0 Geschiedenis van de rederijkerij deel 42





Terug naar index

DE GESCHIEDENIS VAN DE REDERIJKERIJ

(deel 42)

De_hervorming | wederdopers | Melchior Hoffman | Michael Sattler | Munster | Menno Simons |

In het vorige deel van de Geschiedenis van de Rederijkerij, hebben we een aanvang genomen met het schetsen van de Reformatie in de Nederlanden, met onder meer de enorme golven van kritiek die op de geestelijkheid gespuid worden.
Maarten Luther was, zoals we geziedeel 42

De hervorming (vervolg)

We hebben reeds vermeld dat in het midden van de 16 e eeuw de verschillende reformatorische stromingen in de zuidelijke Nederlanden tienduizenden aanhangers kennen. Deze aanhangers zijn voornamelijk in de steden terug te vinden, daar waar de textielindustrie gevestigd is en waar er dus een zeker proletariaat bestaat. Vanaf de tweede helft van de 16 e eeuw begint de Hervorming duidelijk als een splijtzwam te fungeren, en wordt de rust in de Nederlanden acuter bedreigt en wordt een gunstig klimaat alsmaar meer belemmerd.

Eenmaal het gezag van de katholieke kerk en haar leer verworpen zijn, ontstaan overal nieuwe sekten die ieder hun geloof voor het ware houden en elkaar bestrijden. Andere vormen van verzet dan de lutheranen, treden veel radicaler en fanatieker naar voor.

De wederdopers
Hiervan is de beweging van de wederdopers of anabaptisten (niet te vergelijken met hun opvolgers de latere doopsgezinden) wellicht de bekendste.
Zij zijn de eerste groep hervormers die de breuk met de officiële kerk voltrekken. Dit zal het eerst in het Noorden gebeuren, in Holland en Friesland.
Hier vinden de extatische predikingen van Melchior Hoffman en anderen vooral weerklank bij de duizenden armoezaaiers. De beweging doet omstreeks 1529 haar intrede in de Nederlanden en kent haar hoogtepunt rond 1535. De overheid zal deze veel gevaarlijker soort ketterij uiteindelijk met grote gruwelijkheden uitroeien. Zij worden immers als staatsgevaarlijk beschouwd. Reeds in 1531 heeft de overheid een plakkaat tegen de wederdopers uitgeschreven.

Net als bij andere (revolutionaire) stromingen, leidt ook de Hervorming tot de opkomst van extreme enthousiastelingen, die de oorspronkelijke leiders aan de kant willen schuiven en overtreffen. Net zoals bij Luther, besluiten een aantal zwinglianen (verder meer over deze 'sekte'), dat de Hervorming niet radicaal genoeg is. Het anabaptisme heeft bovendien banden met de middeleeuwse ketterijen en profetieën.
Vooral Zürich en Wittenberg, waar eveneens de kinderdoop ter discussie staat, zullen de bakermat van het anabaptisme worden.

De anabaptisten verspreiden zich over de Nederlanden vanuit het Duitse Emden, waar hun leider, de reeds vernoemde Melchior Hoffman, zijn hoofdkwartier had gevestigd.
Door polygamie te promoten en de afschaffing van het bezit te verdedigen, vormen ze niet alleen een bedreiging voor de officiële kerk, maar ook voor de staat en voor het hele bestel van de samenleving.
Door zijn antisociaal en revolutionair karakter is het veel gevaarlijker dan het lutheranisme. Het is een beweging voor extremisten, voor eenvoudigen van geest en maatschappelijk misdeelden. Weg met de priesters, maar dus ook met de eigendommen, het leger, de burgerlijke gezagsdragers en meesters.
Vooral in de omgeving van Munster zullen de wederdopers de revolutie van de lokale boeren proberen om te zetten in een religieus extremisme.
In de overtuiging dat Christus spoedig op aarde zal terugkeren om zijn Duizend Jarig-rijk te vestigen, willen de wederdopers de mensen op Zijn komst voorbereiden. De doop is het teken dat de belijder breekt met zijn vroeger zondig leven en deel wilt uitmaken van de heilige gemeenschap. Deze doop wordt toegediend op volwassen leeftijd, wat bijgevolg de ontkenning inhoudt van het bij de geboorte ontvangen kinderdoopsel (vandaar de naam ' weder'-of 'her'dopers - anabaptisten).
In de zuidelijke Nederlanden verkondigt 'Loy de schaliedekker', een enigszins afwijkende leer. In het Noorden vinden de wederdopers een groot deel van hun aanhangers onder de kleine burgerij, die op dat ogenblik een dwepend fanatisme beginnen te vertonen.

Eigenlijk is het anabaptisme zoals bij Luther, Zwingli of Calvijn geen echte hervormingsbeweging. Kenmerkend, in tegenstelling met de andere stromingen, is het feit dat zij niet over één grote leider beschikken, net zo min over een algemeen aanvaard dogmatisch bestek en geen centrale leiding. Zij geven géén leiding aan regeringen, evenmin vormen zij een bepaalde volkspolitiek. Het zijn eerder teruggetrokken gemeenschappen.

