Terug naar index
Geschiedenis van de rederijkerij
(deel 49/3 & 50 )
Beeldenstorm |
smeekschrift |
hagepreken |
Gent |
fasen |
Verder in de brief wordt het verdacht karakter van de
rederijkersbijeenkomsten nogmaals onderstreept door de slotzin:
"
puis qu' il n'en peult venir du bien, mais plustost scandale en
inconvénient.". Hierbij dient ook de grote moeite die de overheid
bewerkstelligt om het tornooi te Ronse te beletten, vermeld te
worden. Er wordt aan iedere deelnemende kamer (vier van
Oudenaarde en een van Kortrijk, naast die van Ronse zelf) een
weigeringbrief gestuurd, met daarnaast ook nog eens een
verwittigingbrief aan het stadsbestuur van Ronse. In deze brief
houdt de overheid wel degelijk rekening met de mogelijkheid dat
de rederijkers, ondanks alle verbodsbepalingen, toch alles in het
werk zullen stellen om toch bijeen te komen. Daarom vraagt de
landvoogdes de schepenen te Ronse om erop toe te zien dat dit in
geen geval zou gebeuren: "
Vous en ayant bien voulu advertir pour
vous requérir et de par sa Majesté ordonner, si vous appercevez
que iceulx de Renaix ou Aultres voullissent se advancer à faire
celles assemblées que vous y obviez a votre taour sans
aucunement les admestre.".
In 1565, het jaar voor de wervelende beeldenstorm die vooral
Vlaanderen en Brabant zal teisteren, heeft er te Brussel nog een
belangrijk rederijkersfeest plaats. Dit zal echter in de zuidelijke
Nederlanden het laatste worden in de 16de eeuw. Want, in 1563,
het einde van het Concilie van Trente, begint definitief het roomse
tegenoffensief. Op 03 juli 1566 verschijnt er bijvoorbeeld een
uiterst zwaar plakkaat tegen de haagprekers. Het wantrouwen van
het centraal bestuur tegenover de rederijkers wordt op dat
ogenblik zo sterk, dat bvb. de Gentse schepenen zich in 1566
verplicht zien, om de uitkering van de jaarlijkse stadssteun van 12
pond, die sinds 02 augustus 1532 aan de Gentse kamers werd
gegeven, nu stop te zetten. Dit zal voor de Gentse rederijkers
wellicht een zware klap geweest zijn, die hun sterk
achteruitlopende financiële middelen nog meer verminderd zien.
Veel groter zal echter het psychologisch effect van deze maatregel
zijn. Want, na meer dan dertig jaar innige samenwerking,
verliezen de kamers hun vertrouwen in het stadsbestuur en worden
zij nu - in ieder geval officieel - gerangschikt in het gevaarlijke
kamp van de verdachte groeperingen. Na het midden van de 16de
eeuw komt de samenwerking tussen de overheid, stad en
rederijkers op een laag pitje te staan. De oorzaak hiervan is de
sympathie van sommige rederijkers voor de Hervorming en de
rampzalige, religieuze politiek en dito acties van Filips II.
En er zijn nog meer nieuwe problemen op komst. De reeds
vermelde Beeldenstorm, Alva, de Raad van Beroerten... De
Gentse rederijker Jan Onghenae wordt in 1568 opgehangen. In
1569 wordt Jan Lautte gewurgd en nadien verbrand. De ruggengraat
van de rederijkerij zal grotendeels gebroken zijn.
In het vorige deel maakten wij kennis met nog een hele resem
nieuwe plakkaten gericht tegen de verspreiding van de 'nieuwe'
godsdiensten en het gemor bij het volk en de edelen. In dit deel
van de Geschiedenis van de Rederijkerij behandelen we de
Beeldenstorm, die een allesvernietigend spoor zal achterlaten in
de zuidelijke en noordelijke Nederlanden.
