0 Ons Camers 4e 2020






Terug naar index

Ons Camers và Rhetorike


EEN WOORDJE VAN ONZE VOORZITTER
Na te hebben genoten van de kleurenpracht van de bomen die zich tooiden in de herfstkleuren, naderen wij met rasse schreden het jaareinde van 2020. De winter, de donkerste periode van het jaar. Enkel opgefrist door het artificiële gevoel welke de winkelketens ons brein opdringen. Guirlandes en duizenden ledlampjes sieren het straatbeeld. ”Prettige Feesten” zal dit jaar anders zijn, vieren in een zeer beperkte kring zonder veel familie of vrienden. En op de laatste seconden van het oudejaar, bij de jaar wende, het gebruikelijke afsteken van het vuurwerk dat aan banden wordt gelegd. “Leve 2021”!

Het jaar 2020 dat zich nog hoopvol aandiende en waar wij in januari en februari nog met volle teugen konden genieten van de vele culturele activiteiten. Begin maart werden wij met onze neus op de realiteit geduwd, een pandemie en paniekvoetbal van onze politici. Een eerste lockdown volgde.

Tweeduizend twintig, een jaar om snel te vergeten! Een “annus horribilis “ zoals Queen Elizabeth het eens verwoordde nadat de kroonprins en zijn broer tegen de echtelijke pot hadden geplast. Maar dit annus horribilis is van een andere orde! Het coronavirus heeft ons onze belangrijke geestelijke vitaminen ontnomen. Weg sociaal-en cultureel leven, winkels, café’s, horecazaken en musea dicht. Theatervoorstellingen allerhande geschrapt. Na het eerst hoopvol te hebben ingeplant naar een latere datum.

Maar naarmate de coronacijfers slechter en slechter werden, verdween als sneeuw voor de zon ook telkens de hoop om weer te kunnen herop starten. Lobby groepen schreeuwden om het luidst hun onschuld uit. Een spreekwoord zegt “de aanhouder wint”. En het jojo-effect van versoepelen en verstrengen ging van start. Naarmate meer mensen weer de onweerstaanbare dwang voelden om buiten de lijntjes te kleuren, ging de tweede golf van start met een tsunami van besmettingen tot gevolg.

Alle virologen houden hun hart vast voor wat nog komen gaat. Wordt te samen met de import van het virus uit de skigebieden een derde golf gecreëerd?

Idyllisch tekende de premier van België een curve die de contouren van een kerstboom volgde. Wordt dit realiteit??

Maar toch is er licht aan de verre horizon. En dit omdat men in januari 2021 zou kunnen starten met de vaccinatie van alle Europeanen. En dit in lagen van de zwakste naar de sterkste van ons mensenras.

Dit zou een ware zegen zijn voor onze culturele activiteiten. En zal ons veel perspectief bieden om terug te kunnen en te durven plannen.

Zoals jullie reeds vernomen hebben in ons vorige tijdschriftnummer heeft corona een ware ravage aangericht in onze organisatie van de congressen. Het congres te Brugge verschuift naar 2024 en dat van Aalst naar 2022. Dit zou betekenen dat wij 2 jaar geen congres hadden, dit kan natuurlijk niet. Daarom heeft het rederijkersverbond het initiatief genomen om in 2021 een light congres te organiseren van één dag te Gent. Meer hier over in dit tijdschrift.

Als alles goed gaat met de bestrijding van de pandemie en de vaccinaties verwachtten wij alle rederijkers in Aalst bij de Catharinisten op de grote markt van op zaterdag 11 en zondag 12 september en dit naar aanleiding van de start van hun viering omtrent hun 600-jarig bestaan. Meer hierover in het tweede nummer van ons tijdschrift in 2021.

Op 20 november 2021 zijn wij allen uitgenodigd in het CC van Tienen voor de her instelling van een rederijkerskamer. Meer info in het tweede tijdschriftnummer van 2021 .

In dit nummer van ons tijdschrift vinden jullie ook het verzoek om de lidgelden voor 2021 te willen vereffenen. Moge dit voor een paar kamers een rappel zijn om ook het lidgeld voor 2020 nog te willen regelen. Voor het Verbond zijn de lidgelden de enige bron van inkomsten.

Bij het jaareinde past het ook om jullie voor 2021 meer goeds , meer gezondheid en véél meer cultuur toe te wensen dan in 2020. Meer geestelijke vitaminen en te samen terug op weg naar het nieuwe normaal .

Inmiddels een gelukkig 2021!
Johan De Rijck
PS: Tekst werd al begin december 2020 opgesteld en is door de tijd ingehaald!

I N H O U D S O P G A V E

1. Een woordje van onze voorzitter
3. Inhoudsopgave
4. Waar dit nummer over gaat
5. Lidgeld Verbond
7. Verzentaal
8. Kamernieuws
  • Rectificatie
  • van De Waag, Liedekerke
  • van KTV De Noordstar, Brussel
  • van Het Begijnhof, Breda
  • van De Wijgaard, Ronse
  • van De Catharinisten, Aalst
  • van Sint-Pieter Vreugd en Deugd, Geraardsbergen
18. In de Schijnwerpers: Light Congres, Gent
19. Buitengewone Bestuursvergadering
15. Van Dirk Coigneau

4

WAAR DIT NUMMER OVER GAAT...

Het oude jaar, het nieuwe jaar en ons aller verlangen om weer ‘normaal’ te kunnen doen.
Het zal zo zijn dat je kunt genieten van de beschermde cocon waarin je leeft, zonder verplichtingen en lekker bij het haardvuur...
Maar we zijn niet geschapen om alleen te zijn en door het glas naar anderen te zwaaien, want we willen zingen, spelen, dichten en samen met anderen genieten van de geneugten des levens. We willen actief rederijkers zijn en een eeuwenlange traditie kunnen in stand houden.

Zo kunt U dit nummer lezen, want achter elk verslag en elk verhaal zit de drang om weer gewoon mee te doen. Kijk in dit verband ook even via de weblink die onderaan pagina 3 genoemd wordt!

Het Verbondsbestuur wil ondanks alles toch een ééndaags congres organiseren in Gent.
Natuurlijk is er de jaarlijkse vraag om toch vooral het lidgeld te betalen.

Interessant is de boekrecensie over “De Vlaamse Aiol”, waar het Begijnhof te Breda een belangrijke bijdrage aan heeft geleverd.

En tenslotte is daar de immer trouwe Dirk Coigneau met zijn 9e bijdrage over de Retoricale kleengedichtjes.

