plakkaat tegen de ketters door Karel V uitgevaardigd. Deze plakkaten zullen, zoals we weten, steeds strenger en driester worden.

Toch rijst de vraag of de Contrareformatie er na het Concilie van Trente, waarbij het de leer van de kerk tegen het protestantisme overduidelijk vastlegt en door allerlei maatregelen aan de bestaande mistoestanden een einde probeert te stellen, niet in geslaagd zou zijn om vele aanhangers van de Hervorming terug te winnen voor het katholicisme. Vooral indien het calvinisme, in combinatie met een internationale strijd, niet vele reformatorisch voelenden en kerkelijke onverschilligen tot zich getrokken had, en op die manier een kern gevormd heeft van fanatieke aanhangers en avonturiers die elke revolutionaire beweging in haar actief stadium zo hard nodig heeft.

In het volgende deel zullen de eerste vervolgde rederijkers besproken worden en maken we kennis met de opvolger van Karel V, Filips II.

Wordt vervolgd
Jan Rooms

In memoriam

Nolle Versyp

Gedurende meerdere jaren was hij een gewaardeerd jurylid van onze wedstrijden tijdens onze jaarlijkse congressen.
Ook zullen wij hem steeds in herinnering houden als een gedegen tonelist.

MEDEDELINGEN

Adreswijzigingen :
Reeds herhaalde malen vragen wij met aandrang om ons tijdig alle adreswijzigingen te willen mededelen teneinde de vlotte verzending van het tijdschrift en andere infozendingen te kunnen garanderen.

Website : www.rederijkers.org

De website werd recent door J.A. Buiskool bijgewerkt.
Kamers die info willen verspreiden kunnen van onze website gebruik maken.

LIDMAATSCHAPSBIJDRAGE 2007


Kamers : Euro 25,00
Toetredende individuele leden : Euro 15,00
Betaling door overschrijving op bankrekening
293-0322480-10
via ingesloten overschrijvingsformulier

De lidmaatschapsbijdrage vanuit Nederland kan zonder kosten overgeschreven worden
op de Belgische bankrekening van het Verbond door gebruik te maken van
het Ibannummer en de Bic code.
Ibannummer : BE41 2930 3224 8010
Biccode GEBABEBB