Eén van de belangrijkste anabaptisten is Michael Sattler. Hij is het die (wellicht) de 'Belijdenis van Schleitheim' (1527) opstelt.
Dit bestaat uit zeven artikelen.
Men moet de doop alléén aan hen bedienen, die berouw hebben betoond en hun leven willen beteren, van wie de levenswandel in het teken staat van de opstanding van Christus.
Wie dwaalt mag pas na drie waarschuwingen worden verbannen.
Dit moet gebeuren vóór het breken van het brood, zodat alleen één zuivere gemeente aan het avondmaal zal aanzitten.
Het avondmaal staat alleen open voor de gedoopten en heeft vooral een herinneringskarakter.
Allerlei vormen van eredienst moet men nalaten en zich niet inlaten met overheidszaken.
Men moet de oorlog afwijzen en afzien van het onzedelijke en duivelse gebruik van geweld.
De gemeenten moeten de oudsten steunen bij het lezen van de Schrift, de gemeentetucht en het voorgaan in het gebed.
Als een oudste verbannen of gemarteld wordt, moet onmiddellijk een ander worden aangesteld 'opdat de kleine kudde Gods niet verstrooid zal worden'.
Het wereldlijk gezag mag het zwaard gebruiken om de boosdoeners te straffen, maar de christenen mogen het niet voor zelfverdediging gebruiken.
Zij moeten ook niet naar de rechter lopen en mogen geen bestuursfuncties bekleden.
Op grond van Mattheus 5:34 en Jacobus 5:12 is het zweren van een eed verboden.

Doch afgezien hiervan zijn er weinig meningen op geloof of maatschappelijk gebied waarin de ene anabaptist het eens kan zijn met de andere. Veel van deze opvattingen vinden voornamelijk ingang in één bepaalde gemeente.
Over het algemeen aanvaardden de anabaptisten het geloof in een vrije wil tegenover de protestant-orthodoxe opvattingen over predestinatie.
Veelvuldig komen wij bij de anabaptisten de leer van 'de slaap van de ziel tussen dood en opstanding' tegen, maar deze vinden wij ook wel elders, en ook Luther staat er niet negatief tegenover. Polygamie wordt in feite zelden bij de anabaptisten aangeleerd. Groepen waar wij seksuele nieuwigheden of orgiën aantreffen, kunnen wij hoogstens als een randverschijnsel beschouwen.
Een systematisch leven in gemeenschap van goederen is ook niet terug te vinden.
Het meest subversieve leerstuk is wel het verwerpen van de wereldlijke wet en de militaire plichten.
Sommige anabaptisten knippen niet alleen de band tussen kerk en staat door, maar zeggen dat zij een uitverkoren groep zijn, gerechtigd om alle verplichtingen jegens de samenleving vaarwel te zeggen.
Ondanks enkelen die het op geweld laten aankomen, is de grote meerderheid van deze sektariërs oprecht en vredelievend, mensen die men onder het gezag kon houden zonder doodvonnissen.
Iedereen, zowel katholieken als lutheranen, steken hun haat tegenover de wederdopers niet onder stoelen of banken.
Aanvankelijk gebruiken de wederdopers dus geen geweld. Melchior Hoffman en zijn aanhangers zijn eerder theoretische revolutionairen. Maar, onder leiding van mannen als Jan Matthijsz., een broodbakker uit Haarlem, en Jan Beukelsz., een kleermaker uit Leiden, die beide optreden als profeten (waarbij de laatste zich uitgeeft voor Heboch, de tweede profeet van het einde van de wereld - de eerste was Hoffman zelf, die gelooft dat hij Elias is), gaan ze over tot hardere praktijken.
Te Amsterdam breekt een opstand uit, die op een wreedaardige wijze onderdrukt wordt. Een poging om het Amsterdamse stadhuis te veroveren mislukt grandioos.


Na de mislukte overrompeling te Amsterdam, vestigen een groot deel van de Nederlandse wederdopers, in 1534, samen met anabaptisten uit andere streken, met geweld hun 'Nieuwe Jeruzalem' in de Westfaalse bisschopsstad Munster, hun eigen theocratie, waar het Godsrijk zou beginnen, waar elk onderscheid tussen de mensen zou verdwijnen, en alom broederlijkheid en liefde zou heersen. De leiding van de stad komt in handen van Matthijsz. Van alle kanten stromen de bondgenoten, zoals de wederdopers zich voortaan noemen, toe. Vooral uit Holland.
In Amsterdam lopen op dat ogenblik dwepende wederdopers langs de straten, roepend: "Wee, wee, Doet boete en gaat naar Munters, dat aan de kinderen Gods gegeven is". Na de dood van Matthijsz, komt Jan Beukelsz, te Munster aan de macht. Hij roept zichzelf uit tot 'koning van het rijk van Sion'.

