0 Ons Camers 4e 2011






Terug naar index

Ons Camers và Rhetorike

Contactadres en verantwoordelijke uitgever: Verbond van de Kamers van Rhetorica vzw.

Emiel Francois
Louis Callebautstraat 50
B 9320 Nieuwerkerken,
e-mailadres : emiel.francois@skynet.be
website : www.rederijkers.org
24 ste jaargang nr 4 oktober-november-december 2011

In dit nummer...

Woordje van de voorzitter

Beste vrienden Rederijkers,

Met dit nummer sluiten wij de zijn wij 24ste jaargang van ons tijdschrift af.

Ik dank allen die meewerkten aan deze jaargang en hoop in 2012 enkele nieuwe medewerkers te mogen verwelkomen.

Binnen de Raad van Bestuur werd beslist dat de geplande algemene vergadering met de leden van de Raad van Bestuur en de voorzitters van de Kamers zal plaats hebben op zaterdag 11 februari 2012.

Hou dus deze datum vrij !

Een afzonderlijke uitnodiging hiervoor volgt in de komende weken.

Ook zal eerstdaags de uitnodiging tot betaling van het lidgeld in de bus vallen. Ik hoop dati iedereen er gevolg zal aan geven .

Ik wens er ook de aandacht op te trekken dat, volgens het huishoudelijk reglement ,de betaling moet voldaan zijn voor 31 maart 2012.

Om als kamerafgevaardigde stemrecht te hebben op de algemene vergadering waarop dit jaar een deel van de Raad van Bestuur herkiesbaar is.

Met genegen rederijkersgroeten,

Emiel François
Voorzitter

Verslag workshop 22 5 2011 te Brussel

Carlo van de Water en Thierry Hermans leiden deze workshop, die aan de Algemene Vergadering voorafgaat.

  1. Enquête :
    Er kwamen 12 antwoorden binnen op de rondgestuurde enquête
    waaruit blijkt dat :
    • 1/3 van de leden echt actief is
    • bij kleine Kamers iedereen actief is
    • groot percentage leden zijn + 55 jaar, te weinig spelende leden
    • 2 Kamers hebben een jeugdafdeling
    • aantal uren varieert van 3 tot 4 uur per week, variabel, afhankelijk van taak
    • werking : theater, voordracht, poëzie, uitstappen, theaterbezoeken organiseren …
    • aantal productie’s: variabel – redelijk verspreid
    • repertoire : hedendaags repertoire uitschieter, buiten het populaire begeven,
      De helft brengt ook poëzie
    • bindmiddel : de sociale contacten
    • werken meestal niet met een vaste regisseur
    • voorstellingen vinden meestal in cult.centrum plaats
    • financieel : kamers financieren zelf voorstellingen, al dan niet met subsidies en hulp lokale of provinciale overheden, slechts occasioneel medewerking bedrijfsleven
    • Alle verenigingen bestaan redelijk zelfstandig en zijn niet afhankelijk van derden. Ze bezitten meestal geen eigendom, sommigen huren een pand, sommigen zijn eigenaar hetgeen betekent dat de financiën goed in het oog moeten gehouden worden.
      Bij huren van een locatie is men wel afhankelijk van derden.
    • Meestal beperkte uitstraling – lokale bereikbaarheid
    • Externe contacten -> gematigd positief, meestal geïnteresseerd, geen uitwisselingen -> tegenstrijdige antwoorden
      Lid overkoepelend orgaan: vr.de Vlaamse Kamers: OPENDOEK vzw, Aalst Applaus
      Slechts 2 Kamers vermelden lid te zijn van het Verbond !
    • Belangrijkste taken van het Verbond :
      Bindingsfactor – zorgen voor continuïteit – verbondenheid tussen Kamers –
      Praktische informatie verschaffen – rekening houden met verscheidenheid van Kamers
      Internationaal karakter . project Europa
      Mensen staan niet te springen naar uitgebreid Verbond -> moet er wel zijn wordt gevraagd
    • Thema wedstrijd :
      Maakt voor de meesten niet uit.
      Verscheidenheid meer laten uitkomen
      Thema koppelen aan bepaalde maatschappelijke activiteit bv.muliculturaliteit
  2. Congres
    • ervaring en historie meenemen – belangrijk om mee te geven aan organiserende Kamer
    • opdracht meegeven – niet beperken
    • bijdrage aan congres: thema aanreiken -> wat kunnen zij daar dan mee doen?
    • bedoeling : wedstrijd voor elkaar
    • niet wedstrijd maar festival organiseren -> met poëzie, muziek, theater …..
      ruimer zien en meer mensen de kans bieden om deel te nemen
      doe waar je goed in bent en waar je plezier in hebt !
    • festivalreglement – meer mogelijkheden – ook financieel
    • zeker thema-gericht werken – actueel theater, modern
    • regelmatig formule wijzigen – discipline of gemeenschappelijk thema –dan is er afwisseling
    • probleem hertaling stukken: subsidiëring, anders niet te realiseren