De Beeldenstorm
Wat vooraf ging :
Eén van de opmerkelijkste uitingen van het ongenoegen tegen de
toenmalige heersers, is wellicht de Beeldenstorm. Na het
ondertekenen van de Vrede van Cateau-Cambrésis in 1559 kan
Filips II eindelijk zijn lang gekoesterde wens in vervulling laten
gaan en naar Spanje terugkeren. Vóór zijn vertrek uit de
Nederlanden laat hij, opmerkelijk, geen nieuwe plakkaten tegen
de ketters uitvaardigen. Wel beveelt hij uitdrukkelijk om de
plakkaten van zijn vader Karel V streng toe te passen. Als
plaatsvervanger benoemt hij zijn halfzuster Margaretha van
Parma. Volgens de geheime instructies die hij bij zijn vertrek
meegeeft, moet zij zich laten adviseren door de Raad van State en
de Geheime Raad. In gewichtige aangelegenheden moet zij, naast
Vigilius, president van de Raad van State en Berlaymont, chef van
de Raad van Financiën, vooral Granvelle raadplegen. Na verloop
van tijd voelen de hogere edelen zich achteruit gesteld omdat
belangrijke zaken achter hun rug worden afgehandeld.
In maart 1564 verlaat Granvelle de Nederlanden. De hoge edelen
voeren van nu af aan een beleid van radeloosheid en volstrekte
stelselloosheid. In de Hoge Raad willen de hoge edelen zich met
alles inlaten, ook met de zaken die tot de bevoegdheid behoren
van de twee andere raden. Er ontstaat een ontzettende wanorde,
die de goede gang van de administratie ten zeerste belemmert.
Overal tieren favoritisme en willekeur welig, de kracht van de
wetten verzwakt en de strijd tegen de verspreiding van nieuwe
geloofsopvattingen vermindert. De stadhouders wensen hun
bevoegdheden in de eigen provincies uit te breiden. Eind
december 1564 wordt in de Raad van State het besluit genomen
graaf Egmont naar Spanje te zenden, om op die manier Filips II
mondeling in te lichten over de noden en ellende van zijn
noordelijke erflanden. In de officiële instructie die aan Egmont
gegeven wordt, liggen niet alleen wensen, klachten en
verzuchtingen vervat die aan Filips II moeten overgebracht
worden. Egmont moet hem nog andere punten van ongenoegen
kenbaar maken. Zo wenst Oranje dat de Geheime Raad en de
Raad van Financiën ondergeschikt zouden gemaakt worden aan de
Raad van State.
Egmont wordt in Spanje met alle aan hem verschuldigde honneurs
ontvangen. Hij wordt onder persoonlijke gunsten bedolven, maar
slaagt er niet in om iets van betekenis voor de Nederlanden te
bewerkstelligen. Het antwoord van Filips II laat maandenlang op
zich wachten. In de brieven opgesteld te Segovia onder ingeving
van zijn geheime agent in de Nederlanden, Fray Lorenzo de
Villavicencio, luidt het antwoord: geen hervorming van de
regeringsraden, geen bijeenroeping van de Staten-Generaal, maar
WEL een strengere vervolging van de ketters. Margaretha van
Parma is door de inhoud van de brieven zo teleurgesteld, dat ze
deze gedurende verscheidene dagen niet aan haar raadslieden
durft mee te delen. De leden van de Geheime Raden geven haar
het advies om Filips' antwoord zo lang mogelijk stil te houden.
Onder impuls van Oranje besluit de Raad van State om de inhoud
van de brieven integraal bekend te maken. In een omzendbrief
deelt de landvoogdes aan alle gouverneurs en hoven van justitie
de verstrengde maatregelen mee die door Filips II op godsdienstig
gebied voorgeschreven zijn.
De bekendmaking van de brieven van Filips II verwekken in het
ganse land hevige beroering. Aanplakbrieven, pamfletten en
paskwillen verspreiden het gerucht dat de koning de beruchte
Spaanse Inquisitie ook in de Nederlanden wil invoeren. Op dat
ogenblik wordt de godsdienstkwestie een zaak van iedereen. De
agitatie in de Nederlanden wordt opgevangen door een groep van
lagere edelen met onder hen talrijke hervormden.
Op de vergadering van de Raad van State, eind december 1564,
beraadslagen de aanwezigen ook over de dringend te treffen
maatregelen op godsdienstig gebied. Oranje betoogt dat men
Filips II moet proberen te overtuigen om zijn strengheid tegen de
ketterij te laten varen. Het was niet langer doenbaar om de ketterij,
zoals vroeger, te bestrijden door de plakkaten, de inquisiteurs, de
bisschoppen en de decreten van het Concilie van Trente. De
strenge eisen door Filips II via Egmont gesteld vanuit Spanje
aangaande de kettervervolging, de verscherping van de Inquisitie
en van de toepassing van de plakkaten zijn in hun ogen een zware
tactische vergissing.