LIDGELD VERBOND 2020

Beste Vrienden Rederijkers en Sympathisanten

Ook het Verbond van Kamers van Rhetorica - Vlaanderen-Nederland heeft een moeilijk jaar gekend. De corona-situatie kwam plots uit het niets en doorkruiste al onze mooie plannen.
  • het jaarlijks Internationaal Rederijkerscongres dat in 2020 zou plaats vinden in Brugge werd noodgedwongen afgevoerd van de planning. De lokale Koninklijke Kamer van Retorika ‘de Gezellen van de H. Michiel’, die er meer dan een jaar had aan voorbereid om een geweldig rederijkersfeest te presenteren, zag zich genoodzaakt om de zeer moeilijke en pijnlijke beslissing te nemen om het congres af te gelasten.
  • de uitgave van een tijdschrift was het enig bindmiddel om nog iets van elkaar te vernemen. Het wil meer en meer een platform worden om elkaars werking en initiatieven te duiden. Daarom wordt verder aangedrongen om vanuit de Kamers elkaar in te lichten over de activiteiten waarmee elkeen bezig is. Giet alles in een artikeltje dat we graag opnemen in ons tijdschrift.
  • Er zal opnieuw een poging gedaan worden om via enkele speciale projecten een bijkomende stimulans te geven aan de rederijkerij:
    • Een studiedag of een workshop rond een thema dat onze interesse kan wekken (bv. sociale media, geschiedkundig onderzoek, archivering en archiefbeheer, ....)
    • de Vlaamse Minister van Cultuur heeft in juni 2017 ‘de rederijkerscultuur’ als immaterieel erfgoed erkend. Deze erkenning brengt ook de verplichting mee om dit dossier elk jaar te ondersteunen door kennisgeving van de initiatieven die er genomen worden om deze rederijkerscultuur verder uit te dragen. Elk initiatief dat hier kan toe bijdragen wordt graag aangenomen. Dit kan gaan over een initiatief naar de jeugd en het onderwijs toe, over het erkennen als Kamer van een bestaande culturele kring, de uitgave van een boek over de eigen Kamer of Kamers in de regio, ...... Zo wordt thans gespeurd in Zeeland naar restanten van het vroegere rederijkersleven of naar culturele groepen die de draad van de rederijkerij willen opnemen.

Financieel steunt het Verbond zich geheel en alleen op de lidgelden. Voor zijn werking en voortbestaan zijn deze dus van groot belang. Uw lidmaatschap helpt ons om met volharding en speurend naar nieuwe mogelijkheden op de in 1991 ingeslagen weg verder te gaan.

Het lidgeld voor 2021 wordt op hetzelfde peil van 2020 behouden en bedraagt:
  • - voor een kleine Kamer (tot 5 leden) 30 euro
  • - voor een grotere kamer (meer dan 5 leden) 50 euro
  • - voor toegetreden leden (individueel) 30 euro
U kunt het bedrag overmaken aan het Verbond van Kamers van Rhetorica via de bankrekening van het Verbond:
bankrekening BE41 2930 3224 8010 met vermelding “lidgeld Verbond 2021van Kamer X of persoon XY uit ZZZ”

Na een vlug te vergeten moeilijk jaar 2020, hopen we dat 2021 ons opnieuw mogelijkheden zal bieden om onze warme band weer aan te halen.
We wensen jullie allen een voorspoedig en gezond 2021!

Voor de Raad van Bestuur,

De Voorzitter, De Penningmeester,
Johan De Rijck Willy De Meyer
7



V

E

R

Z

E

N

T

A

A

L

COVID-19

Van het coronagedoe word ik moe en depressief,
mijn doen en denken staan op non-actief,
afstand houden en verkommeren in mijn kot,
de laatste beproeving voor het Covid-schavot.

Politiekers en virologen vergrijpen zich aan wetten,
om hun aangeboren onenigheid uit te vechten,
wat en wie het mondkapje moet opzetten,
en zo de kracht van onze uitstraling in te perken.

Ik wil je kussen maar mijn lippen mogen niet,
hoe vaak wou ik je in mijn armen persen,
om je te behagen, als niemand het ziet,
toch wil ik onze verbondenheid niet besmetten.

En zo staan we weer voor een gesloten poort,
die zich voor een regulier leven tijdelijk sloot,
maar als we ze blijven geloven op hun woord,
gaan we bij gemis aan vrijheid gewoon zielsdood.

Kom, laat ons het leed nog even verwerken,
bij ’t nieuwe lentelicht komt alles weer goed
en mogen we mekaar opnieuw besmetten,
met liefde, geluk en coronavrije voorspoed.

Hendrik De Sutter
Factor van de Rederijkerskamer “ Onder Ons - De Suyghelingen van Polus” van Zottegem


KAMERNIEUWS

RECTIFICATIE!

KTV De Noordstar had beroep gedaan op OPENDOEK vzw om de lessenreeks "Ukelele als voorbereiding op de familieproductie De Blauwe Vogel van Materlinck" op te nemen als coaching.
Inderdaad, muzikanten vinden en ze betalen is een opgave die zwaar kan wegen op een productiebudget.
Vandaar ons idee om zelf een muzikale groep te ontwikkelen in de schoot van onze vereniging. De keuze viel op de Ukelele om dat het een begeleiding instrument bij uitstek is en vlot kan aangeleerd worden.
Wij dachten op basis van e-mail verkeer met Opendoek dat de zaak in orde was.
Maar uiteindelijk kon de samenwerking niet doorgaan omdat ons project de regels in verband met "Coaching" bij Opendoek niet volledig te na kwam.
Om eventuele latere misverstanden met andere groepen te vermijden vroeg Opendoek ons, waar mogelijk, de aankondiging van samenwerking weg te halen of recht te zetten.
Wat we bij deze doen.
Dank aan "Ons Camers và Rhetorike" en sorry voor de last.

Van Rederijkerskamer De Waag, Liedekerke

Beste toneelvrienden,

Sinds de uitbraak van Covid-19 hebben wij de voorbije maanden regelmatig onze toekomstplannen moeten herbekijken. Spijtig genoeg moesten we meermaals, door de steeds wijzigende maatregelen tegen het snel verspreidende coronavirus, onze ideeën weer opbergen.

Aangezien Toneelkring DE WAAG het welzijn van de toeschouwers en de veiligheid van haar medewerkers vooropstelt, werd besloten een uitgebreide peiling te houden bij alle leden om zo een passende oplossing te vinden voor onze productie in januari 2021. Op basis daarvan werd beslist om de opvoeringen van "De Laatste Kans" in januari 2021 te annuleren. De verkochte tickets blijven geldig voor onze eerstvolgende productie. Bovendien pogen we de "De Laatste Kans" snel opnieuw op te nemen in onze programmatie van de komende jaren. We begrijpen dat jullie, net zoals wij, heel erg hadden uitgekeken naar de voorstellingen in januari, maar ook naar het weekend in de Ardennen en het Stoempfestijn. We kunnen dan ook enkel hopen dat er snel een oplossing komt om dit virus te bestrijden zodat we weer kunnen schitteren en genieten van het gezellig samenzijn.

Zeer voorzichtig houden wij nog vast aan onze plannen in april/mei 2021. Uiteraard volgen wij de evolutie van de coronacrisis op de voet en zullen wij jullie op de hoogte brengen van het verdere verloop. Bij deze geven we wel graag, onder voorbehoud, de rolverdeling en voorstellingsdata van 'Schoonzusjes' mee.

Rolverdeling:
  • Ingrid De Schryver: Mathilde
  • Sofie Desmedt: Christel
  • Geertje Evenepoel: Nicole
  • Febe Van Berlamont: Talia
  • John VDB - Yvan
  • Maxim Ulin - David
  • Francis Gheysels - Frank
Voorstellingsdata:
  • vrijdag 30 april 2021
  • zaterdag 1 mei 2021
  • vrijdag 7 mei 2021
  • zaterdag 8 mei 2021
  • zondag 9 mei 2021
  • (woensdag 5 mei: mogelijke extra voorstellingsdatum)
Ten laatste willen we graag een oproep lanceren om vóór zaterdag 7 november een filmpje van jezelf te maken en door te sturen naar Xenia (via mail, Whats app, Messenger, of welk kanaal dan ook). Op die manier hopen wij een toffe compilatie te kunnen maken zodat we elkaar alsnog eens kunnen 'zien'. Heb je ons gemist, wil je ons tonen hoe jij je hebt beziggehouden tijdens de lockdown of maak je wilde plannen voor na deze crisis? Vertel het ons allemaal in je filmpje! Geen specialist in de digitale wereld? Er zijn vast wel kinderen, kleinkinderen, buren of vrienden in je bubbel van 4 die je op weg helpen en kunnen vastleggen vanop 1,5m afstand.
Wij hopen jullie allen gezond terug te zien!

