0 camers4e23






Terug naar index

Ons Camers và Rhetorike

Erkenning P 608104 V.U. Verbond Kamers van Rhetorica Vlaanderen-Nederland vzw Johan De Rijck, St.Gabrielstraat 120 1770 Liedekerke ” Afgiftekantoor : 9300 AALST 1

Oktober, November, December 2023 ” JAARGANG 36 ” NR 4

(1)


Voorwoord

Onze zomergarderobe hebben wij na een vrij lange nazomer terug netjes opgeborgen in onze kleerkasten. Misschien zoals het er vroeger aan toe ging voorzien van de nodige mottenbollen om deze beestjes hun appetijd te ontnemen.
De dagen worden steeds korter en de nachten steeds langer. Tijd dus om ons terug warm in te duffelen, zodat wij de koude kunnen trotseren. Nadat wij dan niet alleen al onze klokken in onze woning maar ook onze biologische klok een uur hebben teruggedraaid krijgen wij echt het gevoel dat alles neigt naar de winter.
Heel wat kamers en verenigingen hebben hun herfstfestijnen, om de financiën wat op te krikken, reeds achter de rug en zijn weer tot de essentie van hun bestaan gekomen nl. theater brengen tot vermaak van onze medemens. De premià¨res en de opvoeringen hebben misschien menig mensenhart sneller laten kloppen.

Traag maar zeker gaan wij naar de drukste artificiële periode van het jaar toe. Kerstbomen worden omgehakt om zoals de overlevering het wil licht in onze woonkamer te brengen. De uitstalramen van de winkels stralen vele lumen licht uit in ons donker straatbeeld om de passanten tot kopen aan te zetten. Waar ook velen onder ons zich toe laten verleiden in de wetenschap dat de inkomsten door de indexsprong met tien procent zijn gestegen .(Helaas niet voor onze Nederlandse vrienden bij gebrek aan dit systeem).
En door het feit dat de inflatie nu een aanzienlijke duik neemt en er dus, volgens de economen, meer koopkracht is.
De kerstperiode zou wereldwijd een periode van warmte en vrede moeten zijn . Helaas heeft de mensheid uit de vele wereldbranden nog steeds niets geleerd. Hoe kan het toch dat hierbij de ego’s van zogenaamde “ leiders”steeds de bovenhand halen en hierdoor enkel het slechte in de mensheid naar boven komt om hun eigen gelijk te bewijzen? Steeds vele onschuldige slachtoffers van kinderen en volwassenen ten spijt. In deze nakende kerstperiode zullen helaas de wapens niet zwijgen en de boodschap van “VREDE”in deze kerstdagen een ijdel begrip lijken. Toch zal men ooit weer rond de tafel moeten zitten om tot een consensus te komen die “vrede”heet .

Wanneer het jaar 2023 op zijn laatste benen loopt zullen wij andermaal met jaaroverzichten geconfronteerd worden en terugblikken op die vreselijke beelden die op ons netvlies zullen gebrand blijven. Oorlogen, overstromingen en aardbevingen die veel menselijk leed hebben veroorzaakt zullen terug ons deel worden.
Bij de start van 2024 kunnen wij toch terug hoopvol uitkijken naar het volgend congres dat doorgaat te Brugge begin juni. Heb je de twee dagen nog niet vastgeprikt in uw nieuwe agenda dan raden wij u dat ten stelligste aan om dit onverwijld te doen. Zodat jullie de jaarlijkse hoogmis van het rederijkersgebeuren niet missen. Indien jullie overnachten hou dan de deadline om te boeken in het hotel De Medici in de gaten. Deze hebben voor dit congres een zeer interessant arrangement hebben uitgewerkt . In dit nummer leest u er alles uitvoerig over .
Tevens hebben wij heuglijk nieuws te vermelden uit Breda . Een nieuwe rederijkerskamer wordt heringesteld na dat er een eerdere herinstelling van een kamer is geweest in 2012 van “ Het Turfschip van Adriaan van Bergen”. De nieuwe kamer zal zich laten aanspreken met de naam “Vroechdendael of ’t Bercken-Rijs “met als devies “Wy vaten geneuecht”. In een volgend tijdschrift verneemt u hier meer over.
Wij wensen deze nieuwe kamer veel cutureel genoegen toe en hopen dat, zoals in vele steden beide kamers complementair zijn aan mekaar en de rederijkersgedachte verder uitdragen.
Voor de inrichting van het rederijkerscongres van 2025 zijn wij nog in gesprek met enkele kandidaten.
In 2026 wordt het een blij weerzien in Geraardsbergen met de rederijkerskamer St-Pieters Vreugd en Deugd en het plassende mannetje op de Grote Markt .

In 2027 zouden wij dan te gast zijn in Zottegem (met nog enig voorbehoud) bij de rederijkerskamer “De Suyghelingen van Pollus. Dit is ook de stad waar ooit de toenmalige heerser over de Nederlanden resideerde nl. Graaf Egmont.
Graag wachten wij nu al kandidaturen in voor de organisatie van de congressen voor de volgende jaren. Heeft jullie kamer iets te vieren, dan is een congres hiervoor de ideale blikvanger. Graag richten wij ons ook tot kamers die nog nooit een congres hebben ingericht . Twijfels? Aarzel niet om ons te contacteren. Het bestuursorgaan van het rederijkersverbond zal jullie kamer hiervoor met de nodige steun en raad en daad bijstaan.
Mag ik dan namens het rederijkersverbond nu reeds iedereen betrokken bij het rederijkers gebeuren een zalige Kerst, een prettig jaaruiteinde en een spetterend 2024 toewensen.

Met rederijkersgroet,

Johan De Rijck, verbondsvoorzitter.

I N H O U D S O P G A V E

1. Een woordje van onze voorzitter
4.Inhoudsopgave
Waar dit nummer over gaat

5.Uit het bestuur
- Verzoek om lidgeld te betalen
7. 40e Internationaal Rederijkerscongres te Brugge 10 Kamernieuws
10. Kamernieuws
- van Zeeland: Kloetingse Rederijkers
13.Verzentaal
14.In de Schijnwerpers
Theater De Moedertaal / De Lischblom

21. Van Dirk Coigneau

WAAR DIT NUMMER OVER GAAT

Speciale aandacht vraag ik de lezer voor het uitermate boeiende verhaal van Mieke Meskens over Theater De Moedertaal. Het is een helder historisch document tegen de achtergrond van het zelfstandige Vlaams België in een oude stad met een zeer rijke geschiedenis. Maar meer nog toont het waartoe enthousiaste inzet kan leiden en toont het rijke palet van verschillende rederijkersactiviteiten op een zeer lezenswaardige wijze. Van harte aanbevolen!

Vanuit Brugge wordt nog meer informatie verschaft over het komende congres.
En jaarlijks stellen we de vraag over het lidgeld.
Zoals altijd sluit Dirk Coigneau dit tijdschrift af over het onderwerp
Retoricale kleengedichtjes.
Namens het bestuur wensen we U een mooi nieuw rederijkersjaar toe!