Sinds het vertrek van Granvelle, ijveren de hoge edelen voor het
verzachten van de plakkaten, het afschaffen van de Inquisitie en
het tollereren van de hervormingsgezinde religies. Talrijke
gerechtelijke en stedelijke magistraten saboteren de toepassingen
van de plakkaten, hetzij uit godsdienstige onverschilligheid, hetzij
uit hervormingsgezindheid, hetzij uit politieke voorzichtigheid.
Door de heersende gezagscrisis, is er echter geen enkel middel om
die verhouding te wijzigen.
Onder impuls van de stad Brugge beginnen de Vier Leden van
Vlaanderen een verzetsactie tegen het optreden van inquisiteur
Pieter Titelmans, nadat de Brugse magistraat geweigerd heeft het
gerechtelijk dossier van gevangen ketters aan de bisschop over te
maken.
Als het negatieve resultaat van Egmonts zending bekend raakt
door de instructies die hij uit Spanje meebracht, vinden er te Spa
besprekingen plaats tussen de lutheraan Lodewijk van Nassau, de
vurige calvinistische edelen Jan van Marnix, heer van Thoulouse,
en Nicolas de Hames, en het kerkraadslid Gilles le Clercq. Zij
overwegen de oprichting van een verbond met het doel
gewetensvrijheid te verdedigen.
Na de bekendmaking van de inhoud van de Spaanse brieven,
komen een twintigtal jonge edelen in Brussel bijeen in het huis
van de graaf van Culemborg. Zij besluiten tot de oprichting van
een verbond dat tot doel heeft een einde te maken aan de
Inquisitie en de plakkaten te doen verzachten. Er wordt een
manifest opgesteld, dat in de volgende maanden door meer dan
500 edelen, zowel katholieken als hervormingsgezinden,
ondertekend wordt.
Smeekschrift
Op 05 april 1566 houden een tweehonderdtal leden van het
verbond der edelen een mars op Brussel. Brederode biedt
Margaretha van Parma een smeekschrift aan, waar onder meer de
voorlopige schorsing van de Inquisitie en de plakkaten wordt
gevraagd, tot het moment dat Filips II in overleg met de Staten-
Generaal de godsdienstzaken in een definitieve vorm zou hebben
gegoten. Margaretha van Parma belooft dat zij in afwachting van
een model van moderatie van de plakkaten, de inquisiteurs en
magistraten zal verzoeken om bescheiden te werk te gaan.
Dadelijk worden overal valse geruchten verspreid in verband met
het antwoord van de regentes. Ondanks de officiële logenstraffing,
beelden de hervormden zich in dat alles nu toegelaten is. Talrijke
bannelingen, vaak verbitterd door de lange ballingschap, keren
naar de Nederlanden terug.
Maar Filips II blijft onwrikbaar, zelfs na de verzoeningspoging
van graaf Egmont in 1565 en in 1566 van het gezantschap
bestaande uit Jan van Glymes, markies van Bergen, en Floris van
Montmorency, baron van Montigny. Filips II wil geen enkele
afwijking van het ware rooms-katholieke geloof toestaan, maar
wil het, integendeel, volledig handhaven. In Vlaanderen duikt
voor Margaretha van Parma een pijnlijk dilemma op: ofwel
gehoorzaamt ze aan haar Spaanse halfbroer, ofwel laat ze haar
eigen landgenoten bepaalde godsdienstvrijheden toe, wat eigenlijk
de belangrijkste voorwaarde is voor het noodzakelijke herstel van
de rust. De keuze was des te moeilijker, daar vele edelen en tot
dan als trouwe en eerbaar bekende burgers zich nu openlijk tot de
hervorming bekeerden. Verschillende stadsbesturen werden
overrompeld met aanvragen om toleranter te zijn inzake het
toepassen van de plakkaten en het toewijzen van gebouwen
waarin de nieuwe erediensten beleden zouden kunnen worden.
De toestand wordt alsmaar meer gespannen, zeker in de Vlaamse
textielsteden, waar een groot proletariaat bestaat. De
Beeldenstorm begint dan ook in Vlaanderen en slaat van daaruit
over naar de andere gewesten. Niet alleen economische, maar dus
ook godsdienstige en politieke motieven kunnen als aanleiding tot
de stormen aangewezen worden. Dezelfde factoren die trouwens
aan de basis zullen liggen van de algehele opstand kort hierna
tegen Filips II. Op 03 juli 1566 verschijnt een plakkaat dat
rechtsreeks tegen de hagepreken gericht is. Door de durende
gezagscrisis in de Nederlanden blijft dit plakkaat echter dode
letter.