10

Van KTV “DE NOORDSTAR” REDERIJKERSKAMER DE LELIE, BRUSSEL


Van het Begijnhof, Breda

Lid van het Verbond, geen Rederijkerskamer maar toch volledig betrokken op het wel en wee van de Rederijkerij, heeft Martin Rasenberg als de beheerder van het Begijnhof een zeer belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van het boek:
“De Vlaamse Aiol” onder redactie van Johan Winkelman
Hieronder volgt een lezenswaardige recensie over dat boek door Prof. Remco Sleiderink:


Van Rederijkerskamer De Wijngaard, Ronse

‘Tavi ees getraut’ als hoorstelling Rederijkerskamer De Wijngaard/Theater VTV Ronse speelde in 2020 drie producties: ‘La vie en rose’ van Moris De Witte in ons theatercafé, ‘Gif’ van Lot Vekemans en ‘De Tolbrug’ van Aidan Chambers.
‘Gif’ werd in maart stopgezet en in november geschrapt. We gokken nu op mei. Gastvoorstellingen in april, november en december werden ook geschrapt.
Bij wijze van eindejaarscadeau haalde De Wijngaard dan maar een (heel) oude koe van stal. In 1934 bracht Theater VTV een eigen revue in de Volksbond. De toen piepjonge Valère Depauw schreef ‘Tavi ees getraut’, de vrolijke fratsen van de lokale volksheld Octaaf Vanderkloefen die als verstokte vrijgezel gaat trouwen met het mooiste meisje van de stad Madleenekie Vandeputte.
Het stuk stak vol met verwijzingen naar lokale toestanden en figuren en vooral: er werden ook een rist Ronsische liedjes in gezongen, begeleid door de harmonie van de Kristen Volksbond. Ronse liep storm voor deze revue die al snel een vervolg kreeg: ‘Tavi kuupt nen twielenk’.
Opnieuw werd dat een overdonderend succes.
In 1971 besloot de toenmalige VTV-leiding om de Tavi-revues te hernemen en opnieuw kon men de volkstoeloop nauwelijks aan. Nog een heel eind in 1972 bleef men ‘Tavi ees getraut’ opvoeren om eind 1973 al ‘Tavi kuupt een twielenk’ te starten.
Nadat in april 1991 de zaal van de Volksbond door brand in de asse werd gelegd, verrees Tavi als een sfinks op 14 maart 1992 in de heropgebouwde theaterzaal. Op oudejaarsavond 1999 dook Rederijkerskamer De Wijngaard met ‘Tavi kuupt nen twielenk’ het nieuwe millennium binnen.

Sedertdien schreven Koen Lauwereyns, Stef Vancaeneghem en Geert Desmytere drie nieuwe Tavi-revues die werden opgevoerd in 2005, 2012 en 2017. Voor de jongste versie trokken meer dan 5000 toeschouwers naar de Volksbond.

Waarmee kon Rederijkers De Wijngaard/Theater VTV haar publiek beter plezieren in het bizarre eindejaar 2020 dan met een hoorstelling van ‘Tavi ees getraut’? 15 spelers brachten live en online de zes taferelen van de revue op 27 december en 3 en 10 januari. Het resultaat is te beluisteren op de website van Theater VTV: www.theatervtv.be 14 In 2021 hoopt De Wijngaard in het voorjaar nog soortgelijke projecten te kunnen realiseren, onder meer met de eenden van Heimweemoed, weet u nog wel: als het maar niet saai is! En dan kijken we hoopvol naar het najaar 2021.

Van de Koninklijke Rederijkerskamer “De Catharinisten” , Aalst

Neen, de wijd openstaande “corona” deur gaan we niet voor de zoveelste maal opentrappen. Alle hoop dus op het gezond verstand, de burgerzin van iedereen en de diverse vaccins. Het annus horribilis 2020 ligt achter ons, op naar een nieuw jaar 2021, waarin we ons weerom kunnen laven aan cultuur. Niet in het minst deze die we zelf produceren. De cultuur die ons heel veel vreugde, voldoening en vriendschap geeft.

Voor onze Kamer was het onverwachte maar alles omvattende virusbezoek des te pijnlijker. Daar waar het seizoen 2020 - 2021 een feestelijke invulling moest zijn voor ons zeshonderd jarig jubileum, werd het een jaar met gesloten deuren en tele-vergaderingen. Het oeverloos bijspijkeren van het programma, om na de volgende nationale veiligheidsconferentie weer van vooraf aan te herbeginnen. Alles dan maar opschuiven naar het nieuwe seizoen 2021 - 2022. Maar ook hier blijven er megagrote vraagtekens ronddwalen. Wie durft vandaag met stelligheid beweren dat alle plannen ongeschonden de voorziene aftrap halen?

Ons jubileumjaar zal dus afhangen van wat er kan en mag op korte en middellange termijn. De onderdelen ervan blijven echter overeind, ook al plakken we er, veiligheidshalve nog geen exacte datum op. Een feestelijke happening op de Grote Markt van Aalst, met wagenspelen en een ruimere terugblik op de late middeleeuwen, de beginperiode van de rederijkerskamer “de Catharinisten”. Het rederijkerscongres mag hier natuurlijk niet bij ontbreken! De uitgave van een boek over de geschiedenis en de recente invulling van de vereniging, een poëziewedstrijd en tentoonstelling. Uiteraard moet ook het podiumwerk kunnen schitteren. Zo dient de opvoering van “Een lang weekend” eindelijk zijn weg naar het publiek te vinden. We moesten de première abrupt afvoeren net na een geslaagde en hoopvolle generale repetitie. We wensen ook een nieuw hoofdstuk toe te voegen aan onze traditie van het ensceneren van operettes. De keuze viel op “Het land van de glimlach”. Een hele uitdaging die we hopelijk kunnen realiseren. Verder is er medewerking aan een Alzheimerproject van de Aalsterse Rotary. Ook onze kamer toont graag zijn betrokkenheid en de aandacht die maatschappelijke problemen nodig hebben.

Via dit tijdschrift willen wij al onze broeders uit noord en zuid verder op de hoogte houden van onze plannen. Aan iedereen een duwtje in de rug om hetzelfde te doen en zo ons tijdschrift verder uit te bouwen tot een echt ledenblad. Onze dank dus aan de rederijkers die binnen het verbond deze communicatie mogelijk maken.

Erik De Smet,
Euverdeken.

Van Koninklijke Rederijkerskamer Sint-Pieter Vreugd en Deugd, Geraardsbergen

Beste Rederijkers,
2020 moest ook voor de Koninklijke Rederijkerskamer Sint-Pieter Vreugd en Deugd een mooi jaar worden gevuld met theater en cultuur. Maar helaas heeft een beestje uit het verre Oosten daar voor ons allen anders over beslist. En toch was 2020 geen negatief jaar! Ook al vielen onze producties in het water en was er geen rederijkerscongres, toch heeft onze Kamer een goed jaar achter de rug.

Zo gingen wij met een vernieuwde bestuursploeg aan de slag in 2020 en maakten wij al vele plannen voor na het coronatijdperk. Wist u dat onze Kamer op 18 november 2021 al 545 jaar bestaat? Nu misschien geen jaartal om groots te vieren, maar na corona lijkt ons elke reden om te vieren een goede reden. Wij hebben dus al enkele mooie ideetjes voor ons theaterseizoen van 2021 - 2022.