      Invalshoeken :
    • op thema of discipline
    • met respect voor de inrichtende Kamer
    • duidelijk, agressiever zijn en vroegtijdig, zodat men aan de slag kan gaan
    • uiterlijk in september bekend maken
    • samenkomst met RVB en hoofdmannen om besluiten uit te werken

      Op welke manier verhoudt het Verbond zich tot de Kamers ?
    • dienstverlenend
    • begeleidend
    • dirigerend -> laten vertrekken vanuit de Kamers – zien wat er uit komt !
    • meerwaarde voor de individuele vereniging
    • verbindingsfactor tussen Kamers (uitwisselingen?)

N.Gits
Secretaris

Ps.: Op de komende A.V. zal hierover verder uitgebreid gedebatteerd kunnen worden ,zodat definitieve afspraken betreffende de verdere Verbondswerking kunnen vastgelegd worden.

De Geschiedenis van de Rederijkerij

(deel 57)

In dit deel bekijken we de politiek van Filips II van naderbij, met onder meer de landvoogden Alva en Requesens.

Filips II

De laatste dertig jaar van de 16de eeuw betekenen voor de Nederlanden hét dieptepunt in hun geschiedenis. Niet alleen voor de bevolking, maar ook voor de politieke leiders, want ook zij worden geconfronteerd met een golf van opstanden in dat deel van Europa dat het hart van de wereldeconomie vormt. Het conflict is er één tussen twee fundamenteel totaal tegengestelde ingesteldheden en achtergronden. Enerzijds is er de Catalaanse hofadel, die opgegroeid is in de geest van de 'reconquista', veroveringen en koloniale uitbreidingen, en de wereld van handel en nijverheid, gekenmerkt door vooruitstrevendheid en de vele nieuwe impulsen van de Renaissance.

Alva in de Nederlanden

Vanaf 1567 ondergaan de Spaanse Nederlanden de hevige repressie van de beruchte hertog van Alva. Wanneer deze bloedige vergeldingsacties ook nog eens gevolgd worden door een sterke belastingverhoging die grote schade toebrengt aan de materiële belangen van de bevolking, zullen de onderdanen van Filips II in het verzet komen. De handel stagneert, de prijzen van de levensmiddelen schieten de hoogte in, het ganse land geraakt in een steeds sterker wordende staat van beroering.

De verklaring van de opstand is eigenlijk een complex gegeven. Het is veel meer dan godsdienstontevredenheid, dat een extra impuls krijgt door de niet aflatende ijver van de calvinisten. Het is ook hier een puzzel van verschillende factoren. Er is bijvoorbeeld ook het zelfbewustzijn van de burgerij en adel, de gematigdheid van de gewone katholieken, de ambachtslieden die in hun vrijheid steeds meer beknot worden en langzaam verpauperen, en de vrijheidsdrang van de Noord-Nederlanders. Hierbij moet vermeld worden dat de opstand in geen geval alleen een zaak is van het Noorden, waar achteraf de Republiek ontstaat. Zuid en Noord komen aanvankelijk samen in opstand tegen het despotisme van Filips II.

Ondertussen helpt Alva de reeds lang aangekondigde reorganisatie van het kerkelijk bestuur afronden, onder andere door eigen benoemingen op vacante en nieuwe bisschopszetels. Alva blijkt voorstander te zijn van de eenvoudige annexatie van de Nederlanden bij Spanje. Gedurende 1571 en 1572 blijkt Filips II echter nog steeds te aarzelen. Hij stelt in eerste instantie de door de Bourgondiërs opgerichte instellingen geleidelijk buiten gebruik. Zijn bedoeling is om alle bestuurszaken in eerste instantie in handen te geven van Spanjaarden en Italianen zodat de plaatselijke inwoners uiteindelijk geen inspraak meer zouden hebben in het bestuur van hun eigen land. En dat is iets wat ze altijd al gevreesd hadden. Maar, op zijn weg vindt Alva het eeuwige struikelblok: geld!