Op dat ogenblik is er dan ook een sfeer van toenemende
onzekerheid en verwarring ontstaan. Hiervan gebruik makend,
kwamen vele gevluchte en verbannen heethoofden naar onze
gewesten terug. Deze heethoofden sleurden, vooral in Zuidwest-
Vlaanderen, waar de sociale nood reeds eeuwen groot was, het
gewone volk mee in een oproer die zich vooral richtte op het
vernielen van de symbolen van de rooms-katholieke
aanwezigheid.
Hagepreken
We weten inmiddels dat Filips II de kettervervolgingen streng laat
doorvoeren. Door talrijke doodvonnissen wekt hij overal
ontevredenheid, angst en haat. Maar dit remt in geen geval de
aangroei van lutheranen en calvinisten. In 1562 en de
daaropvolgende jaren worden overal in Vlaanderen en Brabant,
vooral in bossen, geheime bijeenkomsten georganiseerd. Al gauw
zal de overheid nog strengere maatregelen tegen de hagepreken
nemen. Een in 1566 te Antwerpen gehouden synode besluit overal
te lande hagepreken te organiseren. Op deze steeds talrijker,
weldra ook door gewapende mannen, bijgewoonde
samenkomsten, verkondigen predikers dat men tot een 'zuiver'
geloof moet terugkeren en dat de afgoderij, dat wil zeggen de
beeldenverering, niet alleen uit het hart maar ook uit de ogen moet
verdwijnen.
Vanaf eind juni 1566 brengen de hagepreken duizenden mensen
op de been. Marcus van Vaernewijck getuigt dat hij tijdens de
zomermaanden van 1566 te Gent ' up diveersche straten ende
steghen vander stadt' groepen van wel tweehonderd tot
driehonderd man psalmen hoorde zingen, ' mans ende vrouwen'
gingen ' arm an arm al zynghende dees psalmen'. Op de markt
zingen jongleurs liedjes, vaak tot spot van de geestelijkheid en
met als laatste vers ' Vyve le gues', alsof, zo merkt Van
Vaernewijck verder op, ' de geus nu de ouerhandt ghehadt
hadden'. Verder vertelt hij in zijn ' Van die beroerlijcke tijden
[..]' over de hagepreken: ' tontstack aestelic overal, als een vier
dat, in stro ende stoppelen onsteken zijnde, metten winden
herwaert ende ghinswaert ghedreven werd ende aldaar voetsel
vindende, voorder en voorder ontsteect.'.
De Beeldenstorm breekt op 10 augustus 1566 los in het
Westkwartier met name in het West-Vlaamse Steenvoorde en
verwoest en ontheiligt in de hele Nederlanden ontelbare kerken,
kloosters en abdijen. Twee maanden later wordt er nog gestormd
in bijvoorbeeld Asperen. Vier maanden na het Banket van de
Geuzen, luistert een groep vurige calvinisten in het kleine West-
Vlaamse dorpje Steenvoorde naar de preek van de jonge,
onstuimige predikant Sebastiaan Matte. Opgezweept door zijn
woorden, snellen ze naar de naburige parochiekerk van Sint-
Laurentius en gedreven door haat tegen de roomse afgodsdienaren
verwoesten ze alles wat ze in de kerk ook maar kunnen vinden. Na
10 augustus verspreidden deze stormen zich langzaam.
Aanvankelijk over het Vlaamse platteland en enkele West-
Vlaamse steden, later over de ganse Nederlanden.
Op 13 augustus predikt in Belle Jacob de Buyzere, een voormalige
augustijn, en het Sint-Antonius-klooster ondergaat hetzelfde lot
als de Sint-Laurentiuskerk. Op 14 augustus bezoekt Matte
Poperingen, met hetzelfde gevolg. In de omgeving van Sint-
Winoksbergen, in een gebied van ongeveer 400 km
2, worden
vijftig kerken bestormd. In de buurt van Kassel, in een gebied van
470 km
2, worden de schatten van vijfenvijftig kerken, abdijen en
kloosters vernield, standbeelden verwoest of onthoofd, glasramen
stukgeslagen, altaarstukken omvergeworpen en gewaden
verscheurd. Ook Oudenaarde komt aan de beurt. In dat jaar telt de
stad trouwens zeven rederijkerskamers. Hiervan zegt Marcus van
Vaernewijck in zijn ' Beroerlicke tijden [...]': '
Nieuvers in
Vlaanderen, als men wel imagineert en wordt bet geobserveerd
Retorica geprezen'.