In 2020 zorgden wij eveneens voor meer bescherming van onze vereniging en haar leden. Op 26 november 2020 werden wij officieel een vzw! Een vzw met in haar statuten een sterke verbinding naar het Rederijker zijn en een sterk engagement voor het behoud van dit stukje immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen.

Maar wat 2020 vooral een mooi jaar maakte, is de verbondenheid tussen onze leden. De wil om elkaar niet los te laten, ook al mogen we elkaar niet vastpakken. De vriendschap en steun van al onze leden. De samenhorigheid en vooral het warme gevoel dat we een Voddenfamilie zijn, maakte 2020 een wonderlijk jaar.

We kijken dan ook hoopvol uit naar wat 2021 ons brengen zal. Wij hopen dat jullie, onze vrienden Rederijkers, gespaard en vooral gezond uit deze crisis zullen komen en dat wij elkaar snel weer mogen zien op een congres. Wij maken samen van 2021 een knallend, spetterend en theatervol jaar!

Spiritus Ubi Vult Spirat, 16
Beste Rederijkers,
Het lelijke beestje heeft onze Kamer heel lang gespaard. Maar aan het begin van deze maand heeft onze Griffier Martine De Wetter ons gemeld dat het venijnige ding haar en haar man Christ te pakken had. Naarmate de weken voorbij gingen, ging het met de gezondheid van Martine de goede weg op. Helaas volgde de gezondheid van Christ een andere weg. Christ moest opgenomen worden in het ziekenhuis en werd in een coma gehouden. Helaas ontvingen wij op 30 december het zeer droevige nieuws dat Christ de strijd heeft verloren... Christ was ooit acteur en bestuurslid van onze Kamer, maar verliet door omstandigheden samen met Martine voor even onze Kamer. Maar eigenlijk ook niet. Ondanks alles bleven Martine en Christ diep van binnen Rederijkers en vonden ze hun weg terug. Helaas roept onze patroonheilige nu een van zijn Kamerleden dus bij hem...

Beste Christ, Liefste vriend,
Langs deze weg wens ik jou in naam van alle Vodden te bedanken voor al het werk dat je voor de Koninklijke Rederijkerskamer Sint-Pieter Vreugd en Deugd gedaan hebt. Ook na je vertrek uit onze Kamer bleef je een toegewijde Vodde en maakte je vele mooie historische werken over onze Rederijkerskamer bij de geschiedkundige kring Gerardimontium.

Wij zullen jou niet vergeten. Je blijft voor altijd een Rederijker, een lid van Sint-Pieter Vreugd en Deugd, een echte Giesbaargse Vodde. We zullen steeds met veel vreugd en deugd aan u terugdenken. Je blijft voor eeuwig een deel van onze Voddenfamilie.

Spiritus Ubi Vult Spirat,

Uw Prince Denny
In naam van alle leden van de Koninklijke Rederijkerskamer Sint-Pieter Vreugd en Deugd
Van uw Vodden van Giesbaargen


IN DE SCHIJNWERPERS
Light Congres Gent

Corona, vroeg of laat
LIGHT CONGRES OP 26 JUNI TE GENT

Graag nodigen wij jullie nu reeds uit op ons Light Congres te Gent dat wordt ingericht door het Internationaal Rederijkersverbond Vlaanderen-Nederland in samenwerking met de Hoofdkamer De Fonteine uit Gent.

Hieronder het voorlopige programma:
  • 9u30 tot 10u30 statutaire vergadering in de salons van de academie voor letteren “De Kantl” in de Koningsstraat te Gent. Een ondergrondse parking ligt in de buurt!
  • 10u ontvangst van de congresgangers op hetzelfde adres.
  • 10u30 Academische zitting, spreker Professor Adriaan Van Dixhoorn omtrent de rederijkerij in Zeeuws-Vlaanderen .Afgewisseld met een streepje muziek van de Vlaamse Pamelse bard Walter Evenepoel.
  • 12u tot 14u aperitief en lunch op wandelafstand in de Carlo Quinto.
  • 14u30 tot 16u stadswandeling met gidsen.
  • 16u tot 16u30 afsluiting van het congres, overhandiging van de bulle van het congres van Groningen en voorstelling van het congres 2022 te Aalst.
De juiste kostprijs wordt medegedeeld in het volgende tijdschrift.

Wij hopen dat er voldoende appetijt zal zijn, gezien het lang geleden is dat wij mekaar fysiek nog konden spreken, bij de aangesloten kamers om massaal aanwezig te zijn .

Meer info in het volgende tijdschrift.

18

VERSLAG VAN
DE BUITENGEWONE BESTUURSVERGADERING

Betreft: Buitengewone Statutaire Vergadering Ref.:RVB/05/2020
Beste Vrienden Rederijkers van Noord en Zuid,

Gezien Covid-19 roet in ons verenigingsleven heeft gegooid, zijn we genoodzaakt om de Statutaire Vergadering, die gepland was bij het begin van ons jaarlijks congres te Brugge, anders te organiseren. Jaarlijks hebben wij als V.Z.W. een Statutaire Vergadering te beleggen, ditmaal een buiten- gewone statutaire vergadering , waar volgende punten aan de algemene vergadering dienen voorgelegd te worden:
  • Jaarrekening 2019 (bijlage 1) met na kennisname, goedkeuring te geven aan de bestuurders.
  • Begroting 2020 (bijlage 2) met na kennisname, goedkeuring te geven aan de bestuurders. Mogen wij vragen om ontlasting te geven aan de bestuurders voor het boekjaar 2019.
  • Werkingsverslag 2019 (bijlage 3). Met na kennisname, goedkeuring te geven aan de bestuurders.
In uitbreiding willen wij er nog twee punten aan toevoegen :
  • Tijdschrift : de bijdrage van de diverse aangesloten Kamers verloopt zeer moeizaam en stroef !
  • Mogen wij vragen aan ALLE Kamers om één contactpersoon aan te duiden die, zeg maar de PR verzorgt van jullie Kamer. En van elke belangrijke gebeurtenis van jullie kamers (en dit mag zeer breed geïnterpreteerd worden) een artikel maakt voor het tijdschrift. Met dank als jullie bij de ontvangst van deze documenten de gegevens van de aangeduide persoon willen doorgeven.
  • Varia : alle suggesties zijn zeker welkom. Wij hebben reeds een ruwe schets gemaakt voor ons congres-light 2021, dat op 26 juni zou doorgaan in Gent. Er wordt gedacht aan een academische zitting met een lezing en strijkje muziek, een lunch en een toeristisch luik. Voorafgegaan door de Statutaire Algemene Vergadering.

Wanneer jullie ontlasting van de bestuurders willen geven voor de eerste drie punten hoeven jullie niets te doen. Dit beschouwen wij als jullie akkoord.
Indien je toch opmerkingen mocht hebben, deze te sturen naar het secretariaat Nicole Gits e-mailadres: wilfried.lissens@skynet .be.
Tijdschrift en varia daar krijgen wij omgaand graag dringende reacties op .

Hou het verder gezond en laat ons hopen dat wij binnen afzienbare tijd weer een normale werking kunnen opstarten !

Johan De Rijck, Voorzitter van het Internationale Rederijkersverbond Vlaanderen-Nederland


19 20
Verbond van de Kamers van Rhetorica vzw.
Vlaanderen - Nederland
Arduinkaai 28 Brussel
Werkingsverslag 2019.