Het meeste opzien baarde de aankondiging van nieuwe algemene voor het ganse land geldende belastingmaatregelen. In die tijd verkeren onze gewesten in een permanente staat van oorlog, en oorlog kost natuurlijk geld. Om voor zijn beleid niet langer afhankelijk te zijn van de belastingen waarover de Staten-Generaal moeten stemmen, maakt Alva reeds in 1569 het plan bekend om de geldende belasting te vervangen door een drievoudige belasting, ter financiering van zijn krijgsoperaties: een eenmalige belasting op het vermogen van 1% (de honderdste penning), een vaste heffing op alle transacties van onroerend goed van 5% (de twintigste penning) en tenslotte een dito belasting van 10% (de tiende penning) op de verkoop van roerende goederen.

Hiermee denkt Alva in één slag zijn centralisatie-idee te bevorderen, én vooral ernstige geldelijke tekorten weg te werken. Van nu af aan zou de centrale kas onafhankelijk worden van de onderling sterk verschillende lokale en gewestelijke belastingen, die gewoonlijk via 'beden' ofwel rechtstreeks via de gewesten, ofwel via de Staten- Generaal aangevraagd dienden te worden. Deze maatregelen zullen echter op een onoverkomelijke oppositie stuiten, en tegen deze oppositie kan Alva met repressie of troepen weinig uitrichten. Met zijn belastingsplan raakt Alva immers een aantal gevoelige punten. In de eerste plaats is het een overduidelijke poging om de Staten- Generaal buitenspel te zetten. Op de tweede plaats worden de bezwaren tegen de heffingen vooral veroorzaakt door de afkeer van belastingen, in een land dat afhankelijk was van handel en goederenverkeer. Het betekent immers een beperking en een zware last voor de handel die op dat ogenblik toch al een moeilijke tijd doormaakt in een land dat voortdurend te kampen heeft met buitenlandse bezetters en ongeregeldheden. De nieuwe heffingen zouden de prijzen drastisch doen verhogen en de concurrentiekracht verminderen.

Toch stemmen de Staten-Generaal, met uitzondering van Utrecht, voor het nieuwe belastingssysteem. Ze zijn zo beducht voor Alva en zijn troepen, en zo wanhopig over hun mogelijkheden tot verzet, dat ze alles doen om een herhaling van het bloedbad van 1567 tot 1570 te voorkomen. Toch zal de handel nog meer stagneren en de prijzen van de levensmiddelen schieten, zoals gevreesd, nog meer de hoogte in. De ganse Nederlanden geraken stilaan in een steeds sterker wordende staat van beroering.

Alva moet echter schoorvoetend toegeven en de tiende penning kan niet in alle gewesten ingevoerd worden. Intussen heeft deze belasting echter al heel wat kwaad bloed gezet bij talrijke bestuurders en ook bij een brede publieke opinie.

Maar niet enkel de bevolking heeft het zwaar te verduren, ook Alva gaat het in geen geval voor de wind. Met de telkens opnieuw opvlammende opstandigheid valt het voor hem aanvankelijk nogal mee. Zij is steeds latent aanwezig, maar heeft geen echte betekenis. Hij probeert alle mogelijke stappen van samenzwering van in het buitenland verblijvende Nederlandse ballingen te bestrijden, en in het binnenland lijkt hij alle haarden van protest vernietigd te hebben.

Het grootste probleem voor Alva zijn echter de 'watergeuzen', Nederlandse ballingen die in hun onderhoud voorzien door kaapvaart en roof op zeeën, en door snelle plunderingen en gijzelingen om losgeld op het land. Zij beschikken over 20 tot 30 schepen, en hebben hooguit 1000 manschappen in dienst. Alva dacht dit na verloop van tijd wel op te lossen door met behulp van diplomatieke stappen hun buitenlandse thuishavens te laten sluiten en hen met een later uit te rusten Zuiderzeevloot te verslaan. Dit afwachtend en zich op een eventuele landoorlog voorbereidend militair beleid van Alva, zullen achteraf een ernstige misrekening blijken. In 1572 zal Oranje, door samenvoeging van alle geuzenschepen tot één zeevloot, overgaan tot zwaardere acties tegen de Lage Landen.