Het bericht van de gebeurtenissen in het Westkwartier is te
Antwerpen bekend op 16 augustus en doet de katholieken vrezen
dat hun kerken en kloosters weldra hetzelfde lot zullen ondergaan.
Vier dagen later, op 20 augustus is Antwerpen inderdaad aan de
beurt. Op die dag breekt in de Antwerpse binnenstad de
Beeldenstorm écht los, na enkele kleine incidentjes de dag
voordien. Het stormen te Antwerpen zal een nog veel groter
effect hebben. In en rond de stad blijven weinig kerk- en
kloostergebouwen gespaard. Het Antwerpse stadsbestuur beveelt
daarenboven de beeldenstormers hun gang te laten gaan. Het feit
dat de 'storm' ook in de grootste stad van het land kon gebeuren, is
het sein om hem te doen voortrazen in vele andere grote steden,
zoals Gent en Mechelen.
Gent
In Gent krijgt het hele gebeuren een pseudo-sfeer van
wettelijkheid. Hier tonen de leiders van de beeldenstorm, Lieven
Onghena en Claudius Goetghebeur, een vervalste goedkeuring
van de gaaf van Egmont aan de baljuw. Hierin geeft de stadhouder
van Vlaanderen zogenaamd de opdracht om te Gent alle beelden
te vernielen. Op die manier misleid en uit schrik voor het
gepeupel vóór zijn woning, draagt de baljuw aan het volk op om
dit bevel uit te voeren en stuurt zelfs enkele van zijn dienaren mee
om bij de vernielingen te helpen! In minder dan 24 uur worden
één collegiale en zeven parochiekerken, vijfentwintig kloosters,
tien godshuizen en zeven kapellen onder handen genomen. Het
'Lam Gods', dat veilig wegborgen ligt op de vliering van de Sint-
Janskerk (de huidige Sint-Baafskathedraal), beleeft één van zijn
vele miraculeuze reddingen. Op 23 augustus worden de
beeldenstormers buiten de stad geleid en storten ze zich op
zesenveertig omliggende gemeenten en dorpen. In Oostwinkel
krijgen ze de hulp van de pastoor en zijn kapelaan.
De plannen voor de Beeldenstorm in Gent zijn wellicht ten huize
van Lieven Onghena gemaakt. Op 21 augustus komt bij hem een
'hoop grauw' bijeen en beslist om de volgende dag samen te
komen op de Vismarkt en vandaar in een bepaalde orde, de kerken
te gaan zuiveren. Na de vergadering begint men mannen te
ronselen om de Beeldenstorm uit te voeren. De verwoestingen
duren tot de volgende morgen. Marcus van Vaernewijck schrijft in
zijn dagboek: '
De beeldenstormers, denkend god een dienst te
bewijzen, hebben geen moeite gespaard en liepen de nacht door
van de ene kerk naar de andere. Zij trokken langs de straten in
groepen van dertig tot vijftig man, vrouwen en kinderen zongen
psalmen en enkele mannen zongen ze voor. Zo zag ik er voor mijn
deur, van twee tot drie uur wel tweehonderd voorbijgaan, en
hoorde ze telkens tot de andere vragen: zijt gij hier of daar al
geweest, en hebt ge deze of gene beelden op de hoeken van de
straten al afgeworpen?'.
In Gent blijken de beeldenstormers uit alle klassen van de
samenleving te komen. Onder de belangrijkste leiders en kapiteins
vindt men niet één lompenproletariër in de echte zin van het
woord. Naast welgestelde beeldenstormers zijn er zeker veel meer
anderen. Er zijn gehuurde en betaalde brekers en er zijn lieden
'
die van haerlieder soorte en belijdinghe niet recht en waren [d.i.
geen calvinisten],
die zochten onder 't decksel van dien quaet te
doene, stelen ende roven.' aldus Marcus van Vaernewijck. In zijn
' Beroerlicke tijden [...]' kunnen we trouwens lezen, dat volgens
hem de meeste beeldenstormers te Gent, afkomstig zijn van buiten
Gent. Op 23 augustus 's morgens maakt de hoogbaljuw een einde
aan de Beeldenstorm te Gent, en geeft de brekers de zonderlinge
raad hun werk elders voort te zetten.