Raden van Bestuur :

Er werden 4 vergaderingen van de Raad van Bestuur gehouden tijdens het dienstjaar 2019 gespreid over Nederland en Vlaanderen.

Algemene Vergadering :

Er werd een algemene vergadering gehouden op 1/06/2019 tijdens het congres te Groningen.
Zowel het jaarverslag van de secretaris als het financieel verslag van de penningmeester werden met algemeenheid van stemmen goedgekeurd.
Tevens werd ontlasting verleend aan de beheerders.

Aansluitingen :
juni
In 2019 waren er 25 Kamers lid van het Verbond, 1 stichter en 5 toetredende leden.

Voor de Kamers bestaande uit 5 leden bedraagt het lidgeld €30, de grotere Kamers betalen € 50. Individuele leden betalen eveneens €30
Financieel steunt het Verbond enkel op de lidgelden, van groot belang dus voor onze verdere werking.

Congressen :

Congres 2019 te Groningen
Het Verbond stond zelf in voor de organisatie van dit congres op 1 en 2 juni 2019 te Groningen.
Een welgemeend woord van dank aan de leden van het KPGRV, Abel Ten Have, Albert Hovius en Winnie Van Hasselt in samenwerking met Jan Albert Buiskool en Bauke van Halem voor het Verbond, voor hun zeer waardevolle medewerking.
Het was een goed georganiseerd en bijzonder aangenaam congres en erg gesmaakt door de congresgangers !

4.2 Congres 2020 te Brugge
De Kamer van Retorika De Gezellen van de H.Michiel uit Brugge staat in voor de organisatie van het 37ste congres op 6 en 7 juni 2020, met als thema “Woord en Taal”.
Willy De Meyer, Hoofdman van de organiserende Kamer, geeft enthousiast een korte toelichting over het programma, waarna de caerte wordt uitgereikt. 21 4.3 Congres 2021 in Aalst

De Kon.Rederijkerskamer De Catharinisten uit Aalst staan in voor de organisatie van het 38ste congres als afsluiting van hun feestjaar n.a.v. de 600ste verjaardag van de Kamer.
Dit op 12 en 13 juni 2021.

5..Communicatie :
5.1 Tijdschrift :

De verantwoordelijkheid voor het tijdschrift berust nog steeds bij Bauke van Halem, waarvoor onze oprechte dank.
Het tijdschrift wordt zowel per post als elektronisch aan de verschillende Kamers bezorgd.
Het verzamelen van de teksten verloopt dikwijls heel moeizaam.

5.2 Website :

J.A. Buiskool heeft in de loop van het jaar opnieuw zorg besteed aan de website, waarvoor onze dank.

6.Contacten Zeeland :
De zoektocht naar nog bestaande Kamers in Zeeland wordt onverdroten verdergezet met het oog op contact.

7. Immaterieel cultureel erfgoed : de rapportering van onze borgingsmaatregelen werd ingediend en dient in de toekomst slechts tweejaarlijks te gebeuren.
Voor de erkenning in Nederland is de zaak nog niet rond.

8. Herinrichting Kamer :
Wij wensen het Tiens Trac Theater een rederijkerstitel toe te kennen op basis van hun verdienste voor het amateurtheater. Wij willen de vroegere kamer die daar actief was herinstellen en hen de titel “De Fonteine” toekennen (niet te verwarren met de Hoofdkamer uit Gent).

9. Besluit :
Het Verbond moet blijven proberen om de contacten met de Kamers in Vlaanderen en Nederland te activeren, de samenwerking voor het congres in Groningen was zeker een goeie zaak.

Goedgekeurd in de vergadering van 19.09.2020

J.De Rijck   N.Gits
Voorzitter Secretaris
22

VAN DIRK COIGNEAU

Retoricale kleengedichtjes

(9) Al in haar eerste, ca. 1528 verschenen bundel refreinen sprak Anna Bijns geregeld haar bezorgdheid en ergernis uit over het virus van het antiklerikalisme waarmee het volk volgens haar als gevolg van Luthers optreden algemeen zou zijn aangestoken. Van het respect en de waardering die ‘goey ouders’ ‘den priesterliken staet’ vroeger betoonden, blijft bij hun ‘iongers’ nog amper iets over. Integendeel, ‘muncken en papen’ worden nu ‘al tsamen’ versmaad. Men doet tegenwoordig niets liever dan kwaad van geestelijken spreken. Van sommigen, toch ook maar mensen, worden de zwakheden breed uitgemeten, maar ook zij die geheel voorbeeldig leven, kunnen niets goeds meer doen: die worden dan maar voor ‘werkheiligen en hypocrieten’ uitgekreten. En natuurlijk ging zoiets van kwaad tot erger. Twintig jaar later - de ‘iongers’ zijn ondertussen zelf ‘ouders’ geworden - maakt de Antwerpse schooljuf zich in haar tweede bundel (1548) ernstig zorgen over de derde generatie. Wat moet daar van worden nu ouders hun kinderen niet meer leren hun ‘caproen’ (‘muts’) te ‘lichtene’ als ze een priester tegenkomen of hen nog eerder tot het naroepen van ‘papen en muncken opt strate’ aan zouden sporen (‘heten’ [‘bevelen’] staat er zelfs) dan het hen te verbieden! Ja, waar gaat het heen met al die haat en nijd van leken die ‘dorsten’ ‘naer alder papen bloedt’?

Hoe emfatisch ook gebracht, de ‘ruwe’ schets en felle tinten van Anna Bijns blijken de maatschappelijke realiteit toch niet volledig af te dekken. In 1555 verscheen in Gent bij drukker Jan Cauweel De Const van Rhetoriken van Matthijs de Castelein. ‘Wilent’ (‘Wijlen’) Heer Matthijs de Castelein, Priester, ende excellent Poëte Moderne’ wordt de auteur op het titelblad genoemd. Daar leert men dus uit dat het werk postuum werd uitgegeven (De Castelein overleed in 1550) en dat de auteur, die verder ook nog als een uitmuntende, eigentijdse versie van een klassieke ‘poëet’ wordt gekarakteriseerd, priester was. Voor de inhoud of functie van het boek deed dit laatste eigenlijk niet ter zake, maar het staat er toch maar, zeer respectvol bovendien met de bij de priesterlijke staat geheel passende titel ‘heer’. Ook op de inleidende bladzijden na de titelpagina viel er niet naast te kijken. Tweemaal komt De Castelein er met dezelfde bewoordingen als in de titel ter sprake (in het drukkersoctrooi met en bij de afsluiting van een register op retorische termen zonder ‘wilent’), terwijl het korte gedichtje ‘Tot den Lezer’ dat het voorwerk afsluit (door de dichter zelf) met de letters ‘M.D.C.P.’ ondertekend is, wat als ‘Matthijs de Castelein, priester (of ‘presbyter’)’ te lezen is. Viermaal een verwijzing naar de geestelijke stand van de auteur bij de inleiding van een werk dat luidens het titelblad alle jonge beoefenaars van de rederijkerskunst en andere geïnteresseerden van dienst wil zijn: het lijkt me niet iets wat je verwacht in een wereld waarin de clerus algemeen in diskrediet zou zijn geraakt. Expliciete vermeldingen van ‘s dichters priesterschap vindt men overigens ook op de titelbladen en in het voorwerk van de herdrukken van de Const en in de (eveneens postume) uitgaven van ander werk van De Castelein, de in 1612 en 1616 in Rotterdam verschenen edities niet uitgezonderd.