UIT HET BESTUUR

Verbond van de Kamers van Rhetorica vzw Vlaanderen - Nederland

Betreft: lidgeld Verbond 2024
Beste Vrienden Rederijkers en Sympathisanten
Het voorbije jaar was weer een normaal jaar voor het verenigingsleven. We konden opnieuw met een gerust gemoed creatief bezig zijn en al onze activiteitenplannen. Dus ook voor het jaar 2024 zullen we ‘de rederijkerij’ weer alle eer aandoen met onze projecten.
  • Het jaarlijkse rederijkerscongres ging dit jaar door in Haarlem bij Trou moet Blycken. De Kamer van Retorika “de Gezellen van de H. Michiel”gaf er een verleidelijke presentatie van het rederijkerscongres 2024 te Brugge. De Bruggelingen zien er naar uit om u het uitgestelde congres van 2020 in 2024 te kunnen aanbieden. Ze zijn terecht fier op hun stad en suggereren zelfs om er een paar dagen aan toe te voegen om hun stad te bezoeken, nu toch de verplaatsing wordt gemaakt.
  • Het Verbond onderzoekt de mogelijkheid om weer eens een workshop of een studiedag te organiseren rond een interessant thema. Misschien wordt het een webinar ”.
  • In Vlaanderen werd in 2017 ‘de rederijkerscultuur’ als immaterieel erfgoed erkend. Om deze erkenning te ondersteunen moeten we tweejaarlijks een verslag binnen brengen waarin we de werking van de Kamers en van het Verbond toelichten. Er worden verder wegen bewandeld om die erkenning ook in Nederland te verkrijgen.
  • Het Verbond bekijkt de opportuniteiten om goed draaiende (toneel)verenigingen als een ‘rederijkerskamer’ te confirmeren en op te nemen in het Verbond.
  • Ons tijdschrift, moet de levensader zijn die alle Kamers verbindt. Gebruik het om uw projecten kenbaar te maken. Houdt iedereen op de hoogte over wat reilt en zeilt in jullie Kamer. Elke bijdrage rond de rederijkerij is welkom. Zorg ook dat het tijdschrift zo breed mogelijk verspreid wordt binnen jullie Kamer.

Financieel zijn de lidgelden voor het Verbond de enige vorm van inkomsten en dus belangrijk voor zijn werking en voortbestaan. Uw lidmaatschap helpt ons om op de in 1991 ingeslagen weg van het Verbond verder te gaan. Stuur deze brief, zo nodig, naar een collega in de Kamer of naar de opvolger van uw vroegere functie.

Het lidgeld voor 2024 wordt op hetzelfde peil van 2023 behouden en bedraagt:
voor een kleine Kamer (tot 5 leden) 30 euro
voor een grotere Kamer (meer dan 5 leden) 50 euro
voor toegetreden leden (individueel) 30 euro

U kunt het bedrag overmaken aan het Verbond van Kamers van Rhetorica via de bankrekening van het Verbond:
bankrekening BE41 2930 3224 8010 met vermelding “lidgeld Verbond 2024 van Kamer X of persoon XY uit ZZZ” We hopen volop dat we in 2024 opnieuw warme banden kunnen smeden en samen mooie momenten kunnen beleven. We wensen jullie allen vooral een gelukkig en voorspoedig 2024!

Voor de Raad van Bestuur,
De Voorzitter, De Penningmeester,
Johan De Rijck Willy De Meyer

40e Internationaal Rederijkerscongres te Brugge
31 mei, 1 en 2 juni 2024

Op het congres van juni 23 te Haarlem en in het septembernummer van het Verbond werd het congres dat straks doorgaat te Brugge, reeds aangekondigd en voorgesteld.
Ondertussen zijn de locaties vastgelegd en is het programma door onze Gezellen verder in detail uitgewerkt.

Vrijdag 31 mei 2024 wordt de officieuze start gegeven van het congres.
Om 17u.15 krijg je de gelegenheid om een geleid bezoek te brengen aan brouwerij “De Halve Maan”waar de wereldvermaarde bieren Straffe Hendrik en Brugse Zot worden gebrouwen. Wie het wenst kan ter plaatse ook een maaltijd nuttigen.
Vanaf de brouwerij is het een kwartiertje stappen naar het prachtige stadhuis op de Burg. Daar worden we om 19u.30 ontvangen door de Brugse overheid en wordt ons een receptie aangeboden in de Salons van de Burgemeester.
Je kan de dag afsluiten op één van de gezellige Brugse terrasjes of nog een romantische wandeling maken langs de sfeervol verlichte Reien.

Zaterdag 1 juni word je vanaf 13u. verwelkomd met een koffie of een frisdrankje in St.- Leo Secundaire school, Potterierei 12, op wandelafstand van de Grote Markt. Wie met de wagen komt kan gratis parkeren op de speelplaats, toegang via de Elisabeth Zorghestraat. Vanaf 14u. krijg je de gelegenheid om in groepjes van max. 20 personen en onder leiding van een erkende gids, een korte toeristische wandeling te maken in de buurt van de school. Daarbij kan je kiezen uit volgend aanbod:
  • Brugge en Europa (met veel aandacht voor de oude natiehuizen, het tolhuis, Ter Beurze, het Europacollege,)
  • Het Stille Brugge (langs de St.-Annakerk, de Jeruzalemkerk, het Engels Klooster, de godshuizen,)
  • De Koninklijke St.- Sebastiaansgilde (een schuttersgilde die al meer dan 600 jaar bestaat, een unicum in de wereld)

Het Vrij Podium start om 17u. in de aula van St.-Leo. De deelnemers kunnen individueel of per groep inschrijven en kiezen uit voordracht, toneel, poëzie, muziek, zang, dans, mime. De duur van het optreden is beperkt tot max.10 min. voor wie individueel deelneemt en 15 min. per groep. Wanneer het maximumaantal deelnemers is bereikt zal de datum van inschrijving bepalend zijn voor je deelname.
We sluiten de dag af in het aanpalende Hotel de’ Medici. Om 19u.30 bieden we je een mooi verzorgd diner aan in het groepsrestaurant en om 21u. is er nog een gezellige en ontspannende quiz in de hoofdvergaderzaal.
Op zondag 2 juni ben je vanaf 10u. terug welkom in het hotel. Ook nu kan je gratis parkeren op de speelplaats van de nabijgelegen school.
De academische zitting start om 10u.30 met een verwelkoming door de voorzitter van het Verbond en een woordje van de Brugse overheid. Daarna volgen twee causerieën rond het thema “Woord en Taal”. Prof. dr. Magda Devos zal het hebben over “ Een waaier van dialecten in Vlaanderen” en Prof. dr. Johan Van Iseghem zal graag “De taal van Gezelle” aan ons toelichten.
Na de aankondiging en voorstelling van het congres in 2025 nodigen we uit voor de aperitief en lunch in de eetzaal van het hotel.
Om 15u. verhuizen we terug naar de aula van St.-Leo waar je nog kan genieten van een optreden van ons Brugs Mannenkoor en waar je achteraf nog een afscheidsdrankje wordt aangeboden.

In de Nieuwsbrieven, die we vanaf midden februari naar alle Kamers zullen versturen, bezorgen we je de inschrijvingsformulieren voor deelname aan het congres en aan de diverse activiteiten.

Als deelnemer zal je de kans krijgen om in te schrijven voor het ganse congres of enkel voor zaterdag of zondag.
De prijs voor het ganse congres is vastgelegd op €130 (bezoek brouwerij, onthaal stadhuis, toeristische wandeling met gids, vrij podium, diner op zaterdagavond, academische zitting, lunch op zondagmiddag, slotconcert en afscheidsdrink)
Wie enkel op zaterdag komt betaalt €85 (onthaal, wandeling, vrij podium, diner) Enkel op zondag €75 (onthaal, academische zitting, lunch, concert, afscheidsdrink)

En nog een goede raad!
Wacht niet te lang om je logement vast te leggen. Rond de tijd van ons congres is het toeristisch seizoen in Brugge reeds volop bezig.

Wie kiest voor “hotel de’ Medici”, waar ons congres doorgaat, kan genieten van een heel mooie aanbieding.