Als in dat jaar de onrusten hun hoogtepunten naderen, nemen de Geuzen het stadje Den Briel in, en worden Mechelen, Leuven, Oudenaarde en Dendermonde door anti-Spaanse legerbenden ingenomen. Het noorden van Vlaanderen wordt door steeds driester wordende invallen van de watergeuzen uit Zeeland geterroriseerd.

De benaming 'Geus' is ontstaan toen op 05 april 1566 het eedverbond der edelen een smeekschrift aan Margaretha van Parma komt aanbieden. Hierin verzoeken ze om de vervolging van de calvinisten te matigen. Een van haar raadsheren, met name De Berlaymont, vindt het nodig om Margaretha, die er duidelijk geen raad mee weet en op het punt staat te panikeren, gerust te stellen door smalend op te merken: "Quoi, Madame, peur de ces guex?." De edelen beschouwen op dat ogenblik het woord 'guex', dat bandiet, vagebond, bedelaar betekent, niet als een regelrechte belediging, maar als een erenaam. Later zal deze benaming een synoniem worden zonder onderscheid, voor alle opstandelingen tegen het Spaanse gezag of voor overtuigende calvinisten.

De repressie van Alva zorgt er echter voor dat de geuzen zich kalm moeten houden en dit tot de steden zich schrap gaan zetten tegen de muitende soldaten, waarbij ze steun gaan zoeken bij Oranje.

Alva kent nog meer problemen
Alva heeft echter, vanaf het begin van zijn voogdij, een nog grotere zorg. Zijn hele programma van repressie en hervorming, dat aanvankelijk het protest en de opstandigheid prikkelt, maar later voor stevige fundamenten zorgt van het bestuur van de Lage Landen, was echter totaal afhankelijk van de Spaanse schatkist. De grote troepenmacht slorpt veel geld op, en de troepen kunnen slechts sporadisch betaald worden. De geldzendingen uit Spanje haperen steeds en zijn zeer gering. Dit is het zwakke punt van Alva's krachtsontplooiing. Organisatorisch, boekhoudkundig en financieel loopt alles vast. De problemen die de troepen in de Nederlanden kenden, brengen na verloop van tijd, al even funeste problemen voor Alva met zich mee. De troepen moeten in vele steden worden ingekwartierd, en komen aldus ten laste van de stedelijke burgerij. Muiterijen, als oplossing voor de loonconflicten van de huurtroepen, teisteren regelmatig de steden. Hoe loyaal ze ook tegenover Alva's Brusselse regering staan, steeds opnieuw worden ze geconfronteerd met confiscaties en plunderingen. Hierdoor wordt na 1567 de traditionele afkeer van vreemde troepen in de Lage Landen verstevigd.

De opgekropte woede ontlaadt zich in 1572 en er breekt een nieuwe revolte uit tegen het Spaanse bestuur, onder leiding van Willem van Oranje in Holland en Zeeland. Het is een politieke explosie, maar de calvinisten grijpen al snel de leiding en geven aan de opstand een godsdienstige dimensie. In Willem van Oranje vinden de opstandelingen dan ook een charismatisch aanvoerder.

Deze revolte neemt al snel de vorm van een burgeroorlog aan. Hoe langer de opstand van de Hollandse en Zeeuwse steden aansleept, des te sterker wordt de onderhandelingspositie tegenover de landvoogd van de gehoorzaam gebleven steden in het zuiden en het westen. De opstand zal echter al snel naar het zuiden overslaan. De van alle kanten belaagde Spaanse en Duitse troepen trekken zich terug in beveiligde plaatsen.

Op 01 april 1572 is er een kleine overwinning van Alva op de 'watergeuzen' in Den Briel en tegen het hardnekkig verzet van Alkmaar. Desondanks wordt de bloedhertog in november 1573 teruggeroepen. Filips II heeft blijkbaar genoeg van de hertog van Alva.

Hij behaalt geen overwinningen meer en kost de Spaanse koning alleen maar handenvol geld. Hij wordt opgevolgd door Don Louis de Requesens. Maar ook na Alva's terugroeping blijft de onrust voortduren. Alva verkeert tijdens zijn verblijf in de Nederlanden voortdurend in geldgebrek. Hierdoor is hij steeds genoodzaakt geweest te besparen en te bezuinigen. Dit verklaart waarschijnlijk waarom het grootste deel van zijn troepen steeds in het zuiden van de Nederlanden geconcentreerd is, waardoor opstandelingen in het Noorden gemakkelijker vrij spel krijgen.