Het geweld breidt zich langzamerhand naar het Noorden en het
Oosten uit. Op 21 en 22 augustus is Middelburg aan de beurt, en
van 23 tot 29 augustus Doornik. Leuven en Brugge kunnen aan
het geweld ontsnappen.
Na de beeldenstormen in Steenvoorde, Oudenaarde, Gent en
Antwerpen, vreest Margaretha van Parma dat het geweld tegen de
geestelijkheid en het Spaanse bewind ook te Brussel zou
losbarsten. Eind augustus 1566 komt ze na lang aarzelen met het
'Compromis der Edelen' overeen dat men de preken, overal waar
ze reeds uitgeoefend worden, officieel zou toelaten. Zij is er
echter van overtuigd dat de Brusselse magistraat dit 'Akkoord'
niet zal goedkeuren en zelfs zal beletten. Wat inderdaad ook
gebeurt. Wanneer een groepje burgers bij de stadsmagistraat het
recht komt opeisen om in het openbaar binnen de stad protestantse
preken te houden en bij te wonen, krijgen ze als antwoord dat
Margaretha van Parma dit helemaal niet heeft toegestaan en dat
aan een soortgelijk verzoek geen gevolg zal gegeven worden. Op
die manier ontsnapt ook Brussel aan de Beeldenstorm.
Op 23 augustus wordt Amsterdam geteisterd, en ook steden als
Leiden en Utrecht ontsnappen niet aan het geweld, maar in
tegenstelling met het Zuiden blijven hier vele gebieden en steden
gespaard. Op bepaalde plaatsen in de noordelijke Nederlanden
worden de stormen zelfs georganiseerd en geleid door het
magistraat zelf, en gaat het er in ieder geval iets minder hard aan
toe.
Op 29 september is de storm in het Noorden wat gaan liggen en
worden de laatste kerken te Leeuwaarden vernield. Op 8 oktober
is de storm uiteindelijk volledig uitgeraasd. Of toch niet volledig,
want op 14 oktober 1566 heeft er nog een tweede aanval plaats op
de Onze-Lieve-Vrouwkerk te Antwerpen. Hieraan wordt echter
spoedig een einde gemaakt door het kordate optreden van Antoon
van Lalaing, gouverneur van de stad, en van de stadsmagistraat.
Dezelfde nacht nog worden reeds zes beeldenstormers ter dood
veroordeeld en de volgende dag terechtgesteld.
Het zal tot 1572 duren vooraleer in het Noorden opnieuw, maar
deze keer grondiger, katholieke bolwerken zouden bestormd
worden.
Verschillende fasen
In het verloop van de Beeldenstorm kunnen we drie fasen
onderscheiden. In een eerste fase, van 10 tot 18 augustus, zijn er
verschillende groepen Beeldenstormers aan het werk in het
Westkwartier. Deze rondtrekkende groepen worden vaak
geholpen door de plaatselijke inwoners. In dit gebied blijven
weinig kerken, abdijen of kloosters gespaard.
Van 20 tot 27 augustus wordt er in de tweede fase hevig gestormd
in de Scheldestreek en sommige streken in Holland. In het
Scheldegebied verspreidt de Beeldenstorm zich, en dit in
tegenstelling tot het Westkwartier, niet als een lopend vuur. In de
Scheldestreek wordt de Beeldenstorm meestal georganiseerd in de
steden en door de beeldenstormers in de onmiddellijke omgeving
verdergezet.
In september en oktober worden er, in een derde fase, nog kerken
'gezuiverd' ten noorden van de grote rivieren. Ook in het
Westkwartier wordt er nog gedurende enkele dagen in een aantal
steden gestormd. In de noordelijke Nederlanden zijn (vanaf
september) geen rondtrekkende groepen aan het werk zoals in het
Westkwartier of sommige plaatsen in het Scheldegebied. In
verschillende Hollandse steden en te Utrecht wordt er fel
gestormd, maar in Gelderland, Overrijsel, Friesland en Groningen
gaat alles er veel kalmer aan toe. In het noorden van de grote
rivieren geschiedt de Beeldenstorm op verschillende plaatsen
onder leiding van edellieden, overheidspersonen en zelfs
uitgetreden geestelijken.
Wordt vervolgd
Jan Rooms