Aankomst: vrijdag 31 mei 2024 - 2 nachten verblijf
Vertrek: zondag 2 juni 2024
Kamers: +/- 50 kamers voorbehouden (singles + twins/doubles)

Kamerprijzen (BTW incl.), per kamer & per nacht - incl. ontbijt:
Single use à €115 per kamer/per nacht
Twin/Double use à €125 per kamer/per nacht Stadsbelasting: €4 p/p is niet incl.

Betaling ter plaatse door de gasten zelf.

Individueel te boeken voor eind maart 2024 via email naar: cwillems@hoteldemedici.com
met referentie: Congres Rederijkerskamers

Met vriendelijke groeten,

Raf Sypré
Hoofdman Kamer van Retorika De Gezellen van de Heilige Michiel

NB: Informatie voor de hoofdmannen van de verschillende rederijkerskamers in verband met hun deelname aan de Statutaire Vergadering:

Locatie: foyer van St.-Leo Secundaire school, Potterierei 12 - 8000 Brugge, Tijdstip van 11u tot 12u30.
Er kan gratis geparkeerd worden op de speelplaats vanaf 10u30.

Koninklijke erkenning op 16 juni 2006

KAMERNIEUWS

Blog 103 Kloetingse rederijkers speelden op de Goeschen Ommeganck
Auteur(s) Ko Dek op 25 oktober 2023
Trefwoord(en) Goes, Kloetinge, Rederijkers, rederijkerskamer, Zuid-Beveland
Discipline(s) 31 - Taal en literatuur, Rederijkers Zeeland

Terug naar overzicht blogs
Van verschillende rederijkerskamers is bekend dat ze grond in bezit hadden. Zo wordt op de pagina van
Nisse het volgende vermeld:

“In 1589 blijkt deze kamer grondbezit te hebben in de omgeving van Nisse, in Berbelshoek (‘s-Heer Abtskerke) en Schagtstreeke.”

In de overloper (een register van grondeigendommen) van Heer Abtskerke uit 1589 staat bij de Barbelshouck inderdaad genoteerd als eigenaar: “De Camer van Rethorica in Nisse, 1G 58R”. 1G 58R geeft de oppervlakte van de kavel aan, in dit geval 1 gemet en 58 roeden, wat ongeveer gelijk staat aan 5000 m2, een halve hectare. Er bestaat nu geen enkele twijfel meer over het feit dat de rederijkerskamer van Nisse grond in bezit had. [1]

In de transcriptie van de overloper uit 1644 van Kruiningen staat in de inleiding de volgende vermelding:

“De Camere/Camerelant: Heeft vermoedelijk betrekking op de ‘kamer van rhetorica’, of de ‘rederijkerskamer’. Kloetinge had zo’n kamer al in de 16e eeuw.” [2]

Informatie over de rederijkers op de pagina van Kloetinge is tot nu toe summier, zij beperkt zich tot de korte zin: “De rederijkerskamer van Kloetinge bezat in 1589 landerijen rond ’s Heer Abtskerke.”Een nieuw spoor van Kloetingse rederijkers komt uit 1598.


Noch beth[aelt] aen Ian ponce
by hem v[er]schoten aen[de] retorique by Schout
en[de] Schepenen hun toegel[e]cht
doen sy speelden, xxxiij s. iiij g. [3]

Deze betaling van 14 schellingen en 4 grooten is ongedateerd in tegenstelling tot de posten er omheen, waarvan duidelijk is dat ze uitbetaald zijn in 1598. We mogen dus wel aannemen dat deze uitbetaling in hetzelfde jaar heeft plaatsgevonden. Jan Ponce heeft aan de rederijkers drank of eten geleverd en de magistraat vergoedt deze kosten voor de rederijkers. We kunnen dit nu het eerste directe bewijs noemen van het bestaan van een rederijkerskamer in Kloetinge. Het staat namelijk nog niet definitief vast of de vermelding in de overloper van Kruiningen in 1644 over grondbezit bij ’s Heer Abtskerke toegeschreven kan worden aan een rederijkerskamer of dat er moet worden gedacht aan een weeskamer of armenkamer. Onderzoek is lopende. Maar er is meer. De rekening van Kloetinge van 1618 geeft nog meer prijs over de activiteiten van de Kloetingse rederijkers. [4]

Aen Jan Jochemss[en] betaelt tgunt
de Camersgesellen vande
Rethorica by die vander weth
is toegeleght als sy gespeelt
hadden op den Goeschen ommeganck
volg[en]s dordonnantie, iij p[ond] gr[oote]n [5]

Niet alleen komen we te weten dat er in 1618, veertig jaar na de Reformatie, nog een ommegang werd gehouden in Goes, maar ook dat rederijkers uit Kloetinge er medewerking aan verleenden en dat het stadsbestuur (die vander weth) dat financieel ondersteunde. Of er vaker sprake is geweest van samenwerking tussen rederijkers uit Goes en Kloetinge weten we (nog) niet, maar gezien de geografische nabijheid ligt het wel voor de hand. Ook in 1623 speelden de Kloetingse rederijkers en werden ervoor betaald.


Eerst betaelt by ordonnantie ofte
Last van Schouth en[de] schep[enen] tgunt
zy luyden de ghesellen vande Reto-
rica hadden toegeleght als sy ge-
speelt hadd[en] op de[n] 26en marty / 1623, ij £ iij s. iiij g.
[Linker marge:] by kennisse / ter Schout / en[de] Schep[ene] [6]

Conclusie
Het staat dus vast dat er in Kloetinge rederijkers zijn geweest. We weten nu dat ze eind 16e en begin 17e eeuw hebben gespeeld in Kloetinge en in Goes. Het is de tijd waarin grote veranderingen plaatsvinden. Vanaf 1578 worden er in Kloetinge kerkdiensten gehouden door calvinisten. Op 14 oktober 1586 doet de Hervorming in Kloetinge officieel haar intrede door de benoeming van een predikant, die al na een jaar een opvolger krijgt. Uit de archieven van de hervormde gemeente van Kloetinge blijkt dat de ambachtsheer bij de benoeming zijn invloed heeft laten gelden. [7] Hierover later meer.

KO DEK
Noten
  1. J. Minneboo, ’s Heer-Abtskerke overloper 1589. Transcriptie, 1990. Serie Publicaties der Prae- 1600 Club, nr. 34, p. 26.
  2. Pieter Jan Kole, Overloper Kruiningen 1644. Transcriptie uit het Waterschapsarchief te Goes, 2002, p. 4.
  3. Gemeentearchief Goes, toegang NL-GsGA-1.1-013, Inventaris, de archieven van de gemeente Kloetinge, 1570-1969, Goese Inventarissen nr. 13, inv.nr. 1070, 1595-1598, p. 40.
  4. Met dank aan archivist Frank de Klerk (Gemeentearchief Goes) die me attent maakte op de rekeningen.
  5. Ibidem noot 3, inv.nr. 1073 1619-1622, p. 40.
  6. Ibidem noot 3, inv.nr. 1074 1623”1625, p. 40.
  7. Gemeentearchief Goes,toegang NL-GsGA-23.2-005, Inventaris, de archieven van de Hervormde Gemeente Kloetinge, (1585)1588-1982, Goese Inventarissen nr. 5, p. 7.