Men kan zich echter afvragen of Alva toch niet beter gekozen had voor een beleid van tolerantie en verzoening, in plaats van een te veel geld opslorpend en daardoor falend plan tot het vestigen van een centraal absolutistisch bestuur. Indien dit inzicht ooit bij Alva ontwaakt is, dan is dit voor zijn landvoogdij in ieder geval te laat gekomen.

(vervolgt)
Jan Rooms .

150 jaar Jan van Beers – Utrecht.

Viering:
150 jaar Jan van Beers – Utrecht.

Lustrum najaarsborrel en Lustrumvoorstelling

Op 17 september had naar jaarlijkse gewoonte de najaarsborrel plaats in de 17de eeuwse buitenplaats “Vreedenhorst” in Vreeland aan de Vecht.

Nadat er vorig jaar afspraak was gemaakt in het Universiteitsgebouw van Utrecht werd nu een oase van groen opgezocht.
Niet minder dan 50 trouwe leden en vrienden waren aanwezig.
Na de koffie en veel lekkers volgde een rondleiding door de prachtige tuinen die normaal niet toegankelijk zijn voor het publiek.

Door familiale omstandigheden kon ik als voorzitter niet aanwezig zijn op dit evenement ,maar heb reeds gereserveerd voor de lustrumvoorstelling in de stadsschouwburg van Utrecht op 26 november ek. Dan speelt Jan van Beers “ Hamlet’O” naar William Shakespeare.
De idee om Hamlet te spelen op een manier zoals het nog nooit gedaan was is niet alleen gewaagd naar ook leuk en uitdagend.
Hoe meer de regisseur erover nadacht , hoe meer hij er van overtuigd raakte dat het kon en dat het ook heel goed paste bij het stuk. Dat het de humor maar ook de tragiek zou versterken.

Er volgt zeker en vast een verslag van deze lustrumvoorstelling.
Her Verbond wenst de kamer Jan van Beers nog vele vruchtbare jaren.

E.F.

Vlaamse toneelwedstrijden

Vlaamse toneelwedstrijden

op het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw (17)
Freddy Van Besien

Nadat De Fonteine in 1817 een wedstrijd had georganiseerd, deed ze hetzelfde in 1820 en in 1821. Ook De Kruisbroeders van Kortrijk organiseerden een toneelwedstrijd in 1820.

1820: wedstrijd te Gent, georganiseerd door de Fonteine

Deze wedstrijd werd uitgebreid aangekondigd in de pers (Letter- en Staatkundig Dagblad nr. 52 van 28 juli 1820; Algemeen Advertentieblad, 27 juli 1828; Gazette van Gend, 20 juli 1820; Journal de Gand, 21 juli 1820). Hij werd georganiseerd ter gelegenheid van de "tentoonstelling van voorwerpen van de nationale nijverheid", die door het Gentse stadsbestuur werd gehouden in het stadhuis. Meer dan 600 fabrikanten namen aan deze tentoonstelling deel en massa's mensen kwamen ze bezoeken. Ze duurde drie weken en in die periode werden diverse manifestaties op het getouw gezet, o.a. wedstrijden voor muziek door de maatschappij van Sint-Cecilia, wedstrijden ingericht door de vier wapengilden, en wedstrijden voor muzikale compositie en Nederlandse poëzie ingericht door de Koninklijke Maatschappij van Schone Kunsten (cf. Claeys 1902, pp. 390-91).

De Fonteine nodigde vier gezelschappen uit om een treur- of toneelspel op te voeren en er werden vier speeldata vastgelegd: zondag 6, zondag 13, woensdag 16 en zondag 20 augustus 1820. Op maandag 7 augustus bracht De Fonteine zelf een voorstelling van 'Zaire' (Voltaire). De declamatiewedstrijd was voorbehouden aan de leden van De Fonteine en zou plaats hebben op 30 juli 1820. De prijsuitreiking voor de beide wedstrijden was voorzien op dinsdag 22 augustus 1820.

Op de vastgestelde data kwamen inderdaad vier gezelschappen spelen (cf. Journal de Gand, 20 augustus 1820; Algemeen Advertentieblad, 6 en 13 augustus 1820). Op 6 augustus trad een gezelschap, dat niet wordt genoemd, op met “De schrijnwerker van Lijfland, of de doorluchtige reizigers” (blijspel in drie bedrijven van Duval, in een bewerking Cornelis van der Vyver) en met “De verwarde” (blijspel in drie bedrijven van A. von Kotzebue); op 13 augustus trad Ninove op met “De onechte zoon” (toneelspel in vijf bedrijven van A. von Kotzebue); op 14 augustus speelden De Kruisbroeders uit Kortrijk “Mahomet” (treurspel in vijf bedrijven van Voltaire) en op 20 augustus bracht het gezelschap van Zottegem hetzelfde stuk.