Maar, ook deze gewapende stad wordt, op 25 juli 1535, al even barbaars uitgeroeid. De val van Munster stelt een einde aan het dolzinnige schrikbewind van Jan Beukelsz. Zijn lijk en dat van twee van zijn nauwste trawanten, wordt in een ijzeren kooi, in de toren van de Sint-Lambertuskerk, opgehangen als aas voor de raven. Hierdoor bedaart de agitatie.
De overheid reageert met een golf van arrestaties en strenge vonnissen. De vrees voor woelingen blijft bestaan.
In een streng plakkaat dat specifiek tegen de wederdopers wordt uitgevaardigd, worden uiterst strenge strafbepalingen omschreven, en wordt de doodstraf verordend ook tegen diegenen die zich herroepen.
Niet alleen de hardnekkigsten moeten verbrand worden, ook zij die zich verzoend hebben moeten terechtgesteld worden. Het feit alleen al dat iemand met een anabaptist zou gesproken hebben, volstaat om verdenking en bestraffing op zich te halen.
Het wordt zelfs verboden om verzoekschriften ten gunste van wederdopers in te dienen. Geen genade voor dat zootje ongeregeld! Enkele groepen opgejaagde wederdopers komen zich hierop in de veilig gewaande Vlaamse steden vestigen.
Vanaf nu zweren ze elke vorm van geweld af.
Niettemin blijven ze hun geloof verspreiden en zijn ze bereid om ervoor te sterven. Veruit het grootste aantal van de slachtoffers van de godsdienstige repressie in Vlaanderen wordt dan ook geteld onder de aanhangers van het anabaptisme.
Van de protestants gezinden die in de 16de eeuw in de Nederlanden zullen sterven, zijn 70% wederdopers.
Hierbij dient opgemerkt, dat in de eerste decennia van de 16de eeuw, de verschillende 'sekten' waartoe de ketters behoren, op een hoopje gegooid worden.
Een onderscheid wordt niet voldoende gemaakt. In officiële documenten, zelfs in vonnissen, vindt men niet zelden de benaming 'lutheraan' terug, om een ketter aan te duiden, ook wanneer uit de samenhang blijkt dat het hoegenaamd geen lutheraan is. Na de uitvaardiging van het plakkaat van 1531, verminderen de terechtstellingen van 'lutheranen'. Op dat ogenblik vinden we meer wederdopers onder de veroordeelden. De lutheranen hebben dan immers hun openlijke propaganda reeds opgegeven en belijden hun geloof enkel nog in het geheim, zonder leraars, volledig overgeleverd aan zichzelf. Velen onder hen gaan dan ook over tot het anabaptisme.
Ondanks de streng georganiseerde repressies, kent het anabaptisme na 1550 een plotse, maar zeer krachtige heropleving in Gent, Brugge en in de Zuid-Vlaamse Leiestreek.

Onder invloed van Menno Simons, de pastoor van het Friese dorpje Witmarsum, wordt de beweging van nu af gekenmerkt door het verwerpen van alle geweld, door een principieel pacifisme.
Na de catastrofe van 1535 herorganiseert hij de broederschap van de wederdopers.
Hij geeft het revolutionaire streven volledig op en benadrukt voor de beproevingen een rustig vertrouwen op het 'innerlijke licht' dat God zou schenken. Dit geeft hun de kracht om vol moed de dood tegemoet te treden, waarvan de doperse martelaarsliederen getuigen. Ze blijven immers de meest vervolgde hervormde 'sekte' in Vlaanderen.
Door hun blijvend afzweren van het bekleden van overheidsfuncties, het zweren van eden en het dragen van wapens, keren de wederdopers zich immers nog steeds tegen de drie peilers waarop de toenmalige samenleving gebaseerd is: de politie, de rechterlijke en de militaire macht.
Bovendien blijven ze hun breuk met de officiële kerk resoluut handhaven. Vandaar dat ze, hoe zachtzinnig ze zich nu ook opstellen, door de overheid nog steeds als staatsgevaarlijk beschouwd worden. Hun geschiedenis blijft de vele decennia dan ook gekenmerkt door het voortdurend rondzwerven, van de ene naar de andere stad, op zoek naar wat veilige geborgenheid, en vooral door de steeds aanwezige tragiek van het martelaarschap.
Het anabaptisme zal, na de verdrukking van het lutheranisme, in geen geval het gezicht van de hervormde en ketterse stromingen in de Nederlanden bepalen.
Dit zal voorbehouden zijn aan het strijdbare en goed georganiseerde calvinisme, dat na 1550 in onze streken doordringt.
Op een niet te miskennen wijze zal het haar stempel drukken op de verdere geschiedenis van het christendom in de Lage Landen.

J. Rooms