Een reactie aan Ko Dek bereikt hem via redactierederijkerszeeland@gmail.com



V

E

R

Z

E

N

T

A

A

L

Vers van Vrede

Stil heeft de nacht de stad omhuld
En zijn geluiden binnen al gegaan
Alleen de koude kraakt met walmend ongeduld
Uit wie nog buiten bleef te wachten staan

Ik draal om ook maar binnen al te zijn
Waar rood en groen van feest me wacht
Hoor ik al daarbij lach en kaarsenschijn
Of heb ik toch een ander feest bedacht

Oh, zeker weet ik mij al wellekome
Omdat toch immers ook voor mij een stoel”
Toch knagen nog onrustig dromen
Wil ik wel oppervlakkig feestgewoel

Of moet ik maar gewoon meedeinen met de fee
Die feest en warmte toebereidt
Moet ik niet zeuren en gedwee
Vergeten wat daarbuiten kraakt aan narigheid

Ik ben een kannenkijker toch
Die zich met taal en lied onledig houdt
Maar ook terwijl ik feestend nog
Mijn beker hef, weet ik dat meer dan goud

Wat hier van binnen blinkt
Ook grijs en grauw een stem toekomt
Die minder luid, maar klagend klinkt
Dan, plots, mijn rederijkerswoord verstomt

Ik voel dat ik mijn hoofd moet neigen
Om nieuwe woorden te verwachten
Soms kan een dichter beter zwijgen
Niet zwelgen nog in bier en wijn en mede
Maar luist’ren naar de Kerstgedachte
Dat eeuwig’ vers van Vrede

Bauke ‘Freiherr’ van Halem

IN DE SCHIJNWERPERS
Theater De Moedertaal / De Lischblom - Mechelen

“Every image of the past that is not recognised by the present as one of its own concerns,
threatens to disappear irretrievably”

Theses on the Philosophy of History, 1940
Walter Benjamin1
Theater De Moedertaal 1874-2024: Een theater met een verhaal

Theater De Moedertaal was en is een van de grootste vrijetijdstheatergezelschappen in Mechelen en heette bij de stichting in 1874 voluit: Theater voor Vrijheid en Moedertaal. Dit past binnen de historische context van de eerste schuchtere taalwetgeving voor bestuur, rechtspraak en onderwijs in het jonge België. Taalbewustzijn in de tweede helft van de 19de eeuw kwam op het lokale vlak onder andere van de theatergezelschappen, die naast het spel van hun producties ook deelnamen aan wedstrijden en vooral aan het Landjuweel; de hoogste onderscheiding voor een theatergezelschap. Deze aandacht voor de Nederlandse taal, wekte ook het bewustzijn op van deel uit te maken van een groter geheel, met een eigen identiteit en een eigen historisch verhaal. De stichters van Theater De Moedertaal hadden dus een visie en een doel bij de oprichting én de naamgeving van hun gezelschap.

Over het prille begin weten we niet zoveel. Arthur Van Assche zaliger ” sterkhouder van Theater De Moedertaal en echtnoot van Fernande De Lauwer een van de steractrices van De Moedertaal ” stelde in 2000 zijn boek “Toeschouwers”samen ter gelegenheid van de heropening van de Mechelse Stadsschouwburg en 125 jaar Theater De Moedertaal. Over de stichting van ons theater schrijft hij: “ Op 19 januari 1874 vormden enkele toneelliefhebbers uit de Mechelse vriendengroep ‘De Margaretha’s vrienden’ een nieuwe toneelvereniging: Toneelmaatschappij De Moedertaal. De stichters heetten: Leopold Cammans, Jules Dubin, Jan Festraets, Frans Verlinden en de heren de Ron, Mommaerts en Thienpont. Deze toneelvereniging vergaderde vanaf dan in lokaal ‘In den Laerenhof’ bij de heer De Mesmaeker in de Hoogstraat. Enkele weken later vervoegden Jos Naegels, Paul De Laet en Gerard Marivoet het gezelschap als werkende leden. Hun eerste voorstelling speelden ze reeds op 5 maart 1874 in zaal Frascatie ” vandaag Kunstencentrum Nona ” in de Begijnenstraat.”2
1 Mevrouw Sigrid Bosmans, Congres immaterieel erfgoed, Mechelen, 7-5-2019.

In 1874 situeerde het theater zich in het verzuilde België binnen de liberale familie. De Mechelse familie Muyldermans engageerde zich intens in De Moedertaal. Onder het voorzitterschap van Urbain Muyldermans (°1883-+1952), van 1946 tot 1958 actief als kamerlid en senator in de Belgische politiek voor de Liberale Partij, evolueerde Theater De Moedertaal naar een ongebonden vereniging. Dat gaf een nieuw impuls; het ledenaantal steeg van 600 naar 1 000. Theater De Moedertaal bloeide en bood een rijk verenigingsleven voor de leden aan. Naast de toneelopvoeringen organiseerde het bestuur en de damesafdeling van De Moedertaal: gerenommeerde galabals, kinderfeesten, zomerbijeenkomsten, filmvoorstellingen, bridgeavonden, uitstappen met de radiotrein en de autobus Met succes namen zij jaarlijks deel aan de befaamde Mechelse Bloemencorso’s, de bijzondere Hanswijkcavalcade en de Ommegang die slechts om de 25 jaar uitgaat.

Ook op het artistieke vlak onderscheidde De Moedertaal zich. De toneelopvoeringen in Mechelen waren telkens een groot succes. Daarnaast namen de leden ook deel aan het Landjuweel, de talrijke wedstrijden in binnen- en buitenland, waar zij vele en belangrijke prijzen behaalden: de diploma’s, penningen, tinnen schotels en keramieken borden in de erfgoedkast die in de foyer van ons theater staat, getuigen daar vandaag nog steeds van. In 1941 won Theater De Moedertaal het Landjuweel. Befaamde regisseurs streefden naar kwaliteitsvolle producties: Willy Van der Meulen, Frans Van Oost, Ugo Prinsen, Piet Ardies, Sien Eggers, Hans De Munter” Bekend acteurs verbonden aan de grote toneelhuizen en medewerkers in televisieseries, zetten hun eerste stappen op het podium van Theater De Moedertaal: Jo Leemans, Johny Voners, Gilda De Bal, Ron Cornet, Paula Sleyp” Maar ook de vele spelers die in de loop der jaren de naam en faam van Theater De Moedertaal glans en uitstraling gaven én geven.

Verder onderhielden de vrijetijdstheaters ook een band met het rijke theaterverleden van Mechelen, vooral dankzij de rederijkerskamers die sinds de late Middeleeuwen actief waren in onder andere de Nederlanden: een bende dichters, voordrachtkunstenaars,


2 A. Van Assche, Toeschouwers, in eigen beheer, Mechelen, 2000, p. 74-77.

zangers en toneelspelers die bijeenkomsten hielden en wedstrijden organiseerden. Zij schuwden daarbij geen kritiek op de overheid en kaartten vaak controversiële onderwerpen aan. In 1620 organiseerde de rederijkerskamer De Peoene te Mechelen het laatste Blazoenfeest in de Nederlanden. Hendrick Faydherbe, factor van De Peoene en vader van de beeldsnijder en architect Lucas, schreef hiervoor het heerlijke stuk: ‘Het verhaal van ‘Droncken Klaas, Esbattement met vier personen’. De magische formule die Klaas van kwakzalver Meester Steven krijgt om zijn vrouw Felle Griet uit de klauwen van Hein den duvel te redden: ‘Sator arepo tenet opera rotas’ is een palindroom. De inscriptie komt al voor op stenen in Pompeï. De toverspreuk vormt als anagram het woord ‘paternoster’. De Latijnse spreuk onthouden lukte maar niet; Dronken Klaas maakte er’ Satan hutsepo ten net op schappra rotsac’ van. Ondertussen herkende u ook de woorden ‘ hutsepot, schapraai en rotzak’; fijne begrippen uit het taalgebruik van Klaas en die hem beter in de mond lagen dan het Latijn. 3