De prijsuitreiking had, zoals aangekondigd, plaats op 22 augustus 1820 (cf. Gazette van Gend, 28 augustus 1820; Journal de Gand, 24 augustus 1820; Letter- en Staatkundig Dagblad nr. 60 (26 augustus 1820). Er waren toespraken van Karel Vervier, Leo d'Hulster (“Over het zedelijke nut der tooneelspelen”) en van Fonteine-voorzitter Pieter Lejeune. De tekst van de toespraak door Leo d'Hulster is opgenomen in de gedrukte brochure met de uitslag en de redevoeringen van de wedstrijd van het jaar nadien, in 1821 (Begijn, z.d., pp. 32-37).

De eerste prijs werd aan Zottegem toegekend; de prijs voor de beste houding en de mooiste intrede ging naar Kortrijk; Kortrijk kreeg bovendien de prijs voor de van verstkomende (cf. ook Snellaert 1839, p. 25); Ninove kreeg een aanmoedigingsprijs. Bij dezelfde gelegenheid werden ook de prijzen uitgereikt voor een declamatiewedstrijd onder de leden. Winnaars waren Daniël Riessauw, Jacques de Porre en Pierre van Mello.

bronnen:
Claeys, P., Mémorial de la ville de Gand 1792-1830 (Gent, Vuylsteke, 1902).
Gazette van Gend
Journal de Gand
Letter- en Staatkundig Dagblad
Snellaert, F.A., 'Over de kamers van rhetorica te Kortrijk' in: Belgisch Museum 3 (1839), 5-41. Redevoeringen gedaan ter gelegenheid van de plegtige prijsuitdeeling door de Koninklijke Maatschappij van Rhetorica te Gend, den 26 van Oogstmaand 1821, (Gent, J. Begijn, z.d.).

1820: wedstrijd te Kortrijk, aangekondigd door de Kruisbroeders

De Kruisbroeders uit Kortrijk stuurden een gedrukte uitnodiging rond voor een toneelwedstrijd die zou beginnen op de eerste zondag van het jaar 1820. Een exemplaar is bewaard in het archief van de Fonteine. De lottrekking was voorzien in de “Parnassusberg”, bewoond door J. van Lerberghe, in de Kortesteenstraat te Kortrijk op zondag 10 oktober 1819 om 10 uur. Er waren drie prijzen voor het treur- of toneelspel (resp. 200, 150 en 100 francs), twee prijzen voor het blij- of zangspel (100 en 50 francs), evenals prijzen voor de beste acteur en actrice, voor de beste zanger en zangeres en voor de verstafgelegene mededinger. De keus van de stukken was vrij. De prijsuitreiking was gepland op zondag 20 februari 1820. De Kruisbroeders zullen bij die gelegenheid een opvoering geven. Ook op de dag van de loting is er een opvoering door de Kruisbroeders, nl. een toneelstuk van de hand van dichtmeester J.B.J. Hofman, gevolgd door een blijspel. Het reglement stelt dat wanneer er geen zes inschrijvingen zouden zijn, de wedstrijd kan worden afgeschaft. De uitnodiging is ondertekend door J.L. Pringiers (Prins, in de Paapestraat te Kortrijk) en door J. de Brauwere.

Wellicht lag het aantal inschrijvingen te laag, want de wedstrijd heeft niet plaats gevonden. Wel organiseerden de Kruisbroeders het jaar nadien, in 1821, een wedstrijd voor dichtkunde, declamatie en schrijfkunst. De wedstrijd voor declamatie en de prijsuitreiking voor de beide andere onderdelen had plaats op 20 augustus 1821. Volgens Snellaert (1839) had deze wedstrijd plaats ter gelegenheid van de toekenning van de titel van “Koninklijke Maatschappij” aan de Kruisbroeders. De prijzen voor declamatie werden gewonnen door J.J. Denobele en Daniël Riessauw, beiden van de Fonteine te Gent.