De Const zelf bestaat uit een leerdicht van 239 strofen van negen verzen, gecombineerd met 110 voorbeeldgedichten van verschillende lengte (van één tot 160 verzen). Niets heb ik gestolen, stelde De Castelein trots (strofe 237): leerdicht en voorbeeldgedichten, het is alles eigen werk. In het licht van het priesterschap van de auteur vertonen beide onderdelen wel een merkwaardige trek. In tal van rederijkersteksten werd de ‘retorica’ in de vijftiende en zestiende eeuw als een gave of een ‘dochter’ van de Heilige Geest verheerlijkt. In De Casteleins leerdicht, dat uitvoerig over de aard, functie en ontwikkeling van de ‘const van rhetoriken’ handelt, wordt van deze goddelijke oorsprong echter met geen woord gerept. Het ontlokte een onderzoeker de uitspraak dat De Castelein ‘de eerste’ was ‘om de band tussen retorica en godsdienst te breken’ (L. Roose in het Liber alumnorum Prof. Dr. E. Rombauts. Leuven 1968, p. 119). Misschien is dat iets te radicaal gesteld. Zo spreekt De Castelein in strofe 25 de wens uit dat God jonge, aankomende dichters in hun genegenheid voor de kunst succesvol zou stimuleren (‘God wille u totter const ionstighen spoed gheven’) en in strofe 27 hoopt hij zelf bij het schrijven van zijn Const op Gods genade te mogen rekenen (‘God gheefs my gratie’). In strofen 48 en 49 verzekert De Castelein zijn ‘leerlingen’ zelfs Gods geestelijke steun wanneer ze zich, wat essentieel en noodzakelijk is (‘Dees const ... rijst duer aerbeid ende diligentie’), met vlijt, inspanning en ‘vele exercitien’ in de kunst bekwamen (‘God den gheest sendt om elcken te vredene’). God kon de individuele dichter dus mentaal helpen, maar duidelijke voorbeelden van Zijn werkzaamheid als voorwaarde voor of directe oorzaak van de beoefening van de ‘retorica’ (zoals de schepping van de mens met zijn unieke spraakvermogen, de roeping van Aäron of het Pinksterwonder) geeft De Castelein, anders dan andere rederijkers, inderdaad niet. Niet vanuit de bijbel maar geheel vanuit de klassieke retorica (met Cicero als meest bij naam genoemde autoriteit) en de antieke mythologie en poëzie benadert De Castelein de dichtkunst van de rederijkers. Zonder omwegen leert strofe 101 dat de kunst van het wel en welluidend spreken van oudsher voortkomt uit de menselijke natuur (‘dees const ... rijst uter naturen, van auden tyde’). Waar De Castelein die zelfde kunst echter in een lofzang (van strofe 35 tot 41) verheerlijkend personifieert tot een ‘Edel Princesse’, een ‘vrauwe’, verstandiger en wijzer dan alle geleerden (‘Boven alle cleercken ... wijse cleergesse’), stelt hij deze ‘lustighe Rethorike’, ‘plaisant ende schoone’, ook voor als ‘uut tshemels throone’ gedaald. Dus toch uit bovennatuurlijke sferen afkomstig? Ja, maar dan niet als een engel uit een christelijke hemel, maar eerder als een halfgodin van de Olympus (zie Roose, p. 126): haar (geestelijke) vader immers was Mercurius (strofe 33: ‘Van deser const was inventeur ... Mercurius’) - de god die na samenspraak met zijn broer Apollo op de Parnassusberg overigens ook De Castelein zelf in een droom de opdracht tot het schrijven van de Const was komen geven (strofe 9 tot 24) - en haar moeder de (Griekse) ‘Phylosophie’ (strofe 107).

Opmerkelijk in de Const is verder het relatief groot aantal voorbeeldgedichten in ’t amoureuze. Net als zijn latere ambtgenoot en dichter Justus de Harduwijn was de Oudenaardse priester niet ongevoelig voor de ‘wereldlijke liefde’ gebleven. Zoon Abraham, aan wie we misschien de uitgave van De Casteleins hoofdwerk te danken hebben, was er het levende getuigenis van.
Natuurlijk geeft de Const ook religieuze voorbeeldgedichten. De getallen houden elkaar zowat in evenwicht. Ruim beschouwd - soms overweegt het moraliserende - is er een dertigtal gedichten als religieus te karakteriseren, tegenover 28 in ’t amoureus. De amoureuze Castelein kwam reeds in de zesde aflevering van onze ‘Retoricale ,kleengedichtjes’ aan bod (Ons Camers van Rhetorike 2019, nr. 1). Hier kiezen we een van zijn religieuze teksten. Sommige daarvan, zoals vijf gedichten ter ere van Maria en een lang lofrefrein op de heilige Petronella, dragen een duidelijk ‘katholiek’ stempel, wat overigens niet heeft belet dat ze in de latere Hollandse drukken behouden bleven. Meer algemeen-‘theologisch’ van aard is het korte tekstje dat we hier als ‘kleengedichtje’ hebben uitgekozen. Het luidt als volgt (Const 1555, p. 136):
Een clausule van elleven, Ander snede.
Wonderlick wonder heeft God ghewrocht,
Als hy om tsweerelds scheppen was bedocht,
Om al te vuldoene wel ende eersamelick:
Eer hijt ter effectien al heeft ghebrocht
Heeft zeere subtilick de nature besocht
Van al dat sienlick es en lichamelick.
In delementale lichamen heeft hy bequamelick
Secrete sadekins goddelick ghestrooid
Daert al af groeien sal, redelick en tamelick,
Totten ende: dies wij u dancken nu als ooit,
God heere, want ghy en begaeft ons nooit.
Dit gedicht is het laatste van vier voorbeelden met strofen van elf verzen. De drie andere tellen vier tot zes zulke strofen. De term ‘clausule’ geeft aan dat dit gedicht maar uit één strofe bestaat. Het rijmpatroon - de ‘snede’ - van deze strofe is anders dan dat in de drie voorafgaande voorbeelden: daar combinaties die beginnen met een kwartet (abab) of een octet (aabcaabc), hier een combinatie van een sextet (aabaab) met een door het b-rijm daaraan geschakeld kwartet (bcbc), waarna het laatste vers met een derde c-rijm afsluit.