Na dit succesvolle Blazoenfeest ging de rederijkerstraditie langzaamaan verloren. Maar de namen van de rederijkerskamers niet. Vier Mechelse vrijetijdstheatergezelschappen kregen bij hun 100ste verjaardag de naam van een aloude Mechelse rederkijkerskamer van weleer uit handen van de Soevereine Hoofdkamer van Retorica De Fonteine: De Dijlezonen kreeg de naam van De Ghesellen van den Palmryzen (1972), De Taalzucht ontving de naam van De Peoene (1966), Voor Taal en Kunst draagt de naam van De Boonbloem (1994). Theater De Moedertaal voert fier de naam van De Lischbloem (1974): een bijzondere erkenning voor wat het theater de voorbije 100 jaar presteerde voor het behoud van het Vlaams Toneel.
Het toenmalige Theater De Moedertaalbestuur ontving een blazoenbord met de iconografische afbeeldingen van de rederijkerskamer De Lischbloem en een perkamenten document met zegel waarin de naam van De Lischbloem officieel aan De Moedertaal wordt geschonken. Ons theater bewaart nog steeds beide bronnen.



3 Wim Hüsken, “Door de reden geport”. Het blazoenfeest van de Mechelse Peoene en het Twaalfjarig Bestand, in Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, deel 123, aflevering 2, Mechelen, 2019, p. 121-122.

De Dijlezonen stopten in 2022; de andere gezelschappen zijn nog steeds actief. Al deze gezelschappen zijn ondertussen meer dan 100 jaar actief in onze stad.

Theater De Moedertaal 1874 ” 2024: Een theater met een visie

Een voorstelling van Theater De Moedertaal bestond steeds uit een drama en een blijspel. De voorstelling op maandag 8 november 1897 in de Mechelse stadschouwburg begon om 18 uur. Eerst speelde De Moedertaal: De Bedelares; een drama in vijf bedrijven. Na de pauze gevolgd door: Goddank! De tafel is gedekt; een blijspel in 1 bedrijf.

De oudste vermelding van een voorstelling dateert uit 1879. De Moedertaal treedt op in een avond georganiseerd door de Jonge Liberale Wacht op maandag 5 maart 1879 in de Mechelse Salle De Paris. Vier acteurs spelen: Slotendries; een politiek blijspel in 1 bedrijf. Van de 4 acteurs waren er 3 stichtende leden. De titels van de opvoeringen spreken tot de verbeelding: Juffrouw Kerkmuis, Mijn zoon de minister, Huwelijksreis zonder man, Drie dozijn rode rozen, Mijn vrouw de toneelspeelster. Geliefde drama’s waarmee Theater De Moedertaal mooie prijzen behaalde: Het Klooster, De Idioot, De gebroeders Karamazov, Montserrat.

Voor het 35-jarig jubileum (19-9-1910) richt Theater De Moedertaal in zaal Frascati in de beste rederijkerstraditie een wedstrijd van”Zang en uitgalming”in, voor “ ernstige alleenspraken, luimige alleenspraken; beiden in dicht of proza, romancen, volks- en kluchtliederen.”De leden van De Moedertaal mogen niet deelnemen om “ de Mechelse zustermaatschappijen aan te wakkeren en zo mede te werken aan de grote Vlaamse zaak.”

In 1934 zijn in Theater De Moedertaal volgende groepen actief: de jeugdorganisatie, het kindertoneel, jongens- en meisjesgroepen met zang, dans, ballet en declamatie, de Oefenafdeling, Voordrachten en volmaking der Toneelafdeling.

Na de Tweede Wereldoorlog herneemt het verenigingsleven in De Moedertaal zich en kent een grote bloei tot de jaren ’60: een drietal producties per toneelseizoen en vooral ook activiteiten allerhande die de vriendschapsbanden onderhouden: kinderfeesten, minstens 3 bals per seizoen waaronder het befaamde galabal “Groen en Wit”, dansavonden, optredens van het dameskoor, whisttornooien, uitstappen met de radiotrein. Dat alles voor 1 000 leden.

Het honderdjarig bestaan van Theater De Moedertaal krijgt een luisterrijke invulling: Academisch zitting op het stadhuis, de producties “ Als een kat op een heet zinken dak” waarmee het gezelschap de 1ste prijs van het Rikke Schmitz- juweel behaalt., “ De Gekroonde Laars”, “De Twaalf Gezworenen” een co- productie van de Mechelse Toneelverenigingen en een feestelijk gala- avond in de Stadsfeestzaal, gepresenteerd door Jo Leemans en Yvonne Verelst.
In het feestjaar ontvangt De Moedertaal ook een bijzondere erkenning voor wat het theater de voorbije 100 jaar presteerde voor het behoud van het Vlaams Toneel ; de vereniging mag voortaan de titel voeren van de aloude Mechelse rederijkerskamer De Lischbloem. De heer Demedts, hoofdman van de Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van Retorica De Fonteine schenkt aan De Moedertaal het blazoenbord en de perkamenten oorkonde. Beide stukken worden nog steeds zorgzaam bewaard in het theater.
Theater De Moedertaal 1874 ” 2024: Een theater met erfgoed

Bij de stichting vergaderde en repeteerde het gezelschap in zaaltjes van de talrijke Mechelse eet- en drankgelegenheden. Geliefkoosde etablissementen voor De Moedertaal waren: Salle de Paris, Café Het Brouwershuis, Café De Lelie en Café Royale. De toneelopvoeringen vonden plaats in de Mechelse Stadsschouwburg. Toen die in 1974 sloot voor noodzakelijke herstellingen in verband met de brandveiligheid, moesten vele gezelschappen op zoek naar een andere locatie.

De bestuursleden van Theater De Moedertaal kochten in 1989 een pand met eigen kapitaal aan in de Hoveniersstraat. Zij verbouwde zelf de ruimte tot een aantrekkelijk theater met 84 zitplaatsen, een foyer, een loge voor de spelers en verder ook een technische- en opslagruimte en een zolder voor de rekwisieten. We zijn er tot op de dag van vandaag actief.

Al die tijd droegen voorzitters, secretarissen en penningmeesters zorg voor hun papieren archief en bewaarden zorgvuldig het erfgoed van hun vereniging. Ongetwijfeld gingen bronnen verloren, maar in 2019 vonden we tijdens een grote opruimactie op de zolder van het theater het historisch archief terug: het Gulden Boek, verslagen van bestuursvergaderingen, jaarverslagen, briefwisseling in en uit, boekhouding, handgeschreven scripts, organisatie van de producties, diploma’s van behaalde prijzen, organisatie van feesten allerlei, ledenlijsten, fotoalbums, flyers en programmaboekjes. Verder ook vele collectiestukken terug: vaandels en hun onderdelen, vlaggen, penningen, trofeeën, ingelijste foto’s en meubilair variërend van redelijke tot goede staat. Ons oudste collectiestuk dateert van 1874; het papieren archief gaat terug tot 1890.


Nochtans is Theater De Moedertaal geen speler in het erfgoedveld. Onze kerntaak situeert zich op het niveau van de podiumkunsten. Maar dit waardevolle erfgoed dat de geschiedenis van het theater vertelt en de verbondenheid en identiteit van de leden met hun theater uitdrukt, vraagt onze belangstelling en aandacht. Want erfgoed is van ons allemaal. We ontvingen het van de vorige generaties, om het met de beste zorg te bewaren en door te geven aan wie na ons komt. Zo blijven we het verhaal dat onze stichters in 1874 in gedachten hadden en dat geboetseerd werd door de tijd, verder vertellen. Dat verhaal willen we in ons jubileum 150 jaar Theater De Moedertaal in 2024 extra belichten met twee bijzondere projecten.