De volledige uitslag en de bekroonde gedichten (op het thema “Het vermogen des ijvers” zijn in druk gegeven bij L.Beyaert-Feys in 1822.

bronnen:
Verzameling der bekroonde en voornaamste dicht-werken op het voorwerp: het vermogen des ijvers, voorgesteld door de Koninklijke Maatschappij van rederijkkunde, gezegd Kruisbroeders, binnen Kortrijk, Provincie Westvlaanderen, op hunnen Prijskamp van den 20.n Augustus 1821 (Kortrijk, L. Beyaert-Feys, 1822)
Snellaert, F.A. “Over de kamers van Rhetorica te Kortryk”, Belgisch Museum 3 (1839) , pp. 5-41

1821: wedstrijd te Gent, georganiseerd door de Fonteine

Ook deze wedstrijd kreeg veel aandacht in de pers, onder andere in het eerste nummer van het pas opgerichte Letter- en Staatkundig Dagblad van 1 februari 1821(cf. ook het Algemeen Advertentieblad, 18 januari 1821; Gazette van Gend, 22 januari 1821; Journal de Gand, 15 januari 1821). Hij was gewijd aan Nederlandse taal- en letterkunde, toneelspeelkunst, schrijfkunst en toonkunst.

De toneelwedstrijd bestond in het opvoeren van een toneel- of treurspel, gevolgd door een blij- of zangspel en zou beginnen op de tweede zondag na Pasen van 1821. De beurtloting was voorzien op 22 januari 1821. Er werden drie prijzen uitgeloofd voor het treur- of toneelspel (resp. 150, 75 en 30 gulden) en twee voor het blij- of zangspel. Merkwaardig is dat het reglement stelt dat voor het toneel- of treurspel alleen maar oorspronkelijke Nederlandstalige stukken mogen worden gekozen. Er wordt zelfs een lijst van aanbevolen auteurs en stukken opgegeven:

  • Rhijnvis Feith: “Thirsa, of de zege van den godsdienst” (1784), “Ines de Castro” (1793) en “Ladij Johanna Graij” (1791);
  • Simon Nicolaas van Winter: “Monzongo, of de koninglyke slaaf” (1774);
  • Lucretia van Merken: “Jacob Simonszoon de Ryk” (1774)
  • Pieter Verhoek: “Karel de Stoute, hartog van Bourgondie, graave van Holland, Zeeland, etc.'”(1689)
  • Simon Stijl: “De Mityleners” (1768)
  • Joannes Nomsz: “Michiel Adriaanszoon De Ruiter” (1780), “Cora, of de Peruanen” (1784) en “Maria van Lalain, of de verovering van Doornik” (1778)
  • Willem Bilderdijk: “Willem van Holland” (1808) en “Kormak” (1808)
  • Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt: “Elfriede” (1818)

In de aankondiging in het Algemeen Advertentieblad, maar niet in de andere bladen, staat echter dat het bestuur toch nog voor één keer vertaalde stukken zal accepteren, hoewel de Nederlandstalige stukken "met dezelfde kunst en gratie uitgevoerd, den voorkeur zullen hebben op de vertaalde".

Blijkbaar was er niet de verwachte belangstelling voor de toneelwedstrijd, want de loting, voorzien op 22 januari 1821, werd verschoven naar zondag 11 februari 1821 (cf. Gazette van Gend, 25 januari 1821; Journal de Gand, 25 januari 1821; Algemeen Advertentieblad, 25 januari 1821). Later werd nog meegedeeld dat men zich nog tot 15 maart kon aanbieden voor de toneelwedstrijd (cf. Gazette van Gend, 1 maart 1821; Journal de Gand, 24 februari 1821; Algemeen Advertentieblad, 1 maart 1821).

Dankzij het "Nieuwjaars-dichtje" van 1822, opgedragen door kamerbode Peter van Campen, kennen we de vijf deelnemers aan de toneelwedstrijd en het toneel- of treurspel dat ze opvoerden:

  • Zottegem: “Zaïre” (treurspel in vijf bedrijven van Voltaire, bewerkt door Joannes Nomsz);
  • Evergem: “Siegfried van Hohenwart” (toneelspel in vijf bedrijven van Maarten Westerman);
  • Dendermonde: “Omasis, of Jozef in Egypte” (treurspel in vijf bedrijven van Baour-Lormian, bewerkt door Maarten Westerman);
  • Lokeren: “De dood van Julius Cesar” (treurspel in vijf bedrijven van Voltaire, bewerkt door A.L. Barbaz)
  • Deinze: “De Ortenbergsche familie” (toneelspel van C. Vreedenberg, naar een roman van A. von Kotzebue)

We kennen niet alle nastukken die werden opgevoerd. We weten alleen dat Deinze “De Engelsche goederen” (klucht in twee bedrijven van A. von Kotzebue in een bewerking van J.S. van Esveldt Holtrop) gaf en dat Dendermonde “Het landhuis op den grooten weg” (blijspel met zang in één bedrijf van A. von Kotzebue in een bewerking van J.S. van Esveldt Holtrop) speelde.