Het gedicht zet krachtig in. Met zijn viervoudig ‘o’ - de laatste dank zij het nog sterk vervoegde ‘werken’ (hier met de betekenis ‘verrichten’) - de combinatie ‘wonderlick wonder’ en de alliteraties in ‘God ghewrocht’, vertoont het eerste vers een robuuste sonoriteit die ‘treffend’ samengaat met de eenvoudige stelligheid waarmee het, in vijf woorden slechts, een kwalificerende uitspraak doet over een nog niet nader gespecificeerd maar in ieder geval Goddelijk en dus machtig handelen. ‘Wonderlick wonder heeft God ghewrocht’: dat Gods werken wonderlijk zijn, is niet bepaald een originele gedachte. Menige oudtestamentische psalm gewaagde er al van en riep op om God te loven en te prijzen voor de grote ‘wonderen’ die Hij in de natuur en de geschiedenis van Zijn volk heeft verricht. Altijd gaat het hier om ‘wonderen’, in het meervoud, die als evenzovele bewijzen van Zijn goedertierenheid min of meer gelijkwaardig zijn. Daartegenover valt bij onze rederijkers juist de aandacht op voor een wonder dat voor hen alle andere in de schaduw stelt. Het gaat dan in het algemeen om de incarnatie, de menswording van God in Christus, maar vooral toch om de bijzondere actualisering daarvan in het ‘wonder’ van de eucharistie, concreter nog, op grond van de officiële transsubstantiatieleer, om de bestendige aanwezigheid van Christus’ lichaam en bloed in de geconsacreerde hostie zoals die bij de communie aan leken uitgereikt, in de kerk ter verering getoond en in processies omgedragen werd. Zo begint Anthonis de Rooveres Lof van den heijlighen sacramente, een lang refrein van 225 verzen op de stokregel ‘Lof wonderlic ghebenedijt sacrament’, met de uitroep ‘O wonderlic werc, o godlicke ghifte / Daer (waar) alle wonderen vore bughen’ en in zijn even lange sacramentslof kwalificeert de Leidenaar (die ook als de eerste rederijker in Holland te boek staat) Willem (bastairt) van Wassenaer de instelling van de eucharistie bij het Laatste Avondmaal als een wonder zoals er nog nooit een was voorgekomen (‘wonders gelijc nie en was’). Ook de Brusselse rederijker Jan van den Dale omschrijft ‘Christus’ testament’ in een refrein op de stokregel ‘Lof Hostie God levende vleysch en bloet’ als ‘twonderlicste dinc / Dat oijt herte of ooghe ter werelt ontfinc’. ‘Wonderbaer’ en ‘hooghwonderlick’ noemt ook de Bruggeling Eduard de Dene ‘thelighe sacrament’ in zijn Testament Rhetoricael waarin niet minder dan dertien gedichten aan het allerheiligste en de communie zijn gewijd, waaronder een refrein op de stokregel: ‘Lof wonderlick wondere, noynt wondre zo groot niet’. Direct met het voorgaande verbonden zijn ook de lofzangen op de priester of het priesterschap zoals men die bijvoorbeeld in De Rooveres Lof van den priesterlijcken staet, in de Elckerlijc en in Cornelis Everaerts Spel van den Nieuwen Priestere vindt. ‘O wonderlijcke cracht’ roept De Roovere uit bij de behandeling van de macht en het privilege van ‘elc priester’ om, zoals de Elckerlijc het formuleert, ‘met vijf woerden opten outaer ... Gods lichaem, warachtich Vleesch ende Bloet’ te ‘maken’ en ‘den Scepper tussen zijn handen’ te nemen. Vooral echter in het spel van Everaert kan bij de bespreking van de ‘goddelicke cracht’ die in de consecratie door de priester werkt met exclamaties als ‘O, wonderlic dync’, ‘O, wonderlic wondere’ en ‘O, wonderlicke secreten’ of uitspraken als ‘tzyn wonderlicke sticken’ en ‘tdoet dhynghelen (de engelen) verwonderen’ het ‘wonderen’ haast niet op.

Hoewel De Castelein jarenlang de organisatie van de sacramentsprocessie in Oudenaarde in handen had, is van hem geen sacramentslof, en ook geen priesterlof, overgeleverd. Het eerste vers van zijn ‘clausule van elleven’ spreekt ook niet in superlatieven over het hoogste of grootste maar over een ‘wonderlic’ wonder, wat toch nog bijzonder genoeg is om de lezer nieuwsgierig te maken. De dynamiek van het gedichtje bestaat er juist in dat de precieze aard van de bedoelde wonderdaad slechts geleidelijk aan wordt onthuld, een proces dat zich soepel naar de geledingen van de ‘snede’ plooit. Zo vernemen we in het eerste deel van het sextet dat het wonder te maken heeft met God als schepper van de wereld en meer bepaald met zijn streven om alles daarbij goed en deugdelijk te volbrengen. Dat ‘goede’ kennen we uit het scheppingsverhaal in Genesis 1: daar zag God inderdaad dat wat Hij gemaakt had, ‘goed’ was. In ons gedichtje maken de verzen 2 en 3 nu ook duidelijk dat het hier niet maar een toevallige, post factum vastgestelde kwaliteit betrof, maar een door de Schepper van in den beginne beoogd objectief, een objectief dat kennelijk de doeloorzaak was van het wonderlijke wonder uit vers 1.

Het tweede deel van het sextet brengt ons dichter bij het wonder zelf maar toont toch nog maar het voorbereidend werk. Men zou de drie verzen als volgt kunnen vertalen: ‘Vooraleer alles ten uitvoer te brengen, heeft Hij heel subtiel (minutieus, nauwkeurig) de natuur ‘onderzocht’ van al het (stoffelijk) zichtbare en lichamelijke’. De woorden ‘heeft de ... nature besocht’ kunnen de indruk wekken dat God eerst fysieke wezens schiep waarvan hij vervolgens de natuur ‘doorsnuffelde’, want dat kon ‘besoeken’ ook betekenen. De Castelein zal veeleer het omgekeerde hebben bedoeld: voor God deze wezens in het aanzijn riep, heeft Hij hun natuur heel precies overdacht. Ook ‘uitgedacht’ zou volgens het Middelnederlandsch Woordenboek kunnen, maar misschien is ‘gedacht’ in transitieve zin nog het beste. In ieder geval bevestigt dit fijne denkwerk het beeld van de op perfectie gerichte Schepper dat door de eerste drie verzen werd opgeroepen. Al klinkt het woord ‘natuur’ meer filosofisch dan bijbels, het begrip sluit toch aan op de eigen ‘aard’ (‘species’ of ‘genus’) waarnaar God volgens Genesis verschillende soorten dieren schiep, of planten die ‘naar hun aard’ zaad of vruchten dragen.

In het kwartet wordt dan de bedoelde ‘wonderdaad’ beschreven die God, vanuit Zijn volkomen kennis van hun natuur, aan Zijn schepselen heeft verricht. Op (bij hun ‘aard’) passende wijze heeft Hij als een zorgzame tuinier in de lichamen die Hij als basis en grondstof voor Zijn plan heeft geschapen (‘delementale lichamen’) (tegelijk) onzichtbare zaadjes gestrooid, waaruit en waardoor alles tot het einde (der tijden) ‘redelijk’ (ordelijk, volgens een beredeneerd patroon) en adequaat (‘tamelick’, naar behoren) zal groeien. Deze bijzondere handeling wordt in Genesis niet vermeld. Wel geeft de Schepper er de verschillende zeedieren en vogels en het eerste mensenpaar de opdracht vruchtbaar te zijn en talrijk te worden. Dat is gemakkelijk gezegd, maar filosofisch, of eigenlijk biologisch, gezien, was de vraag hoe uit hun stoffelijke lichamen - toch zelf geen ‘scheppers’ - weer levende lichamen konden ontstaan die binnen hun soort gelijkvormig waren aan die van de eerst geschapenen. Theologen als Augustinus, Bonaventura en Albertus Magnus zagen de oplossing in de aan de Stoïsche filosofen ontleende idee van de ‘rationes seminales’, in de stof geborgen ‘zaden’ die haar bepaalde, natuurlijke vormen aan doen nemen. Voor de genoemde theologen is het God die deze aan Zijn wil gehoorzamende zaden in de natuur heeft gelegd, zodat Zijn schepping zich ook na de eerste zes dagen verder in de tijd kan ontplooien. Het is duidelijk dat De Castelein met zijn ‘secrete sadekins’ aan deze ‘rationes seminales’ heeft gedacht. In een ander voorbeeldgedicht, een beschouwing over de rijping van een kippenei en de mogelijke bevruchting ervan door de haan, vertaalt hij het begrip heel fraai als ‘den zadelicken gheest’ (Const, p. 211). Daarin heeft het bijvoeglijk naamwoord, op een typische rederijkersmanier met het suffix ‘lick’ van het substantief ‘zaad’ afgeleid, de waarde van een genitiefbepaling, waardoor het geheel als ‘geest(kracht) van het zaad’ kan worden omschreven. In het gedicht over het ei wordt ‘den zadelicken gheest’ alleen op de bevruchting betrokken, maar het Goddelijk ‘strooien’ van de verborgen of onzichtbare ‘sadekins’ in de direct door God geschapen lichamen in onze tekst maakt duidelijk dat de plantenmetafoor niet alleen op de teel-, maar ook op een, via de conceptie doorgegeven, algemenere groeikracht betrekking heeft. Voor de religieuze strekking van ons gedicht is het bovendien van belang deze groeikracht, waar en wanneer ze zich ook manifesteert, te blijven zien als de kracht van het oorspronkelijke, door de Schepper gezaaide zaad en dus geen afgeleide daarvan. Zo kan De Castelein, wanneer hij in een ander gedicht de ontwikkeling van een menselijk embryo beschrijft, van de onderscheiden onderdelen die men het ‘lijf’ ziet ‘verwerven’ - hij somt er negen op, van ‘venen’ (aders) tot ‘chartilagen (kraakbeen), vleesch, vel en beenen’ - zeggen dat deze ‘alle’ door God worden ‘gevoed’ (Const, p. 216-7).