Theater De Moedertaal 1874 ” 2024: ons theater viert feest en kijkt naar de toekomst

Naast de vrijetijdstheatergezelschappen heeft Mechelen ook een professioneel gezelschap: Theater Arsenaal met Lazarus als huiscollectief. Theater De Moedertaal feest in eigen huis, maar wil dat jubileum ook vieren met de andere Mechelse theatergezelschappen. Een aantal terrein verkennende gesprekken en nadenken over mogelijke concepten oriënteerden zich rond krachtige pijlers van het project: de kracht van het samenwerken waarbij we gevarieerde expertise uitwisselen, de kracht van het verbinden waarbij de historische aanwezigheid van de vrijetijdsgezelschappen en het rederijkersverhaal inspirerend kunnen zijn voor een professioneel gezelschap. De kracht van het verdiepen waarbij we proberen om met het emancipatorisch verhaal van de rederijkers vandaag in dialoog te gaan. En tot slot ook de kracht van de verbeelding om uitbundig gestalte te geven aan dit verhaal en ons gemeenschappelijk project. Maar het is en blijft een moeilijke oefening.

Theater De Moedertaal evolueert mee met de tijd.
Er is geen echte vraag meer naar een theater met een gevarieerd aanbod om een brede vereniging te zijn. De band van spelers met “mijn theater”is er nog nauwelijks; zeker niet bij de jongere spelers. Dat is een feit. Theater De Moedertaal focust in de programmatie op de aantrekken van een gevarieerd publiek met een gevarieerd aanbod: een blijspel, het kinderstuk, een ernstig stuk en muziektheater. Het theater probeert ook jongeren aan te trekken, zowel als acteur/ actrice en als publiek. Daarnaast is de verjonging ” een nood die zich overal in het verenigingsleven doet voelen ” een aandachtspunt. Verbreden en samenwerken dragen zeker bij tot de verjonging.

Daar willen we ook voluit op inzetten met ons feestelijk programma: een revue in de beste rederijkers traditie waarin we selecties tonen uit ons repertoire, door regisseur Ruud Gielens in een pittige en prettige vorm gegoten en door Rick De Leeuw aan mekaar gepraat: . Daarnaast werken we samen met Erfgoedcel Mechelen aan een Expo waarin het erfgoed en de rederijkerstraditie een prominente plaats krijgen. Zo trachten we te voorkomen dat de tradities en beelden van het verleden die we vandaag niet meer erkennen, verloren gaan.
Alle informatie over de Revue: U, Nu! www.theaterarsenaal.be

Mieke Meskens,
Erfgoedverantwoordelijke Rederijkerskamer De Lischblom te Mechelen.

VAN DIRK COIGNEAU

Retoricale kleengedichtjes nr (17)

(17)

In een eerste bijdrage over het verzamelhandschrift van Jan Michiels (zie ‘Retoricale kleengedichtjes 15’) richtten we onze aandacht vooral op gedichtjes waarin een ‘ik’ uitdrukking aan zijn existentiële twijfels en zorgen geeft. Daarna (in ‘Retoricale kleengedichtjes 16’) selecteerden we uit diezelfde verzameling een aantal disticha waarin over het gedrag en de posities van en tussen mensen oordelen worden geveld of stellingen geformuleerd. Bij deze derde en laatste lezing uit ‘handschrift Michiels’ presenteren we nu een aantal gedichtjes die zich met aansporingen of vermaningen tot ‘ons’ richten. De hedonistische lezer weze gewaarschuwd. Nergens in de bundel van Jan Michiels klinkt een eenvoudig ‘carpe diem’ op. De hier geciteerde gedichtjes zijn dan ook alle religieus- moraliserend van aard, waarbij het religieuze geheel op een dualistische leest is geschoeid. De aanmaningen betreffen met andere woorden een bestaan waarvan de eigenlijke bestemming niet in deze wereld maar aan gene zijde van de dood gelegen is. Naast dit soort ‘parenetische’ tekstjes nemen we ook nog twee ‘kleengebedjes’ op (om het originele woord te gebruiken waarop Gezelle zich voor zijn ‘kleengedichtjes’ inspireerde). Maar eerst dus het vermaan, zoals bijvoorbeeld in de hier volgende tekst (Handschrift Michiels, fol. 282v):

O mensche, die van God zijt geschapen
Om Hem te kennen en vreught uijt Hem te rapen,
Waerom bemindij die ijdele dinghen der werelt,
Die so valsch zijn, maer schijnen schoon beperelt?
Och, staet die af [doe er afstand van] en laetse doch varen,
Want sij sullen u bedriegen en oock beswaren [bedroeven]!
Niet [Niets] en is vast noch seker certeijn
Dan God den heere almachtich alleijn.

Als het mogelijk is om blijvende vreugde te putten uit het kennen van God (vgl. ‘Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen’, Johannes 17: 3), waarom zou je je dan nog inlaten met de bedrieglijke, want vergankelijke glitter en glamour van wereldse dingen? De keuze is helder en eenvoudig, in woorden en op papier. Hoewel God niet wordt genoemd, heeft het volgende gedichtje dezelfde idealistische strekking (Handschrift Michiels, fol. 132v):

Opter werelt en is niet bestendichs [niets vasts of stevigs] voorwaer Ten [Of het] vergaet oft sterft al metter tijt, Ist niet in het eene, so ist in dander jaer. Daerom laet ons het eeuwige soecken met vlijt, Want niemant weet hoe lange hij hier heeft respijt!

(Michiels schreef ‘Want niemant weet’, maar misschien had de tekst oorspronkelijk, naar analogie met ‘en is’ in het eerste vers, het naar mijn aanvoelen ritmisch betere ‘en weet’). De stelling dat niemand weet hoeveel tijd hij nog heeft, is blijkbaar bedoeld als een extra aansporing om ons ‘met vlijt’ op het eeuwige te richten. Zowel in de aandrang waarmee het ‘zoeken’ van het onvergankelijke wordt aangeprezen als in de onbekendheid met de toegemeten tijd kan de lezer echo’s herkennen van woorden van Jezus over het Koninkrijk Gods dat eerst moet worden gezocht (Mattheus 6: 33) en over de dag waarop de hemel en de aarde zullen voorbijgaan maar waar niemand van weet wanneer die komen zal (Mattheus 24: 36; Marcus 13: 32). Bijbelse aanmaningen zijn ook te horen in de twee laatste verzen van het volgende gedichtje. In die verzen wordt geen algemene stelling over ‘niemand’ uitgesproken, maar lezen we de direct tot ons gerichte woorden: ‘ghij en weet dach, ure noch tijt’. Zo’n aanspreking, net als in het gedicht nog voorafgegaan door ‘waakt (blijf wakker en waakzaam) want ”’, is eveneens bekend uit Jezus’ ‘rede over de laatste dingen’ (Mattheus 24: 42; Marcus 13: 33, 35-37). Ook de parabel over ‘de wijze en de dwaze maagden’ sluit er mee af (Mattheus 25: 13). Het gaat daar telkens om een aanmaning om voorbereid te zijn op Christus’ wederkomst (en oordeel). Hoewel het niet expliciet wordt uitgesproken, zullen de laatste verzen van het gedicht ook wel op dit eschatologische gebeuren betrekking hebben. Op ‘waeckt’ volgt daar als tweede imperatief nog ‘(en) bidt (altijt)’, een woordenpaar dat weer op enkele andere Bijbelverzen is geà¯nspireerd (Mattheus 26: 41 en Marcus 14: 38, uitgesproken in de tuin van Gethsemane, en, nog in de ‘rede over de laatste dingen’, hier ook met ‘ten allen tijde’, Lucas 21: 36). In het gedicht functioneert de aansporing als een conclusie (‘Daerom’) die volgt uit vier ‘voorbeelden’ die bij wijze van waarschuwing laten zien dat wie niet ‘waakt’ maar ‘slaapt’, bedrogen uit zal komen (Handschrift Michiels, fol. 240v):