We merken dus dat geen enkel van de aanbevolen stukken werd gekozen. Wel namen twee van de vijf deelnemers, namelijk Evergem en Deinze, met een oorspronkelijk Nederlandstalig stuk deel.

Volgens Snellaert (1839, p. 26) hadden De Kruisbroeders uit Kortrijk een uitnodiging voor de wedstrijd ontvangen, maar weigerden ze deel te nemen wegens "(zoo gezegd) partydig gedrag te voren".

De prijsuitreiking had plaats op 26 augustus 1821 en werd voorgezeten door Ignace van Toers, staatsraad en voorzitter van de afdeling kalligrafie van de Fonteine (cf. Gazette van Gend, 23 augustus 1821; Journal de Gand, 22 augustus 1821; Algemeen Advertentieblad, 26 augustus 1821; uitgegeven bij Begyn (z.d.).

Ze begon met een redevoering door voorzitter Lejeune, gevolgd door een toespraak van Leo d'Hulster (secretaris van de afdeling literatuur). Lejeune schetste de moeilijke omstandigheden waarin De Fonteine zich bevond tijdens de Franse tijd en de nieuwe mogelijkheden die dank zij de aanmoedigingen van Willem I zich aanboden. Leo d'Hulster wees op de belangrijke culturele rol die de rederijkerskamers in het verleden hebben gespeeld. De teksten zijn uitgegeven door Begyn (z.d.).

In de toneelwedstrijd werd de eerste prijs voor het treur- of toneelspel behaald door Dendermonde, de tweede door Zottegem, de derde door Deinze. Johan Beekman uit Dendermonde kreeg de prijs voor de beste acteur. De prijs voor de beste actrice werd niet toegekend; wel werd een aanmoedigingsprijs geschonken aan Joanna vande Vyver (Dendermonde) voor haar vertolking van Samis in “Omasis” en aan Joanna Burvenich (Deinze) voor haar vertolking van Carolina in “De Ortenbergsche familie”. Er waren ook nog aanmoedigingsprijzen voor Eugenius Slock (Evergem) en voor Desiderius van Houte (Deinze). Dendermonde kreeg de prijs voor de beste toneelkleding en voor die van verstafgelegene deelnemer. De eerste prijs voor het blijspel ging naar Dendermonde, de tweede naar Deinze.

Na de plechtigheid speelde de Fonteine “De jeugd van Hendrik V” (blijspel in drie bedrijven van A.V. Duval in een bewerking van M.G. Engelman en C. van der Vijver) en “David Teniers, schilder tot Ghestel” (blijspel met zang van Bouilly & Pain, bewerkt door Maarten Westerman). Daarna volgde nog een bal.

bronnen:
Algemeen Advertentieblad
Gazette van Gend
Journal de Gand
Letter- en Staatkundig Dagblad
Snellaert, F.A., "Over de kamers van rhetorica te Kortryk", Belgisch Museum, 1839, 5-41
Redevoeringen gedaan ter gelegenheid van de plegtige prijsuitdeeling door de Koninklijke Maatschappij van Rhetorica te Gend, den 26 van Oogstmaand 1821, (Gent, J. Begijn, z.d.).

Raad van Bestuur dd 15/10/2011.

Hoofdpunten :

Congres :
Wordt als zeer geslaagd beschouwd.
Enkele bemerkingen betreffende de diverse verplaatsingen.

Financiën Congres :
Tot op heden nog geen eindafrekening gezien er nog één subsidiërende overheid niet betaald heeft.

Lidgelden 2012 :
Indien de eindafrekening congres een nuloperatie is zal het lidgeld in 2012 niet aangepast worden.

Congressen in de komende jaren :
2012 Breda
2013 Haarlem
2014 Liedekerke
2015 ???
2016 onder voorwaarde ’s Hertogenbosch

Wie vult 2015 in ?

Verslag workshop
Wordt besproken en er wordt voorzien dat er op 11 februari 2012 een vergadering met de RvB en de voorzitters wordt gehouden.
Plaats zal later medegedeeld worden.