‘Natuere wijct’, ‘redene bezwijct’, schreef De Roovere bij het aanschouwen van het Heilig sacrament. In ons gedichtje is voor De Castelein het grote wonder juist de kracht die God bij Zijn schepping in de natuur heeft gelegd, zodat alles daarin ‘redelick’ (volgens weloverwogen processen) groeien kan. Met dit bijzondere wonder van het initiële zaad dat alle latere leven vormt en voedt, wordt Gods onderhoudende werkzaamheid op het ‘algemene’ wonder van Zijn oorspronkelijke scheppingsdaad gefundeerd. Zo fungeren beide samen, de schepping van de wereld en haar bewaring in verzekerde continuïteit, als de uitdrukking van Zijn zorgende Voorzienigheid. Het doet de dichter zijn beschouwing in de twee laatste c-verzen ‘hymnisch’ afsluiten met een dankgebed: ‘daarom danken wij U, God, nu en altijd, want nooit bleven wij van Uw hulp of steun verstoken (‘want ghy en begaeft ons nooit’). Wie zijn die ‘wij’? Men zou kunnen denken aan mensen die danken om de middelen tot levensonderhoud die de natuur ‘ons’ biedt, maar na het viermaal ‘al’ in de voorafgaande verzen lijkt hier vooral iemand te spreken die zich deel weet van de hele levende natuur ofte de voortgaande schepping Gods. Was priester De Castelein zo iemand? Vrij talrijk zijn in ieder geval de verzen in zijn Const die van belangstelling voor de natuur getuigen. We noemden al gedichten over de rijping van een ei en de ontwikkeling van een embryo tot een foetus. Naast andere is er bijvoorbeeld een lang refrein (acht strofen) waarin de dichter de ‘nature des wijngaerds ’ wil ‘doceren’ en inderdaad breedvoerig de eigenschappen en onderdelen (de takken, botten, bloemen en druiven) van de wijnstok allegorisch op Christus betrekt (Const, p. 143-6). In een ander lang gedicht (15 strofen) wordt pedante medici gevraagd zich maar eens te spiegelen aan dieren die in de natuur heel geschikte middelen vinden om zichzelf te genezen, waarna als voorbeelden een hele ‘menagerie’ van wel zeventien verschillende diersoorten wordt opgevoerd: van paarden en zwijnen, zwaluwen en beren tot het nijlpaard, het hert, de muishond en de slang, om de olifant, duiven, patrijzen en merels niet te vergeten (Const, p. 86-91). Hier haalde Abraham zijn mosterd echter vooral uit Plinius’ Naturalis historia. Overtuigender zijn dan ook de verzen waarin de dichter zichzelf als natuurliefhebber neerzet, en dat doet hij nu net in de allereerste strofen van de Const (strofen 2 tot 7). Daarin vertelt hij over een wandeling die hij maakte tijdens een seizoen waarin, zoals God dat jaarlijks pleegt ‘te doene’, de velden vul blommen’ stonden en ‘de bosschen groene’ waren. Zijn doel was een bron in het bos van Edelare bij Oudenaarde. Die bron verblijdt immers ‘elcks herte’, meent hij, vanwege haar nog geheel natuurlijke, door geen artefact opgesierde staat (str. 3: ‘Niet by artificien ommestaeckt, maer by rechter Naturen toe-ghemaeckt’). Met een boom die daar bij ‘Gods gratie’ is gegroeid en met zijn schaduw het water koel houdt, is het er een waarlijk idyllische plek. Daar aangekomen, ging onze dichter dan ook zitten, luisterend naar het gezang der vogels. Grote en kleine vogels waren er, waarbij hij in ’t bijzonder van het geluid van de koekoek, de merel en de nachtegaal genoot. Pauwen zag hij er hun kopjes in het bronwater ‘doopen’ en ‘mollekins’ kwamen er in alle rust wroeten. ‘De Conijnkens’, zo getuigt hij nog, ‘zagh ick tot omtrent my loopen’ (str. 6), waarna hij afrondt met de uitspraak waar het me om te doen was: ‘Hier nam ick vreughd in, als die centempleerd / Hoedt hem al gourverneerd, ende elc in tzijne’, of: ‘Ik vond er plezier in om te zien hoe al deze dieren zich, elk naar hun aard, gedroegen’. Een ware natuurliefhebber dus, maar toch ook een man met zijn hoofd vol van de klassieken, en nog wat anders. Hoe puur natuur de bron ook mag zijn geweest, ze doet onze dichter evengoed denken aan de bron uit een verhaal van Ovidius waarin Paris drie ‘naecte ... Goddinnen zach’ (str. 3)...

Anna Bijns, die de Const van Rhetoriken zeker met rode oortjes heeft gelezen, zal dat van die naakte godinnen niet bijster hebben gewaardeerd. In een aantal refreinen wond ze zich nogal op over al het naakt dat in haar tijd steeds vaker in beelden en op schilderijen en prenten te zien was. Hemeltergend vond ze het eigenlijk: al die ‘naecte vrouwen, naecte mans’, ‘troept wrake’! En nu dus ook ‘priester’ Matthijs de Castelein. Extra zwaar zal ze hem die renaissancistische modegril echter niet hebben aangerekend. ‘Priesters sijn ooc menschen als ander lien (lieden)’ had ze immers vaak genoeg zelf geriposteerd.

Dirk Coigneau

C O L O F O N

O n s C a m e r s v à R h e t o r i k e is het officiële orgaan van het Verbond van de Kamers van Rhetorica Vlaanderen-Nederland vzw. Het Verbond is opgericht in Brussel in 1987.

Het tijdschrift verschijnt eenmaal per drie maanden in een oplage van circa 100 exemplaren.

Adres Bankgegevens van het Verbond
’t Haantje 2, 4854 MV Bavel BIC GEBABEBB
Nederland IBAN BE41 2930 3224 8010

Lidmaatschap van het Verbond
Kamers van 6 leden of meer € 50,00 per jaar
Kamers met 5 leden of minder en toetredende leden € 30,00
Alle leden ontvangen het tijdschrift

Website Druk
www.rederijkers.org     KLA4 Steunpunt Welzijn vzw