Die [Wie] slaept alsmen saijen sal,
Die sal sonder vrucht sijn alsmen maijen sal;
Die slaept alsmen bidden sal,
Die sal gheweijgert worden alsmen gheven sal;
Die slaept alsmen generen sal,
Die sal gebreken [ontbreken, er niet bij zijn] alsmen teren sal;
Die slaept alsmen wercken sal,
Die sal vasten alsmen eten sal.
Daerom: waeckt en bidt altijt,
Want ghij en weet dach, ure noch tijt.
Zoals men ziet, hebben de ‘afschrikwekkende’ voorbeelden alle betrekking op ons aardse leven waarin er voor materiële problemen praktische oplossingen bestaan. Deze laatste vragen dan wel een goede aanpak en de juiste toebereidselen: zaaien om te maaien, bidden (hier in de profane betekenis van het vragen van een bijdrage of steun) om hulp te verkrijgen, ‘generen’ (de kost winnen of nering doen) om van het verdiende te leven en werken om in eten te voorzien (dit laatste eventueel te associëren met 2 Thessalonicenzen 3: 10). Het komt er dus op aan zich niet te verslapen en op de gepaste momenten actief te zijn. Die momenten moet je dan wel kennen, maar met de perspectiefwissel van het wereldse naar het hemelse valt, zoals we ondertussen weten, die kennis juist weg. Niet voor niets luidt het in de conclusie dan ook: ‘waakt en bidt ” altijd’.

Het Bijbelse ‘waakt en bidt’-vermaan is vrij vruchtbaar gebleken. Naast disticha als ‘Elck wake en bidde soot die Heere geboot / Want den tijt is cort en seker is die doot’ (fol. 60v; ook op fol. 164v, met als variant ‘seker compt de doot’) en ‘Weest sober, waect ende bidt, den tijt is naeckende / Wel hem die de Heere (als hij compt) vint waeckende’ (fol. 96v, geheel naar Lucas 21: 36), heeft ‘Handschrift Michiels’ bijvoorbeeld nog het gedichtje (fol. 294v):

O edel siel, soo schoon inden lichaem geschapen,
Hoe langhe sult ghij noch in sonden slapen?
Waect doch en betert u leven,
Bidt Godt dat Hij u sonden wil vergheven,
Want jeghens die doot en is gheenen raedt (remedie)
Dan goet te doen en laten tquaet.

Wat is dat goede dan? In de nog te citeren gedichtjes vallen daar achtereenvolgens naastenliefde, een onthecht geestelijk leven en geduld in het lijden onder. Lichtvoetig, bijna huppelend (ondanks de te dragen lasten), komt het eerste onderwerp ter sprake in het volgende abc/abc-sextet (Handschrift Michiels, fol. 173v):

Helpt den last In alle dinghen
Van elck anderen draghen, Soo sult ghij vast
De wet Christi volbringen Ende Hem behaghen.
Het gedichtje bestaat uit de berijming van één Bijbelvers, met name Galaten 6: 2, met als versterkende toevoegingen ‘In alle dinghen’ en ‘Ende Hem behaghen’. In de ’Leuvense Bijbel’ (1548) luidt het vers ‘Draecht deen des anders last, ende alsoo suldij volbrenghen die wet Christi’. Ook de ‘Deux Aes-Bijbel’ (1562) gebruikt het woord ‘volbrengen’, waar de andere zestiende-eeuwse vertalingen ‘vervullen’ hebben. Een toch altijd weer boeiende combinatie van rijm- en taalspel met een doodernstige boodschap is ook in de volgende gedichtjes te vinden (Handschrift Michiels, resp. fol. 226v en 60v):

Leert derven en sterven Die vleeschelijcke lusten, Soo suldij verwerven tot uwe erven Die eeuwighe rusten.

En:

Leert sterven eer ghij sterft, Soo condij sterven als ghij sterft.

De ‘gezindheid’ of ‘het begeren’ van ‘het vlees’ als vijandschap tegenover God, het ‘verderf’ dat geoogst wordt bij het ‘zaaien op de akker van het vlees’ en de ‘vleselijke begeerten’ die ‘strijd voeren tegen de ziel’, deze en andere Bijbelse omschrijvingen (Romeinen 8: 7; Galaten 5: 16 en 6: 8; 1 Petrus 2: 11) vonden in de Middeleeuwen een vruchtbare bodem in het ascetisch-mystieke denken, waar ook de twee gedichtjes producten van zijn. In het eerste is het mooi om te zien hoe ‘poëzie’ taalconventies doorbreekt. Het werkwoord ‘sterven’ wordt volgens de woordenboeken altijd intransitief of onovergankelijk (zonder lijdend voorwerp dus) gebruikt, behalve in de uitdrukking ‘de’ of ‘een bepaalde dood sterven’, wat ietwat dubbelop overkomt. Dit laatste is zeker niet het geval met ‘de vleselijke lusten sterven’, een creatieve omschrijving van het moraaltheologische begrip van de ‘mortificatio’ of ‘doding’, het tenietdoen, van het vlees (tegenover de ‘vivificatio’ van de g/Geest). Men zou kunnen vertalen: ‘Leer ” je (gevoeligheid of ontvankelijkheid voor) vleselijke lusten te laten sterven’. Een tweede linguà¯stische dissonant is het meervoud van ‘ruste’ in het laatste vers. Maar misschien is die aan de pen van kopiist Michiels toe te schrijven en luidde het rijm oorspronkelijk ‘luste’ en ‘ruste’” Bij het sterven moet de mens hoe dan ook afscheid van ‘vleselijke lusten’ nemen. Door te ‘versterven’, je te onthouden van aardse genoegens, kun je je daar tijdens je leven in oefenen. Dat is wat het eerste vers van het distichon aanbeveelt. En oefening baart kunst, zodat je, als je uiteindelijk (in het tweede vers) sterft, dat ook echt ‘kunt’, versta: op de beste (een vredige of zalige) manier.

Na het woordenspel met viermaal ‘sterven’ in het distichon past het volgende gebedje dat zich tot God richt als tot het ‘levende leven dat eeuwelijck leeft / ende al dat levende is leven gheeft’ (Handschrift Michiels, fol. 182v):

Noteert
O levende leven dat eeuwelijck leeft
Ende al dat levende is leven gheeft,
Wilt mij hier soo te leven gheven,
Al mach ick onderwijlen sneven (in zonde vallen),
Dat mijn leven mach verwerven
Een salich leven sonder sterven (de eeuwige zaligheid dus).

Jan Michiels heeft dit gebedje waarschijnlijk aan de in 1562 in Antwerpen gedrukte Rethoricale Wercken van Anthonis de Roovere ontleend. Men vindt het daar met hetzelfde opschrift ‘Noteert’ op folio J 2r. Niet alle teksten in de Rethoricale Wercken zijn van De Roovere en waarschijnlijk is ook deze niet van hem. Het gedichtje volgt in ieder geval op een refrein dat op grond van een acrostichon aan een zekere Simoen Habet toegeschreven wordt.

Aanmaningen om te versterven en vleselijke lusten te verzaken blijken lofprijzingen voor de goede dingen des levens niet uit te sluiten, maar dan wel, op z’n Jobs, evenwichtig samengaand met ook lof bij ongeluk en beproevingen. Zoals Job God looft voor zijn geven én nemen (Job 1: 21) spoort het volgende gedichtje aan tot dank bij geluk én tegenspoed (Handschrift Michiels, fol. 209v):

Wilt Godt loven en belijen,
Oock dancken en gebenedijen
Als Hij u geeft geluck en voorspoet;
Wilt Hem mede eeren en prijsen,
Oock sijn danck ende lof doen rijsen
In druck, lijden ende tegenspoet.

In het volgende gedichtje, dat ook meer theologiseert, ligt het accent vooral op nood en gebrek. Het voert het lijden dat God beschikt terug op zijn ondoorgrondelijke wil maar ‘verklaart’ het ook als zijn rechtvaardige vergelding voor menselijke zonden (Handschrift Michiels, fol. 178r):

Danckelijck ontfanct des Heeren gaven
Als Hij compt straven [straffen] u groote misdaet.
Hoopt de Heere sal u wederom laven (helpen, troosten)
Al sijdij hier benaut in ghelde, in haven (goederen).
Wilt niet graven in des Heeren raedt:
Hij quetst, Hij geneest, Hij salft, Hij slaet,
Het is sHeeren raedt, Hij gerieft, Hij ontrieft,
Het sal wel beteren alst Godt belieft.

Danken voor lijden en beproevingen? Het volgende gedicht verklaart dit nader door aan het lijden als straf voor de zonde nog twee andere motieven toe te voegen. Het levert ons daarmee ook, in een notendop, een ‘theodicee’, een rechtvaardiging van God met betrekking tot het toelaten of bezorgen van leed (Handschrift Michiels, fol. 126r):

Niemant en sal hem van Gode beclaghen,
Want en warender gheen sonden, ten waren gheen plagen.
Slaet Godt die quade, sijn sijns wel weerdich (verdienen het)
Ende wilse daerbij (En Hij wil hen daardoor) noch maecken rechtveerdich.
Slaet Hij die goede, al en is niemant soo goet
Die niet (niets) en versuympt oft niet en misdoet,
Het is haer voordeel, want voor haer lijden,
Welck sal vergaen in corten tijden,
Bereijt Hij hen vreught int eeuwich leven
Ende salder hen voore een croone gheven.
Elck sal dan gheerne en minnelijck lijden
En in sijn lijden deur Gode verblijden
Opdat hij verbetert daerbij mach wesen
En deur sijn verduldicheijt van Gode gepresen.

Michiels ontleende de tekst, direct of indirect, aan hoofdstuk 83 van Dit is der zotten ende der narren scip (1500 en latere edities), de Nederlandse versie van Sebastian Brants Narrenschiff. Het gedicht is niet op de tekst van Brant gebaseerd en staat er enigszins op zichzelf. Anders dan bij Michiels heeft het laatste vers er niet ‘En deur sijn verduldicheijt’ maar ‘Oft mids verduldicheit’, wat consequenter aansluit bij de twee verschillende nutsfuncties die in het gedicht met betrekking tot het door God aan de mens toebedeelde leed worden onderscheiden. Het tweevoud steunt op de tegenstelling tussen goeden en kwaden. De kwaden komen in het gedicht het eerst ter sprake: hen treft God met zijn ‘plagen’ als vergelder maar ook als opvoeder of tuchtmeester, opdat zij ‘rechtvaardig’ of, zoals het voorlaatste vers het zegt, ‘verbeterd’ mogen worden. De ‘goeden’ ” hoewel eigenlijk niemand perfect is ” biedt God met zijn ‘slaan’ in dit korte, tijdelijke leven de kans (het ‘voordeel’) hun beproevingen geduldig en blijmoedig te dragen, waarvoor ze ” ‘door’ of ‘mits’ (vanwege) hun ‘verduldigheid’ ” eeuwig in de hemel met een kroon zullen worden vereerd. Het gedicht ademt daarmee geheel de sfeer van Thomas a Kempis’ Navolging van Christus (ca. 1427). Geregeld wordt daar, met als troost of aanmoediging de ontvangst van een luisterrijke kroon in de hemel, tot de deugd der ‘verduldigheid’ of lijdzaamheid opgeroepen. ‘De echt verduldige mens’, zo is daar onder meer nog te lezen, ‘aanvaardt’ ook het leed dat hem door anderen wordt aangedaan dankbaar uit Gods hand en beschouwt het als een ongemeen voordeel, omdat bij God geen lijden, hoe gering ook, mits het maar voor God gedragen wordt, zonder verdienste kan voorbijgaan’ (naar de vertaling door Gerard Wijdeveld, 6de uitgave, Kapellen / Kampen 2008, p. 185). Terzijde: ook het unieke devies ‘Die lijdt verwint (overwint, triomfeert)’ van de Brugse kamer De drie Santinnen is vanuit deze gedachtewereld te verstaan. Van de drie patronessen van deze kamer, Catharina, Magdalena en Barbara, bewezen met name de eerste en de derde als voorbeeldige martelaressen de geldigheid van de spreuk. ‘Die lijdt verwint’: het is een opvatting die vandaag wellicht nog alleen in de sport- en gymwereld fervente aanhangers vindt.

Ons ‘verduldigheids’-gedicht verscheen, waarschijnlijk voor het eerst, in de in 1500 uitgegeven Der zotten ende der narren scip. Zeventien jaar later begon met het optreden van Luther de grote controverse waarin tegenover een te ‘verdienen’ zaligheid het geloof werd geplaatst dat geheel en alleen op het werk, het lijden en de dood van Christus vertrouwt. Dat lijkt ook het geloof te zijn dat spreekt uit het gebedje waarmee we willen besluiten. Van enige gedachte aan menselijke verdiensten is hier geen spoor. Ook voor de traditionele rol van Maria als voorspreekster of advocate van de mens is in de tekst geen ruimte meer. Als het gebedje al niet door een protestantse dichter is geschreven, dan bevat het in ieder geval niets dat niet door een dito lezer volmondig nagezegd zou kunnen worden om het vervolgens met een ‘Amen’ te bevestigen en af te sluiten (Handschrift Michiels, fol. 304v):

Ick hebbe gesondicht, o hemelsch vadere,
Vol ancxt come ick tot U met geboghen knien,
Roepende genade, o bermhertige adere (bron van barmhartigheid),
Door Jesum Christum, onser sonden ontladere (bevrijder, verlosser),
Sonder wien ons gheen salicheijt en mocht geschien.
Waer sal ick mij berghen, waer sal ick dan vlien
Alsmen oordeel gheven sal over goet ende quaet
Dan tot mijn Godt, mijn Rechter ende Advocaet?

Dirk Coigneau

C O L O F O N

O n s C a m e r s v à R h e t o r i k e is het officiële orgaan van het Verbond van de Kamers van Rhetorica Vlaanderen-Nederland vzw. Het Verbond is opgericht in Brussel in 1987.

Het tijdschrift verschijnt eenmaal per drie maanden in een oplage van circa 100 exemplaren.

Adres Bankgegevens van het Verbond
’t Haantje 2, 4854 MV Bavel BIC GEBABEBB
Nederland IBAN BE41 2930 3224 8010

Lidmaatschap van het Verbond
Kamers van 6 leden of meer € 50,00 per jaar
Kamers met 5 leden of minder en toetredende leden € 30,00
Alle leden ontvangen het tijdschrift

Website Druk
www.rederijkers.org     KLA4 Steunpunt Welzijn vzw